Jesaja 40:9-18
Jesaja 40:9-18 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Bewoners van Jeruzalem, klim op een hoge berg en roep daar het goede nieuws! Roep, bewoners van Jeruzalem, en wees niet bang! Zeg tegen de steden van Juda: 'Kijk, hier is jullie God!' Let op, de Heer zal de sterke komen verslaan. Hij zal regeren. Hij heeft beloning én straf bij zich. Hij zal als een herder zijn kudde hoeden. Hij zal de lammetjes in zijn armen nemen en ze dragen. De schapen die jongen hebben, zal Hij rustig leiden. [ Jesaja zegt: ] Wie heeft in de palm van zijn hand gemeten hoeveel water er op aarde is? Wie heeft tussen zijn duim en pink gemeten hoe groot de hemel is? Wie heeft met een maatbeker gemeten hoeveel stof er op de aarde is? Wie heeft de bergen en de heuvels op een weegschaal gewogen? Wie gaf leiding aan de Geest van de Heer? Wie heeft Hem goede raad gegeven? Met wie heeft Hij overlegd? Wie heeft Hem iets geleerd en wie heeft Hem wijsheid gegeven? Wie heeft Hem gezegd hoe het moet? Let op, de volken zijn maar als een druppel aan een emmer, als een stofje aan een weegschaal. Let op, Hij strooit de eilanden uit als fijn stof! Alle bomen op de Libanon zijn niet genoeg voor een brand-offer voor de Heer. Er zijn niet genoeg wilde dieren om Hem een brand-offer te brengen dat Hem voldoende eert. Vergeleken met God stellen de volken niets voor. Vergeleken met Hem zijn ze klein en onbelangrijk. Met wie of met wat willen jullie God vergelijken? [ Met een godenbeeld? ]
Jesaja 40:9-18 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
O Sion, gij verkondigster van goede boodschap, klim op een hogen berg; o Jeruzalem, gij verkondigster van goede boodschap, hef uw stem op met macht, hef ze op, vrees niet, zeg den steden van Juda: Zie hier is uw God! Ziet, de Heere HEERE zal komen tegen den sterke, en Zijn arm zal heersen; ziet, Zijn loon is bij Hem, en Zijn arbeidsloon is voor Zijn aangezicht. Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder; Hij zal de lammeren in Zijn armen vergaderen, en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden. Wie heeft de wateren met zijn vuist gemeten, en van de hemelen met de span de maat genomen, en heeft met een drieling het stof der aarde begrepen, en de bergen gewogen in een waag, en de heuvelen in een weegschaal? Wie heeft den Geest des HEEREN bestierd, en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen? Met wien heeft Hij raad gehouden, die Hem verstand zou geven, en Hem zou leren van het pad des rechts, en Hem wetenschap zou leren, en Hem zou bekend maken den weg des veelvoudigen verstands? Ziet, de volken zijn geacht als een druppel van een emmer, en als een stofje van de weegschaal; ziet, Hij werpt de eilanden henen als dun stof! En de Libanon is niet genoegzaam om te branden, en zijn gedierte is niet genoegzaam ten brandoffer. Alle volken zijn als niets voor Hem; en zij worden bij Hem geacht minder dan niet, en ijdelheid. Bij wien dan zult gij God vergelijken, of wat gelijkenis zult gij op Hem toepassen?
Jesaja 40:9-18 Herziene Statenvertaling (HSV)
Klim op een hoge berg, Sion, verkondigster van een goede boodschap; verhef uw stem met kracht, Jeruzalem, verkondigster van een goede boodschap. Verhef die, wees niet bevreesd. Zeg tegen de steden van Juda: Zie, uw God! Zie, de Heere HEERE zal komen tegen de sterke, en Zijn arm zal heersen. Zie, Zijn loon heeft Hij bij Zich, Zijn arbeidsloon gaat voor Hem uit. Als een herder zal Hij Zijn kudde weiden: Hij zal de lammetjes in Zijn armen bijeenbrengen en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden. Wie heeft de wateren met de holte van zijn hand opgemeten, of van de hemel met een span de maat genomen, of het stof van de aarde met een maatbeker gevat, of de bergen gewogen in een waag, of de heuvels op een weegschaal? Wie heeft de Geest van de HEERE gepeild en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen? Met wie heeft Hij beraadslaagd dat hij Hem inzicht zou geven, Hem het pad van het recht zou leren, Hem kennis bij zou brengen of Hem de weg van veel verstand zou doen kennen? Zie, de volken worden beschouwd als een druppel aan een emmer, als een stofje op de weegschaal. Zie, Hij heft de eilanden op als fijn stof. De Libanon is niet genoeg om te branden, zijn dieren zijn niet genoeg voor het brandoffer. Alle volken zijn als niets voor Hem, zij worden door Hem beschouwd als minder dan niets en als leegheid. Met wie zou u God willen vergelijken, of welke vergelijking zou u op Hem willen toepassen?
Jesaja 40:9-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Klim op een hoge berg, vreugdebode Sion; verhef uw stem met kracht, vreugdebode Jeruzalem; verhef ze, vrees niet; zeg tot de steden van Juda: Zie, hier is uw God! Zie, de Here HERE zal komen met kracht en zijn arm zal heerschappij oefenen; zie, zijn loon is bij Hem en zijn vergelding gaat voor Hem uit. Hij zal als een herder zijn kudde weiden, in zijn arm de lammeren vergaderen en ze in zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtkens leiden. Wie mat de wateren met zijn holle hand, bepaalde de omvang der hemelen met een span, vatte met een maat het stof der aarde, woog de bergen met een waag en de heuvelen met een weegschaal? Wie bestuurde de Geest des HEREN en onderrichtte Hem als zijn raadsman? Wie raadpleegde Hij, dat deze Hem inzicht zou geven, het rechte pad zou leren, kennis bijbrengen en de weg des verstands doen kennen? Zie, volken zijn geacht als een druppel aan een emmer en als een stofje aan een weegschaal; zie, eilanden zijn als fijn stof, dat uitgestrooid wordt; de Libanon is niet toereikend als brandhout, en zijn wild gedierte niet ten brandoffer. Alle volken zijn als niets voor Hem, zij worden door Hem beschouwd als nietig en ijdel. Met wie dan wilt gij God vergelijken en welke vergelijking op Hem toepassen?
Jesaja 40:9-18 Het Boek (HTB)
Roeper van het goede nieuws, roep vanaf de bergtoppen naar Jeruzalem! Roep maar harder—wees niet bang—en vertel de steden van Juda dat hun God in aantocht is. Ja, de HERE God komt met macht, Hij zal met strakke hand regeren. Kijk, Hij heeft zijn beloning bij Zich en zijn vergelding gaat voor Hem uit. Als een herder zal Hij zijn kudde weiden: Hij zal de lammeren in zijn armen dragen en de ooien voorzichtig leiden. Wie hield de oceanen in zijn hand en grensde de hemel af tussen duim en pink? Wie kent het gewicht van de aarde en weegt de heuvels en de bergen? Wie adviseert de Geest van de HERE, leert Hem iets of geeft Hem raad? Heeft Hij ooit iemands raad nodig gehad? Moet Hem worden gezegd wat goed of beter is? Nee, want alle volken van de aarde zijn niets vergeleken bij Hem, zij zijn slechts een druppel in een emmer, een stofje op een weegschaal, de eilanden wegen niet meer dan een korreltje zand. De wouden van de Libanon kunnen niet genoeg brandstof leveren voor een offer dat groot genoeg is om Hem te eren. En ook de dieren van de Libanon zijn niet genoeg om aan onze God te offeren. Volken betekenen niets voor Hem, in zijn ogen zijn zij minder dan niets. Hoe kunnen wij God beschrijven? Waarmee kunnen wij Hem vergelijken?