Jesaja 63:4-6
Jesaja 63:4-6 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Want de dag der wraak was in Mijn hart, en het jaar Mijner verlosten was gekomen. En Ik zag toe, en er was niemand die hielp; en Ik ontzette Mij, en er was niemand, die ondersteunde; daarom heeft Mijn arm Mij heil beschikt, en Mijn grimmigheid heeft Mij ondersteund, En Ik heb de volken vertreden in Mijn toorn, en Ik heb hen dronken gemaakt in Mijn grimmigheid; en Ik heb hun kracht ter aarde doen nederdalen.
Jesaja 63:4-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Want een dag van wraak had Ik in de zin en het jaar van mijn verlossing was gekomen. En Ik zag rond, maar er was geen helper; Ik ontzette Mij, maar niemand bood steun. Toen verschafte mijn arm Mij hulp en mijn grimmigheid ondersteunde Mij. En Ik vertrapte volken in mijn toorn, maakte hen dronken in mijn grimmigheid en deed hun bloed ter aarde stromen.
Jesaja 63:4-6 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Dit was de dag van mijn straf, de dag dat Ik mijn volk zou bevrijden. Ik keek rond, maar niemand kwam helpen. Ik was geschokt dat niemand te hulp kwam. Daarom kwam Ik Zelf, gedreven door mijn woede. En Ik vertrapte de volken in mijn woede. Ik voerde hen dronken en liet hun bloed op de grond stromen."
Jesaja 63:4-6 Herziene Statenvertaling (HSV)
Want de dag van de wraak was in Mijn hart, het jaar van Mijn verlosten was gekomen. Ik keek rond, maar er was niemand die hielp; Ik ontzette Mij, want er was niemand die ondersteunde. Daarom heeft Mijn arm Mij heil verschaft, en Mijn grimmigheid, die heeft Mij ondersteund. Ik heb de volken vertrapt in Mijn toorn, Ik heb hen dronken gemaakt in Mijn grimmigheid, Ik heb hun bloed ter aarde doen neerdalen.
Jesaja 63:4-6 Het Boek (HTB)
Want de tijd is aangebroken dat Ik mijn volk moet wreken, het uit de handen van zijn onderdrukkers moet verlossen. Ik keek maar niemand kwam het te hulp, Ik was verbaasd en geschokt. Daarom voerde Ik de wraak alleen uit, zonder hulp velde Ik de vonnissen. Ik vernietigde de heidense volken in mijn toorn, Ik bracht hen aan het wankelen en liet hen neerstorten.’