Genesis 43:15-34
Genesis 43:15-34 BasisBijbel (BB)
Toen namen ze het geschenk mee en dubbel geld. Ook namen ze Benjamin mee. Ze reisden naar Egypte en kwamen bij Jozef. Jozef zag dat ze Benjamin hadden meegebracht. Hij zei tegen de man die de leiding had over het personeel van zijn huis: "Breng deze mannen naar mijn huis en maak een maaltijd klaar. Zij zijn vandaag mijn gasten." De man deed wat Jozef had gezegd en bracht hen naar Jozefs huis. De broers werden bang toen ze naar Jozefs huis werden gebracht. Ze zeiden tegen elkaar: "Dat is vast omdat het geld van de eerste keer in onze zakken mee terug is gekomen. Hij zal ons daar nu voor willen straffen. Hij wil ons vast overvallen, onze ezels afnemen en ons tot slaaf maken." Daarom gingen ze naar de man die de leiding had over Jozefs huis. Hij stond bij de deur van het huis. Ze zeiden tegen hem: "Neem ons niet kwalijk, heer. We zijn al een keer eerder gekomen om eten te kopen. Onderweg naar huis hebben we in een herberg overnacht. Daar ontdekten we dat bij ons allemaal het geld bovenin de zak met graan lag. Het hele bedrag zat daarin. Maar we hebben het mee teruggebracht. En we hebben ander geld meegenomen om nu eten te kopen. We weten niet wie het geld in onze zakken heeft gelegd." Maar de man zei: "Wees niet ongerust. Jullie God heeft een schat in jullie zakken gelegd. Ik heb jullie geld gekregen." Daarna bracht hij Simeon bij hen terug. Hij gaf hen water zodat ze hun voeten konden wassen. Ook gaf hij voer aan de ezels. De broers legden hun geschenk alvast klaar. Want Jozef zou pas 's middag komen. Ze hadden intussen gehoord dat ze samen met hem zouden eten. Toen Jozef binnenkwam, gaven ze hem het geschenk dat ze hadden meegebracht. Ze knielden voor hem neer en bogen zich diep. Jozef vroeg hoe het met hen ging. Ook vroeg hij: "Gaat het goed met jullie oude vader over wie jullie hebben verteld? Leeft hij nog?" Ze zeiden: "Het gaat goed met onze vader. Hij leeft nog." En opnieuw knielden ze neer en bogen zich diep. Toen zag Jozef zijn broer Benjamin, de zoon van zijn moeder. Hij zei: "Is dit jullie jongste broer over wie jullie het hadden?" En hij zei tegen Benjamin: "Ik wens je Gods zegen toe, mijn zoon." Toen liep Jozef snel weg. Hij was erg ontroerd door het zien van zijn broer. Daarom zocht hij een plek om te huilen. Hij ging een andere kamer in en huilde daar. Daarna waste hij zijn gezicht en kwam weer terug. Hij probeerde zich goed te houden en zei: "Zet het eten op tafel." Het eten werd op tafel gezet. Jozef zat aan een eigen tafel, de broers zaten aan een andere tafel. De Egyptenaren die met hen mee-aten zaten aan weer een andere tafel. Egyptenaren willen namelijk niet samen met Hebreeën aan één tafel eten. Daar vinden ze zichzelf te goed voor. Ze vinden Hebreeën walgelijke mensen. Jozef had de broers op volgorde van hun leeftijd aan tafel laten zetten. De oudste broer zat vooraan en de jongste broer zat aan het eind. De mannen keken elkaar hierover verbaasd aan. En ze kregen van de gerechten die op Jozefs tafel stonden. Aan Benjamin gaf hij vijf keer zo veel als aan de anderen. En ze dronken zoveel wijn met elkaar dat ze allemaal dronken werden.
Genesis 43:15-34 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En die mannen namen dat geschenk, en namen dubbel geld in hun hand, en Benjamin; en zij maakten zich op, en togen af naar Egypte, en zij stonden voor Jozefs aangezicht. Als Jozef Benjamin met hen zag, zo zeide hij tot dengene, die over zijn huis was: Breng deze mannen naar het huis toe, en slacht slachtvee, en maak het gereed; want deze mannen zullen te middag met mij eten. De man nu deed, gelijk Jozef gezegd had; en de man bracht deze mannen in het huis van Jozef. Toen vreesden deze mannen, omdat zij in het huis van Jozef gebracht werden, en zeiden: Ter oorzake van het geld, dat in het begin in onze zakken wedergekeerd is, worden wij ingebracht, opdat hij ons overrompele en ons overvalle, en ons tot slaven neme, met onze ezelen. Daarom naderden zij tot dien man, die over het huis van Jozef was, en zij spraken tot hem aan de deur van het huis. En zij zeiden: Och, mijn heer! wij waren in het begin gewisselijk afgekomen, om spijze te kopen. Het is nu geschied, als wij in de herberg gekomen waren, en wij onze zakken opendeden, zie, zo was ieders mans geld in den mond van zijn zak, ons geld in zijn gewicht; en wij hebben hetzelve wedergebracht in onze hand. Wij hebben ook ander geld in onze hand afgebracht, om spijze te kopen; wij weten niet, wie ons geld in onze zakken gelegd heeft. En hij zeide: Vrede zij ulieden, vreest niet! Uw God en de God uws vaders heeft u een schat in uw zakken gegeven; uw geld is tot mij gekomen. En hij bracht Simeon tot hen uit. Daarna bracht de man deze mannen in het huis van Jozef, en hij gaf water; en zij wiesen hun voeten; hij gaf ook aan hun ezelen voeder. En zij bereidden het geschenk, totdat Jozef kwam op den middag; want zij hadden gehoord, dat zij aldaar brood eten zouden. Als nu Jozef te huis gekomen was, zo brachten zij hem het geschenk, hetwelk in hun hand was, in het huis, en zij bogen zich voor hem ter aarde. En hij vraagde hun naar hun welstand, en zeide: Is het wel met uw vader, den oude, waarvan gij zeidet? Leeft hij nog? En zij zeiden: Het is wel met uw knecht, onzen vader, hij leeft nog; en zij neigden het hoofd en bogen zich neder. En hij hief zijn ogen op, en zag Benjamin, zijn broeder, den zoon zijner moeder, en zeide: Is dit uw kleinste broeder, waarvan gij tot mij zeidet? Daarna zeide hij: Mijn zoon! God zij u genadig! En Jozef haastte zich; want zijn ingewand ontstak jegens zijn broeder, en hij zocht te wenen; en hij ging in een kamer, en weende aldaar. Daarna wies hij zijn aangezicht en kwam uit; en hij bedwong zichzelven, en zeide: Zet brood op. En zij richtten voor hem aan in het bijzonder, en voor hen in het bijzonder; en voor de Egyptenaren, die met hem aten, in het bijzonder; want de Egyptenaars mogen geen brood eten met de Hebreën, dewijl zulks den Egyptenaren een gruwel is. En zij zaten voor zijn aangezicht, de eerstgeborene naar zijn eerstgeboorte, en de jongere naar zijn jonkheid; dies verwonderden zich de mannen onder elkander. En hij langde hun van de gerechten, die voor hem waren; maar Benjamins gerecht was vijfmaal groter, dan de gerechten van hen allen. En zij dronken, en zij werden dronken met hem.
Genesis 43:15-34 Herziene Statenvertaling (HSV)
De mannen namen dat geschenk en een dubbel bedrag aan geld met zich mee, en Benjamin. Zij stonden op, trokken naar Egypte en stonden voor Jozef. Toen Jozef Benjamin bij hen zag, zei hij tegen degene die over zijn huis ging: Breng deze mannen naar mijn huis, slacht vee en bereid het, want deze mannen zullen vanmiddag met mij eten. De man deed zoals Jozef gezegd had; en de man bracht deze mannen naar het huis van Jozef. Toen werden de mannen bevreesd, omdat ze naar het huis van Jozef gebracht werden. Ze zeiden: Wij worden hier binnengebracht vanwege het geld dat de eerste keer in onze zakken teruggelegd is, zodat hij ons kan overrompelen, ons kan overvallen en ons tot slaven kan nemen, en ook onze ezels. Daarom benaderden zij de man die over het huis van Jozef ging, en zij spraken hem aan bij de deur van het huis. Ze zeiden: Och, mijn heer, wij zijn de eerste keer alleen maar gekomen om voedsel te kopen. En het gebeurde, toen wij in de herberg gekomen waren en onze zakken openden, zie, ieders geld zat boven in zijn zak, ons geld in zijn volle gewicht, en dat hebben we nu weer mee teruggebracht. Wij hebben ook ander geld met ons meegebracht om voedsel te kopen. Wij weten niet wie ons geld in onze zakken gedaan heeft. Hij zei: Vrede zij u, wees niet bevreesd. Uw God en de God van uw vader heeft u een schat in uw zakken gegeven; uw geld heeft mij bereikt. Toen liet hij Simeon naar buiten brengen, naar hen toe. Daarna bracht de man deze mannen in het huis van Jozef; hij gaf water en zij wasten hun voeten. Hij gaf ook hun ezels voer. Zij maakten het geschenk gereed tot Jozef 's middags zou komen, want zij hadden gehoord dat zij daar de maaltijd zouden gebruiken. Toen Jozef thuisgekomen was, brachten zij het geschenk dat zij voor hem bij zich hadden, het huis binnen en zij bogen zich voor hem ter aarde. Hij vroeg hun naar hun welstand en zei: Gaat het goed met uw vader, de oude man, over wie u gesproken hebt? Leeft hij nog? En zij zeiden: Het gaat goed met uw dienaar, onze vader; hij leeft nog. Toen knielden zij en bogen zich neer. Hij sloeg zijn ogen op en zag Benjamin, zijn broer, de zoon van zijn moeder, en zei: Is dit uw jongste broer, over wie u met mij gesproken hebt? Daarna zei hij: Mijn zoon, God zij u genadig. Jozef haastte zich, want zijn medelijden werd opgewekt vanwege zijn broer. Hij wilde huilen, en daarom ging hij een kamer binnen en huilde daar. Daarna waste hij zijn gezicht en kwam naar buiten. Hij bedwong zich en zei: Dien het voedsel op. Zij dienden op: voor hem apart, voor hen apart en voor de Egyptenaren die met hem aten apart. De Egyptenaren mogen namelijk niet samen met de Hebreeën de maaltijd gebruiken, omdat dat voor de Egyptenaren een gruwel is. Zij zaten vóór hem: de eerstgeborene overeenkomstig zijn eerstgeboorterecht en de jongste overeenkomstig zijn jeugd, zodat de mannen onder elkaar verbijsterd waren. En hij liet hun van de gerechten brengen die vóór hem stonden, maar het gerecht van Benjamin was vijf keer groter dan dat van hen allen. Zij dronken en werden dronken met hem.
Genesis 43:15-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen namen de mannen dat geschenk en zij namen dubbel geld mee, benevens Benjamin; zij maakten zich reisvaardig, trokken naar Egypte en stonden voor het aangezicht van Jozef. Toen Jozef Benjamin bij hen zag, zeide hij tot zijn huisbestuurder: Breng deze mannen in huis en slacht slachtvee en bereid het, want hedenmiddag zullen deze mannen met mij eten. En de man deed zoals Jozef gezegd had, en bracht hen in Jozefs huis. De mannen werden bevreesd, toen zij naar Jozefs huis gebracht werden, en zeiden: Wij worden hier gebracht vanwege het geld dat de eerste maal in onze zakken is teruggekomen, om ons te overrompelen en te overvallen, en om ons tot slaven te maken en onze ezels weg te nemen. En zij traden toe op de man die Jozefs huisbestuurder was, en spraken tot hem aan de ingang van het huis, en zeiden: Met uw verlof, mijn heer, wij zijn reeds een vorige maal gekomen om voedsel te kopen; en toen wij in het nachtverblijf kwamen, en onze zakken openden – daar lag ieders geld boven in zijn zak, ons geld naar zijn volle gewicht. Maar wij hebben het mee teruggebracht, en ander geld hebben wij meegenomen om voedsel te kopen; wij weten niet, wie ons geld in onze zakken gelegd heeft. Doch hij zeide: Weest gerust, vreest niet; de God van u en van uw vader heeft u heimelijk een schat in uw zakken gegeven; uw geld heb ik ontvangen. Vervolgens bracht hij Simeon bij hen terug. Toen die man hen in Jozefs huis gebracht had, gaf hij water om hun voeten te wassen, en hij gaf voeder aan hun ezels. Daarop legden zij het geschenk gereed tegen het ogenblik, waarop Jozef in de middag zou komen, want zij hadden gehoord, dat zij daar een maaltijd zouden gebruiken. Toen Jozef het huis binnengekomen was, brachten zij het geschenk dat zij bij zich hadden, bij hem binnen en zij bogen zich voor hem ter aarde. Daarop vroeg hij hen naar hun welstand en zeide: is het wèl met uw oude vader, over wie gij gesproken hebt? Leeft hij nog? En zij zeiden: Het is wèl met uw knecht, onze vader; hij leeft nog. Daarop knielden zij en bogen zich neer. Toen hij zijn ogen opsloeg, zag hij zijn broeder Benjamin, de zoon zijner moeder, en zeide: Is dit uw jongste broeder, over wie gij tot mij gesproken hebt? En hij zeide: God zij u genadig, mijn zoon. Toen haastte Jozef zich weg, want zijn hart ging in ontroering uit naar zijn broeder, en hij zocht gelegenheid om te wenen; hij trad een kamer binnen en weende daar. Daarna wies hij zijn gelaat en trad naar buiten, bedwong zichzelf en zeide: Dient het maal op. Toen dienden zij het op voor hem afzonderlijk en voor hen afzonderlijk en voor de Egyptenaren die met hem aten, afzonderlijk; de Egyptenaren toch mogen geen maaltijd gebruiken met de Hebreeën, want dat is voor de Egyptenaren een gruwel. En zij zaten voor zijn aangezicht, de eerstgeborene naar zijn eerstgeboorte en de jongste naar zijn jeugd, zodat de mannen elkander verbaasd aanzagen. En men bracht hun van de gerechten die vóór hem stonden, en het gerecht voor Benjamin was vijfmaal zo groot als het gerecht van ieder hunner. Zo dronken zij en werden dronken met hem.
Genesis 43:15-34 Het Boek (HTB)
Zij namen de geschenken en het dubbele geld en trokken naar Egypte, waar ze weer oog in oog kwamen te staan met Jozef. Toen die zag dat ze Benjamin hadden meegenomen, zei hij tegen zijn huismeester: ‘Deze mannen zullen vanmiddag bij mij eten. Neem ze mee naar huis en maak een feestelijke maaltijd klaar.’ De man voerde de opdracht uit en nam de broers mee naar Jozefs paleis. Zij werden echter alleen maar banger, toen ze zagen waar ze heen werden gebracht. ‘Dit doet hij vanwege dat geld dat in onze zakken zat,’ zeiden ze tegen elkaar. ‘Hij zal wel zeggen dat we het hebben gestolen en ons tot slaven maken. Dan kan hij onze ezels ook in beslag nemen.’ Toen ze bij de deur van het paleis kwamen, wendden zij zich tot de huismeester en zeiden: ‘Och meneer, na onze eerste reis naar Egypte om eten te halen, stopten we op de terugtocht voor de overnachting en openden onze zakken en daar zat het geld in, dat we voor het graan hadden betaald. Kijk, hier is het, we hebben het mee teruggenomen en we hebben nog meer geld om hier weer graan te kopen. We hebben geen flauw idee hoe dat geld in onze zakken is terechtgekomen.’ ‘Maakt u zich daar maar geen zorgen over,’ zei de huismeester, ‘uw God of de God van uw vaderen zal het daar hebben gelegd, want wij hebben geen geld gemist.’ Toen liet de huismeester Simeon vrij. De broers werden het paleis binnengeleid en kregen water om hun voeten te wassen en de ezels werden gevoederd. Ze legden hun geschenken klaar voor Jozef wanneer hij die middag zou komen, want zij hadden gehoord dat hij thuis kwam eten. Toen Jozef kwam, boden ze hem de geschenken aan en bogen diep voor hem. Hij vroeg hoe het met hen ging. ‘En hoe is het met uw vader, die oude man over wie u sprak? Leeft hij nog?’ ‘Ja zeker,’ was het antwoord. ‘Hij leeft en is goed gezond.’ Daarna bogen zij weer diep voor hem. Met een knik naar Benjamin vroeg Jozef: ‘Is dit uw jongste broer over wie u mij vertelde? Hoe is het met je, mijn zoon? God zij je genadig.’ Toen verliet Jozef haastig het vertrek, want de liefde voor zijn broer overweldigde hem en hij kon zijn tranen niet bedwingen. In zijn slaapkamer huilde hij vrijuit. Daarna waste hij zijn gezicht en ging weer terug. Hij had zichzelf weer in bedwang. ‘Laten we gaan eten,’ zei hij. Jozef at alleen. Zijn broers werden aan een andere tafel bediend en de Egyptenaren zaten aan een derde tafel. Egyptenaren verachtten Hebreeërs en aten niet samen met hen. Jozef wees ieder zijn plaats en zette hen op volgorde van leeftijd, van de oudste tot de jongste. Ze keken elkaar verbaasd aan! Hun eten kwam van Jozefs tafel. Maar Benjamin kreeg vijfmaal zoveel als de anderen! Het werd een echt feest met vrolijk gepraat en veel wijn.