Hebreeën 6:1-8
Hebreeën 6:1-8 BasisBijbel (BB)
We moeten nu dus ophouden met de eerste lessen over Christus. Want we moeten verder groeien en geestelijk volwassen worden. We zullen dus stoppen met te spreken over de eerste eenvoudige dingen van het geloof. We hoeven het er niet meer over te hebben dat we niet gered kunnen worden door de dingen die we doen, maar alleen door geloof in God. We hoeven het niet meer te hebben over de verschillende soorten van doop, over het opleggen van handen, over de opstanding uit de dood en over het eeuwige oordeel. Als God het goed vindt, zullen we nu doorgaan met andere dingen. Er zijn mensen die eerst in God hebben geloofd. Ze hebben geproefd van Jezus, Gods Geschenk uit de hemel. Ze hebben de Heilige Geest ontvangen. Ze hebben gemerkt hoe goed het woord van God is. Ze hebben iets leren kennen van de krachten van de wereld die nog komen moet. Als deze mensen daarna God niet meer willen volgen, is het onmogelijk om hen opnieuw tot geloof te brengen. Want eigenlijk hebben ze de Zoon van God opnieuw gekruisigd en belachelijk gemaakt. Je zou het zó kunnen zeggen: Als op een akker die steeds genoeg regen krijgt, nuttige planten groeien, wordt die akker door God gezegend. Maar als er alleen maar dorens en distels op groeien, is die akker waardeloos. Niemand heeft er wat aan en uiteindelijk zal hij worden afgebrand.
Hebreeën 6:1-8 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Daarom, nalatende het beginsel der leer van Christus, laat ons tot de volmaaktheid voortvaren; niet wederom leggende het fondament van de bekering van dode werken, en van het geloof in God, Van de leer der dopen, en van de oplegging der handen, en van de opstanding der doden, en van het eeuwig oordeel. En dit zullen wij ook doen, indien het God toelaat. Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht geweest zijn, en de hemelse gave gesmaakt hebben, en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn, En gesmaakt hebben het goede woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw, En afvallig worden, die, zeg ik, wederom te vernieuwen tot bekering, als welke zichzelven den Zoon van God wederom kruisigen en openlijk te schande maken. Want de aarde, die den regen, menigmaal op haar komende, indrinkt, en bekwaam kruid voortbrengt voor degenen, door welke zij ook gebouwd wordt, die ontvangt zegen van God; Maar die doornen en distelen draagt, die is verwerpelijk, en nabij de vervloeking, welker einde is tot verbranding.
Hebreeën 6:1-8 Herziene Statenvertaling (HSV)
Laten wij daarom het eerste onderwijs met betrekking tot Christus laten rusten, en doorgaan tot de volmaaktheid, zonder opnieuw het fundament te leggen van bekering van dode werken en van geloof in God, van de leer van de dopen, van de handoplegging, van de opstanding van de doden en van het eeuwig oordeel. En dat zullen wij ook doen, als God het toestaat. Want het is onmogelijk om hen die eens verlicht zijn geweest, die de hemelse gave geproefd hebben en deelgenoot zijn geworden van de Heilige Geest, en die het goede Woord van God geproefd hebben en de krachten van de komende wereld, en die daarna afvallig worden, weer opnieuw tot bekering te brengen, omdat zij voor zichzelf de Zoon van God opnieuw kruisigen en openlijk te schande maken. Want de aarde die de regen indrinkt, die er dikwijls op valt, en die nuttig gewas voortbrengt voor hen door wie hij ook bewerkt wordt, ontvangt zegen van God. Maar de aarde die dorens en distels voortbrengt, is verwerpelijk en de vervloeking nabij, waarvan het einde tot verbranding leidt.
Hebreeën 6:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Laten wij daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten en ons richten op het volkomene, zonder opnieuw het fundament te leggen van bekering van dode werken en van geloof in God, van een leer van dopen en van oplegging der handen, van opstanding der doden en van een eeuwig oordeel; en dat zullen wij doen, indien God het vergunt. Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht zijn geweest, van de hemelse gave genoten hebben en deel gekregen hebben aan de heilige Geest, en het goede woord Gods en de krachten der toekomende eeuw gesmaakt hebben, en daarna afgevallen zijn, weder opnieuw tot bekering te brengen, daar zij wat hen betreft de Zoon van God opnieuw kruisigen en tot een bespotting maken. Want de grond, die de regen, welke er telkens op valt, indrinkt en gewas voortbrengt, geschikt voor hen, ter wille van wie hij ook bewerkt wordt, ontvangt zegen van God; doch als hij doornen en distelen draagt, is hij ondeugdelijk en niet ver van de vervloeking, die uitloopt op verbranding.
Hebreeën 6:1-8 Het Boek (HTB)
Daarom is het niet goed telkens weer terug te gaan naar wat wij in het begin over Christus hebben geleerd. Wij moeten verder gaan en volwassen christenen worden. Het heeft weinig zin er nog eens over te beginnen dat wij ons moeten afkeren van daden die tot de dood leiden, maar dat wij op God moeten vertrouwen. Wij hoeven ook niets meer te leren over de verschillende dopen en het handopleggen, over het opstaan van doden en een eeuwig oordeel. Als de Here het goed vindt, zullen wij nu verder gaan met andere dingen. Als iemand God de rug heeft toegekeerd, kan hij niet weer van voren af aan beginnen. Hij heeft het goede nieuws gehoord en iets van het hemelse leven geproefd. Hij heeft aan de Heilige Geest deel gekregen. Hij weet dat het goed is wat God heeft gezegd en hij heeft ervaren wat voor krachten er in de komende wereld werken. Door God de rug toe te keren, kruisigt zo iemand de Zoon van God eigenlijk opnieuw en maakt Hem bespottelijk. Als op een stuk bouwland flink wat regen is gevallen en het een goede oogst heeft gegeven, is het duidelijk dat God het heeft gezegend. Maar als er niets anders dan dorens en distels opkomen, is het land niets waard. Het zal worden afgekeurd en afgebrand.