Hosea 7:1-2
Hosea 7:1-2 Herziene Statenvertaling (HSV)
Zodra Ik Israël genees, worden de ongerechtigheid van Efraïm en de slechte daden van Samaria openbaar, want zij plegen bedrog. Een dief breekt in, een roversbende plundert op de straat. Maar zij zeggen niet in hun hart dat Ik al hun kwaad in gedachten houd. Nu dan, hun daden omringen hen, ze zijn voor Mijn aangezicht bedreven.
Hosea 7:1-2 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Terwijl Ik Israël genees, zo wordt Efraïms ongerechtigheid ontdekt, mitsgaders de boosheden van Samaria; want zij werken valsheid; en de dief gaat er in, de bende der straatschenders stroopt daar buiten. En zij zeggen niet in hun hart, dat Ik al hunner boosheid gedachtig ben; nu omsingelen hen hun handelingen, zij zijn voor Mijn aangezicht.
Hosea 7:1-2 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Zodra Ik Israël genees, worden Efraïms ongerechtigheid en de boosheden van Samaria onthuld. Want zij plegen bedrog: de dief dringt binnen, de bende plundert buiten. En zij denken er niet aan, dat Ik al hun kwaad in gedachten houd. Nu omringen hen hun daden; zij zijn vóór mijn aangezicht.
Hosea 7:1-2 Het Boek (HTB)
‘Ik wilde Israël vergeven, maar haar zonden bleken reusachtig groot te zijn. In Samaria lijkt iedereen wel een leugenaar, dief of bandiet te zijn! Haar inwoners schijnen er nooit aan te denken dat Ik hun zonden in gedachten houd. Zij zijn omringd door hun misdaden, Ik zie ze voortdurend.
Hosea 7:1-2 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
[ De Heer zegt: ] "Steeds wanneer Ik Israël genees, worden nieuwe misdaden van Israël en Samaria zichtbaar. Want de mensen bedriegen elkaar. Dieven breken zomaar in. Misdadigers maken de straten onveilig. En ze denken er niet aan dat Ik niets daarvan vergeet. Hun misdaden hebben zich hoog opgestapeld. Ik onthoud alles wat ze doen.