Jesaja 26:1-11
Jesaja 26:1-11 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Te dien dage zal dit lied gezongen worden in het land van Juda; Wij hebben een sterke stad, God stelt heil tot muren en voorschansen. Doet de poorten open, dat het rechtvaardige volk daarin ga, hetwelk de getrouwigheden bewaart. Het is een bevestigd voornemen, Gij zult allerlei vrede bewaren, want men heeft op U vertrouwd. Vertrouwt op den HEERE tot in der eeuwigheid; want in den Heere HEERE is een eeuwige rotssteen. Want Hij buigt de hooggezetenen neder, de verheven stad; Hij vernedert ze, Hij vernedert ze tot de aarde toe, Hij doet ze tot aan het stof reiken. De voet zal ze vertreden, de voeten des ellendigen, de treden der armen. Het pad des rechtvaardigen is geheel effen, den gang des rechtvaardigen weegt Gij recht. Wij hebben ook in den weg Uwer gerichten, U, o HEERE! verwacht; tot Uw Naam en tot Uw gedachtenis is de begeerte onzer ziel. Met mijn ziel heb ik U begeerd in den nacht, ook zal ik met mijn geest, die in het binnenste van mij is, U vroeg zoeken; want wanneer Uw gerichten op de aarde zijn, zo leren de inwoners der wereld gerechtigheid. Wordt den goddeloze genade bewezen, hij leert evenwel geen gerechtigheid, hij drijft onrecht in een gans richtig land, en hij ziet de hoogheid des HEEREN niet aan. HEERE! is Uw hand verhoogd, zij zien het niet; maar zij zullen het zien, en beschaamd worden, vanwege den ijver over Uw volk, ook zal het vuur Uw wederpartijders verteren.
Jesaja 26:1-11 Herziene Statenvertaling (HSV)
Op die dag zal dit lied gezongen worden in het land Juda: Wij hebben een sterke stad, God stelt heil tot muren en vestingwallen. Doe de poorten open, zodat het rechtvaardige volk kan binnengaan, dat de trouw bewaart. Het is Uw vaste voornemen: U zult volkomen vrede bewaren, want men heeft op U vertrouwd. Vertrouw op de HEERE, tot in eeuwigheid, want de HEERE HEERE is een eeuwige rots. Voorzeker, Hij haalt ze neer, de bewoners van de hoogte, de hoogverheven stad; Hij vernedert haar, Hij werpt haar neer, tot de grond toe, Hij stort haar neer tot in het stof. De voet zal haar vertrappen, de voeten van de ellendige, de voetstappen van de armen. Het pad van de rechtvaardige is geheel effen, recht is het spoor dat U voor de rechtvaardige baant. Ook in de weg van Uw oordelen, HEERE, hebben wij U verwacht; naar Uw Naam en naar Uw gedachtenis gaat het verlangen van onze ziel uit. Met heel mijn ziel verlang ik naar U in de nacht, ja, met mijn geest diep in mij zoek ik U ernstig. Want wanneer Uw oordelen over de aarde komen, leren de bewoners van de wereld wat gerechtigheid is. Al wordt de goddeloze genade bewezen, hij leert niet wat gerechtigheid is: in een land van recht bedrijft hij onrecht en de hoogheid van de HEERE ziet hij niet. HEERE, Uw hand is opgeheven, maar zij zien het niet. Toch zullen zij het zien en beschaamd worden vanwege de ijver voor Uw volk; ja, het vuur voor Uw tegenstanders – het zal hen verteren.
Jesaja 26:1-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Te dien dage zal in het land Juda dit lied gezongen worden: Wij hebben een sterke stad; Hij stelt heil tot muren en voorwal. Opent de poorten, opdat een rechtvaardig volk binnenga, dat zijn trouw bewaart. Standvastige zin bewaart Gij in volkomen vrede, omdat men op U vertrouwt. Vertrouwt op de HERE voor immer, want de HERE HERE is een eeuwige rots. Want Hij heeft de bewoners der hoogte, der ontoegankelijke veste neergeworpen, Hij vernedert haar, vernedert haar tot de grond toe, doet haar tot in het stof neerstorten. Voeten zullen haar vertreden: de voeten der ellendigen, de treden der geringen. Het pad des rechtvaardigen is effen; Gij baant voor de rechtvaardige een effen spoor. Ook in de weg uwer gerichten hebben wij U verwacht, o HERE; naar uw naam en naar uw gedachtenis ging ons zielsverlangen uit. Van ganser harte verlang ik naar U in de nacht, ja, uit het diepst van mijn gemoed zoek ik U; want wanneer uw gerichten op de aarde zijn, leren de inwoners der wereld gerechtigheid. Al wordt de goddeloze genade bewezen, hij leert geen gerechtigheid; hij handelt slecht in een land van recht en de majesteit des HEREN ziet hij niet. HERE, uw hand is verheven, maar zij beseffen het niet; zij zullen het echter beseffen en beschaamd staan over uw ijver voor het volk. Ja, het vuur over uw tegenstanders zal hen verteren.
Jesaja 26:1-11 Het Boek (HTB)
In die tijd zal het hele land Juda dit lied zingen: Onze stad is sterk! Wij worden omringd door de muren van zijn redding! Open de poorten voor iedereen, want allen die rechtvaardig en trouw aan de HERE zijn, mogen binnenkomen. Degenen die op Hem blijven vertrouwen, die vaak hun gedachten aan de HERE wijden, zal Hij in volkomen vrede laten leven! Vertrouw altijd op de HERE God, want de Oppermachtige HERE is uw eeuwige toevlucht. Hij vernedert de trotsen en haalt de muren van de hoogmoedige stad om, ze wordt onder de voet gelopen, vertrapt door de armen en machtelozen. Maar voor de goede mensen is het pad niet steil en ruw! God geeft hun geen ruw en verraderlijk pad, maar effent de weg voor hen. O HERE, wij vinden het heerlijk om uw wil te doen! Ons hart verlangt ernaar uw naam te prijzen. Zelfs ʼs nachts zoek ik naar U, vastbesloten zoek ik naar God, want als U als rechter naar de aarde komt, zullen de mensen zich van hun verdorvenheid afkeren en doen wat goed is. Ook al vergeeft U hen, de goddelozen leren het nooit, zelfs in het land waar rechtvaardigheid heerst blijven zij zondigen en merken zij uw majesteit niet op. Zij luisteren niet naar uw dreigementen en negeren uw dreigend opgeheven hand. Laat hun zien hoe na uw volk U aan het hart ligt. Misschien zullen zij zich dan schamen! Ja, laat hen verbranden door het vuur dat U had bestemd voor uw vijanden.
Jesaja 26:1-11 BasisBijbel (BB)
Jesaja zegt: In die tijd zal in het land van Juda het volgende lied worden gezongen: 'Wij hebben een sterke stad. De goedheid van God zijn de muren van die stad. Doe de poorten open! Dan kan het rechtvaardige en trouwe volk naar binnen gaan. U heeft het beloofd: U zal vrede geven aan de mensen die helemaal op U vertrouwen. Vertrouw voor altijd op de Heer, want de Heer is een eeuwige rots waarop wij veilig zijn. Mensen die denken dat ze veilig zijn in hun hooggelegen burcht, gooit Hij neer. Hij vernietigt hun burcht tot aan de grond. De resten worden vertrapt door de arme mensen.' Voor mensen die leven zoals U het wil, is de weg door het leven recht en vlak. U baant voor hen de weg. Ook als U rechtspreekt, vertrouwen wij op U, Heer. Wij verlangen met ons hele hart naar U en uw verbond. 's Nachts verlang ik met mijn hele hart naar U. Vanuit het diepst van mijn hart verlang ik naar U. Want als U de aarde straft, leren de mensen wat rechtvaardigheid is. Zelfs als U goed bent voor mensen die zich niets van U aantrekken, gaan ze niet leven zoals U het wil. Ze blijven slechte dingen doen in een land waar de andere mensen wel goed leven. Ze zien niet hoe machtig U bent. Heer, U doet machtige dingen, maar ze zien het niet. Maar op een dag zullen ze het zien en zich schamen. Ze zullen zien hoeveel U van uw volk houdt. Uw vurige liefde voor uw volk zal uw vijanden verbranden.