Hosea 7:3-12
Hosea 7:3-12 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Zij verblijden den koning met hun boosheid, en de vorsten met hun leugenen. Zij bedrijven al te zamen overspel, zij zijn gelijk een bakoven, die heet gemaakt is van den bakker; die ophoudt van wakker te zijn, nadat hij het deeg heeft gekneed, totdat het doorgezuurd zij. Het is de dag onzes konings; de vorsten maken hem krank door verhitting van den wijn; hij strekt zijn hand voort met de spotters. Want zij voeren hun hart aan, als een bakoven, tot hun lagen; hunlieder bakker slaapt den gansen nacht; ‘s morgens brandt hij als een vlammend vuur. Zij zijn allen te zamen verhit als een bakoven, en zij verteren hun rechters; al hun koningen vallen; er is niemand onder hen, die tot Mij roept. Efraïm, die verwart zich met de volken; Efraïm is een koek, die niet is omgekeerd; Vreemden verteren zijn kracht, en hij merkt het niet; ook is de grauwigheid op hem verspreid, en hij merkt het niet. Dies zal de hovaardij van Israël in zijn aangezicht getuigen; dewijl zij zich niet bekeren tot den HEERE, hun God, noch Hem zoeken in alle deze. Want Efraïm is als een botte duif, zonder hart; zij roepen Egypte aan, zij gaan henen tot Assur. Wanneer zij zullen henengaan, zal Ik Mijn net over hen uitspreiden, Ik zal ze als vogelen des hemels doen nederdalen. Ik zal ze tuchtigen, gelijk gehoord is in hun vergadering.
Hosea 7:3-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Met hun boosheid verheugen zij de koning en met hun leugens de vorsten. Zij allen zijn overspelig, zij zijn te vergelijken met een oven, die blijft branden, ook al is de bakker opgehouden met stoken, omdat hij het deeg kneedt, totdat het doorzuurd is. Op de feestdag van onze koning maken zij de vorsten ziek van verhitting door wijn. Hij wisselt handslag met gewetenloze lieden. Maar zij stoken hun hart als een oven met hun arglist; al slaapt bij hen de bakker de ganse nacht, des morgens brandt (de oven) als een vlammend vuur; zij allen gloeien als een oven. Zij verteren hun regeerders, al hun koningen zijn gevallen. Niemand onder hen roept tot Mij. Efraïm vermengt zich met de volken. Efraïm is een koek die niet gekeerd is. Vreemden hebben zijn kracht verteerd, maar hij beseft het niet. Zelfs ligt grijsheid over hem gesprenkeld, maar hij beseft het niet. En de hoogmoed van Israël getuigt openlijk tegen hem. Doch zij hebben zich niet bekeerd tot de HERE, hun God, en hebben Hem trots dit alles niet gezocht. Efraïm is geworden als een onnozele duif, zonder verstand. Egypte roepen zij te hulp, naar Assur trekken zij. Zodra zij gaan, span Ik mijn net over hen uit. Als het gevogelte des hemels haal Ik hen neer. Zodra hun zwerm rumoerig wordt, neem Ik ze gevangen.
Hosea 7:3-12 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Hun koningen genieten van de slechtheid van de mensen. De leiders genieten van de leugens en het bedrog. Ze hebben met allerlei mannen of vrouwen seks. Ze gloeien van verlangen. Ze lijken op de brandende oven van een bakker, waarin het vuur smeult. Eerst heeft de bakker het brood gekneed. Daarna rust hij totdat het deeg is gerezen. Dan stookt hij het vuur hoog op om het brood te gaan bakken. [ Net zo vlamt hun verlangen hoog op. ] Op de feestdag van onze koning zorgen ze ervoor dat de koning zoveel wijn drinkt dat hij er ziek van is. Hij doet mee met mensen die zich niets van de Heer aantrekken. Hun hart gloeit. De hele nacht liggen ze op de loer. Hun hart is zo heet als de oven van een bakker, waarin de bakker na zijn nachtrust 's morgens het vuur weer hoog opstookt. Ze zijn allemaal zo heet als een oven. Dat [ vuur ] verslindt hun rechters en leiders. Het brengt hun koningen ten val. Maar niemand van hen roept Mij om hulp." [ De Heer zegt: ] "Israël vermengt zich met andere volken. Israël is als een koek die [ tijdens het bakken ] niet is omgekeerd. Vreemden hebben hem van zijn kracht beroofd, maar hij merkt het niet. Hij is oud, grijs en zwak geworden, maar hij heeft het niet in de gaten. Israël is veel te trots. Want hij gaat in alle ellende niet terug naar zijn Heer God. Israël lijkt op een domme duif zonder verstand. [ Hij fladdert van de één naar de ander. ] Want ze gaan Egypte om hulp vragen. Daarna gaan ze naar Assur. Wanneer ze gaan, zal Ik mijn vangnet over hen heen gooien. Ik zal hen neerhalen zoals je vogels uit de lucht haalt met een net. Ik zal hen vangen, zodra Ik hoor dat ze zich verzamelen.
Hosea 7:3-12 Herziene Statenvertaling (HSV)
Met hun slechte daden verblijden zij de koning, met hun leugens de vorsten. Allen plegen zij overspel, zij zijn als een oven, opgestookt door een bakker, die pas ophoudt met stoken als het deeg dat hij gekneed heeft, gezuurd is. Op de dag van onze koning maken de vorsten hem ziek met de gloed van wijn. Hij reikt spotters de hand. Als zij naderbijkomen, is hun hart in hun arglist als een oven; heel de nacht sluimert hun woede, 's morgens ontbrandt die als een laaiend vuur. Zij zijn allen heet als een oven, zodat zij hun rechters verteren; al hun koningen komen ten val. Niemand van hen roept tot Mij. Efraïm, met de volken vermengt het zich. Efraïm is een koek die niet omgekeerd is. Vreemden verteren zijn kracht, maar zelf merkt hij dat niet. Ook heeft hij grijze haren gekregen, maar ook dat merkt hij niet. Hoewel de trots van Israël tegen hem getuigde, hebben zij zich niet bekeerd tot de HEERE, hun God. In dit alles zochten zij Hem niet. Efraïm is als een duif, onnozel, zonder verstand; Egypte roepen zij te hulp, naar Assyrië gaan zij! Maar als zij gaan, spreid Ik Mijn net over hen uit. Als vogels in de lucht haal Ik hen neer. Ik straf hen zodra er een zwerm van wordt gehoord.
Hosea 7:3-12 Het Boek (HTB)
De koning geniet van hun slechtheid en de vorsten stemmen in met hun leugens. Het zijn allemaal echtbrekers. Zoals een bakkersoven voortdurend heet is, vanaf het kneden van het deeg totdat het deeg gerezen is, zo branden zij ook voortdurend van verlangen naar wellust. Op de verjaardag van de koning bedrinken de vorsten zich tot zij er doodziek van zijn. En de koning drinkt mee met hen die hem belachelijk maken. Hun harten gloeien als een oven van hun listen. Hun complot smeult ʼs nachts als een oven, maar laait ʼs ochtends hoog op. Zij vermoorden hun koningen, de een na de ander, en niemand van hen roept Mij te hulp. Israël vermengt zich met de heidenen en neemt hun zondige levenswijze over. Zo wordt zij zo waardeloos als een halfgare cake! Het vereren van vreemde goden heeft Israël van haar kracht beroofd, maar zij is zich dat niet bewust. Israëls haar wordt grijs, maar zij ziet niet in hoe oud en zwak zij wordt. Israël wordt openlijk aangeklaagd door haar eigen hoogmoed en toch keert zij niet terug naar de HERE, haar God, en probeert zelfs niet Hem te vinden. Zij gedraagt zich als een onnozele duif, zonder verstand, want zij roept Egypte te hulp of trekt naar Assyrië. Maar terwijl zij vliegt, werp Ik mijn vangnet over haar en haal haar neer als een vogel uit de lucht. Ik zal haar straffen voor haar slechte gedrag.