Jeremia 15:10-21

Jeremia 15:10-21 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Wee mij, mijn moeder, dat gij mij gebaard hebt, een man van twist, en een man van krakeel den gansen lande! Ik heb hun niet op woeker gegeven, ook hebben zij mij niet op woeker gegeven, nog vloekt mij een ieder van hen. De HEERE zeide: Zo niet uw overblijfsel ten goede zal zijn! zo Ik niet, in de tijd des kwaads en in tijd der benauwdheid, bij den vijand voor u tussenkome! Zal ook enig ijzer het ijzer van het noorden of koper verbreken? Ik zal uw vermogen en uw schatten tot een roof geven, zonder prijs; en dat om al uw zonden, en in al uw landpalen. En Ik zal u overvoeren met uw vijanden, in een land, dat gij niet kent; want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, het zal over u branden. O HEERE! Gij weet het, gedenk mijner, en bezoek mij, en wreek mij van mijn vervolgers; neem mij niet weg in Uw lankmoedigheid over hen; weet, dat ik om Uwentwil versmaadheid drage. Als Uw woorden gevonden zijn, zo heb ik ze opgegeten, en Uw woord is mij geweest tot vreugde en tot blijdschap mijns harten; want ik ben naar Uw Naam genoemd, o HEERE, God der heirscharen! Ik heb in den raad der bespotters niet gezeten, noch ben van vreugde opgesprongen; vanwege Uw hand heb ik alleen gezeten, want Gij hebt mij met gramschap vervuld. Waarom is mijn pijn steeds durende, en mijn plage smartelijk? Zij weigert geheeld te worden; zoudt Gij mij ganselijk zijn als een leugenachtige, als wateren, die niet bestendig zijn? Daarom zegt de HEERE alzo: Zo gij zult wederkeren, zo zal Ik u doen wederkeren; gij zult voor Mijn aangezicht staan; en zo gij het kostelijke van het snode uittrekt, zult gij als Mijn mond zijn; laat hen tot u wederkeren, maar gij zult tot hen niet wederkeren. Want Ik heb u tegen dit volk gesteld tot een koperen vasten muur; zij zullen wel tegen u strijden, maar u niet overmogen; want Ik ben met u, om u te behouden en om u uit te rukken, spreekt de HEERE. Ja, Ik zal u rukken uit de hand der bozen, en Ik zal u verlossen uit de handpalm der tirannen.

Jeremia 15:10-21 Herziene Statenvertaling (HSV)

Wee mij, mijn moeder, dat u mij gebaard hebt, een man van onenigheid en een man van ruzie voor heel het land. Ik heb niets uitgeleend en men heeft mij niets uitgeleend, toch vervloekt ieder van hen mij. De HEERE zei: Voorwaar, Ik zweer dat Ik ten goede voor u heb gezorgd! Voorwaar, Ik zweer dat Ik tegen de vijand voor u ben opgekomen, in een tijd van onheil en in een tijd van benauwdheid! Kan ijzer soms breken, ijzer uit het noorden, of brons? Uw vermogen en uw schatten zal Ik als buit geven, zonder prijs, vanwege al uw zonden, en in heel uw gebied. Ik zal u met uw vijanden overbrengen naar een land dat u niet kent, want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, het zal tegen u branden. U, HEERE, U kent mijn onschuld, denk aan mij en zie naar mij om, wreek mij op mijn vervolgers. Neem mij in Uw geduld niet weg, weet dat ik omwille van U smaad draag. Zodra Uw woorden gevonden werden, at ik ze op. Uw woord was mij tot vreugde en tot blijdschap in mijn hart, want Uw Naam is over mij uitgeroepen, HEERE, God van de legermachten. Ik heb niet gezeten in een kring van spotters, of sprong daar op van vreugde. Vanwege Uw hand zat ik alleen, want U hebt mij met gramschap vervuld. Waarom is mijn lijden er voor altijd, en is mijn wond ongeneeslijk, weigert hij te genezen? Bent U nu echt voor mij als een onbetrouwbare beek, water dat niet betrouwbaar is? Daarom, zo zegt de HEERE: Als u terugkeert, laat Ik u terugkeren, u zult voor Mijn aangezicht gaan staan. Als u wat kostbaar is, afscheidt van wat waardeloos is, zult u als Mijn mond zijn. Laten zíj terugkeren naar u, maar ú mag niet terugkeren naar hen. Ik zal u vóór dit volk stellen als een bronzen vestingmuur. Ze zullen wel tegen u strijden, maar u niet aankunnen, want Ik ben met u, om u te verlossen en te redden, spreekt de HEERE. Ik zal u redden uit de hand van de kwaaddoeners, Ik zal u verlossen uit de greep van de geweldplegers.

Jeremia 15:10-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Wee mij, mijn moeder, dat gij mij gebaard hebt, een man van twist en gekrakeel voor het gehele land! Ik heb niet te leen gegeven en men heeft mij niet te leen gegeven, toch vervloeken mij allen. De HERE zeide: Indien Ik u niet bevrijd ten goede! Indien Ik ten tijde van rampspoed en benauwdheid de vijand niet tot u doe smeken! Zal ijzer breken? ijzer uit het noorden, en koper? Uw vermogen en uw schatten zal Ik ten buit geven, zonder prijs, en dat om al uw zonden, ja, in uw gehele gebied, en Ik zal u uw vijanden doen dienen in een land dat gij niet kent, want een vuur is ontstoken in mijn toorn, dat over u zal branden. Gij weet het, HERE, gedenk mijner, sla acht op mij en neem voor mij wraak op mijn vervolgers! Neem, door uw lankmoedigheid, mij niet weg; weet, dat ik om Uwentwil smaad draag. Zo vaak uw woorden gevonden werden, at ik ze op, uw woord was mij tot vreugde en blijdschap mijns harten; want uw naam is over mij uitgeroepen, HERE, God der heerscharen. Ik heb niet gezeten in een kring van lachers, om uitgelaten te zijn; door uw hand was ik eenzaam neergezeten, want Gij hadt mij met gramschap vervuld. Waarom is mijn pijn altoosdurend en mijn wond ongeneeslijk, en wil zij zich niet laten helen? Gij zijt mij waarlijk als een uitdrogende beek, water waarop geen staat valt te maken. Daarom, zo zegt de HERE: Indien gij terugkeert, zal Ik u doen terugkeren; dan zult gij vóór Mij staan; en indien gij uitspreekt wat waarde heeft, zonder vermetele taal, zult gij als mijn mond zijn. Laten zij zich tot u keren, maar gij zult u tot hen niet keren. Dan zal Ik u voor dit volk maken tot een koperen, onneembare muur, en zij zullen tegen u strijden, maar u niet overmogen; want Ik ben met u om u te helpen en te bevrijden, luidt het woord des HEREN. Ja, Ik zal u bevrijden uit de hand der bozen, u verlossen uit de vuist der geweldenaars.

Jeremia 15:10-21 Het Boek (HTB)

Toen zei Jeremia: ‘Moeder, wat een vreselijk verdriet, het zou beter geweest zijn als ik bij mijn geboorte was gestorven. Overal waar ik kom, word ik gehaat en uitgescholden. Ik heb niets uitgeleend en ook van niemand iets geleend, en toch vervloekt iedereen mij. HERE, U weet hoe ik tot U voor hen heb gesmeekt, hoe ik ondanks de ellende bij U heb aangedrongen deze vijanden van mij te sparen.’ Toen zei de HERE: ‘Kan men ijzer uit het noorden of koperen staven breken? De koppigheid van deze mensen kan net zo min gebroken worden. O mijn volk, vanwege al uw zonden zal Ik uw rijkdommen en schatten als buit aan uw vijand geven. Ik zal ervoor zorgen dat uw vijanden u als slaven meenemen naar een land waar u nog nooit bent geweest. Want mijn toorn brandt als een vuur dat u zal verteren.’ Toen zei Jeremia: ‘HERE, U weet dat ik ter wille van U lijd. Zij vervolgen mij, omdat ik uw woorden aan hen heb doorgegeven. U hebt zoveel geduld, laat mij nog niet sterven! Breng mij in veiligheid en geef ze hun verdiende loon! Uw woorden maakten mij blij, gretig hoorde ik ze aan, zij waren als voedsel voor mijn hongerige ziel. Zij gaven mijn treurige hart weer uitbundige blijdschap. Wat heerlijk dat ik uw naam mag dragen, HERE. Ik hield de mensen geen gezelschap tijdens hun vrolijke feesten. Ik was eenzaam door uw toedoen. Hun zonden maakten mij woedend. Toch was U er niet toen ik U nodig had! U hebt ze hun gang laten gaan. Zullen zij nooit ophouden mij pijn te doen? Uw hulp is net zo wisselvallig als een bergbeek, soms stroomt er water door, soms staat hij helemaal droog.’ De HERE antwoordde: ‘Als u tot Mij terugkeert, laat Ik u terugkeren. Als u verstandige taal spreekt en u niet laat verlokken tot grootspraak, zal het zijn of Ik het Zelf ben wanneer u spreekt. Let erop dat zij tot u terugkeren: u mag u niet zelf tot hen wenden. Zij zullen tegen u strijden als een leger dat een hoge stadsmuur bestormt. Maar zij zullen het niet winnen, want Ik ben bij u om u te beschermen en te bevrijden. Ik zal u zeker bevrijden van deze slechte mensen en u redden uit hun wrede handen.’

Jeremia 15:10-21 BasisBijbel (BB)

Jeremia zegt: "Was ik maar nooit geboren! Want ik zeg alleen maar dingen die de mensen in het hele land woedend maken. Ik heb niemand ooit kwaad gedaan, maar toch word ik door iedereen vervloekt!" De Heer zei: "Ik beloof je dat al je moeite niet voor niets zal zijn. Wanneer je in nood komt, zal Ik ervoor zorgen dat je vijanden je niets zullen doen. Maar het ijzer en koper uit het noorden zijn door geen ijzer te breken! Niemand zal het machtige leger uit het noorden kunnen tegenhouden. Ik zal al jullie rijkdom en al jullie schatten als buit meegeven aan de vijand. Dat doe Ik omdat iedereen in het hele land Mij aldoor ongehoorzaam is. En Ik zal jullie als slaven meegeven aan de vijand, in een ver land. Want mijn woede is als een vuur dat jullie zal verbranden." Jeremia zegt: "Heer, vergeet me niet. Kom voor mij op tegen mijn vijanden! Heb niet zó lang geduld met hen, dat ze me kunnen doden. Heer, vergeet niet dat het allemaal vanwege U is dat de mensen mij zo slecht behandelen. Elke keer als U tegen me sprak, verslond ik uw woorden. Ik genoot ervan. Ik werd er gelukkig van. Want U bent mijn Heer, de God van de hemelse legers. Ik ben niet bevriend met mensen die met U spotten. Ik lach niet met hen mee. Doordat ik U dien, ben ik helemaal alleen. Want ik ben vol van uw woede over de ongehoorzaamheid van mijn volk. Waarom heb ik altijd pijn en verdriet? Maakt U daar ooit een eind aan? Kan ik wel op U rekenen? U lijkt op een beek die opdroogt, zodat je niet zeker weet of je er water zal vinden of niet." De Heer antwoordde Jeremia: "Ik wil niet dat je zulke dingen zegt. Neem het terug, dan mag je weer bij Mij komen. Alleen als je goede gedachten over Mij weet te scheiden van de verkeerde gedachten, kun je namens Mij spreken. Jij moet niet naar de andere mensen luisteren. Nee, de mensen moeten naar joú luisteren. Niemand zal jou kwaad kunnen doen. Ik maak je zo onkwetsbaar als een sterke koperen muur. Ze zullen wel tegen je strijden, maar ze zullen je niet overwinnen. Want Ik ben bij je. Ik zal je helpen en redden, zegt de Heer. Ik zal je redden uit de macht van slechte mensen. Ik zal je beschermen tegen iedereen die jou kwaad wil doen."