Genesis 39:7-23
Genesis 39:7-23 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En het geschiedde na deze dingen, dat de huisvrouw zijns heren haar ogen op Jozef wierp; en zij zeide: lig bij mij! Maar hij weigerde het, en zeide tot de huisvrouw zijns heren: Zie, mijn heer heeft geen kennis met mij, wat er in het huis is; en al wat hij heeft, dat heeft hij in mijn hand gegeven. Niemand is groter in dit huis dan ik, en hij heeft voor mij niets onthouden, dan u, daarin dat gij zijn huisvrouw zijt; hoe zoude ik dan dit een zo groot kwaad doen, en zondigen tegen God! En het geschiedde, als zij Jozef dag op dag aansprak, en hij naar haar niet hoorde, om bij haar te liggen, en bij haar te zijn; Zo gebeurde het op zulk een dag, dat hij in het huis kwam, om zijn werk te doen; en niemand van de lieden des huizes was daar binnenshuis. En zij greep hem bij zijn kleed, zeggende: Lig bij mij! En hij liet zijn kleed in haar hand, en vluchtte, en ging uit naar buiten. En het geschiedde, als zij zag, dat hij zijn kleed in haar hand gelaten had, en naar buiten gevlucht was; Zo riep zij de lieden van haar huis, en sprak tot hen, zeggende: Ziet, hij heeft ons den Hebreeuwsen man ingebracht, om met ons te spotten; hij is tot mij gekomen, om bij mij te liggen, en ik heb geroepen met luider stem; En het geschiedde, als hij hoorde, dat ik mijn stem verhief, en riep, zo verliet hij zijn kleed bij mij, en vluchtte, en ging uit naar buiten. En zij legde zijn kleed bij zich, totdat zijn heer in zijn huis kwam. Toen sprak zij tot hem naar diezelfde woorden, zeggende: De Hebreeuwse knecht, dien gij ons hebt ingebracht, is tot mij gekomen, om met mij te spotten. En het is geschied, als ik mijn stem verhief, en riep, dat hij zijn kleed bij mij liet, en vluchtte naar buiten. En het geschiedde, als zijn heer de woorden zijner huisvrouw hoorde, die zij tot hem sprak, zeggende: Naar deze zelfde woorden heeft mij uw knecht gedaan, zo ontstak zijn toorn. En Jozefs heer nam hem, en leverde hem in het gevangenhuis, ter plaatse, waar des konings gevangenen gevangen waren; alzo was hij daar in het gevangenhuis. Doch de HEERE was met Jozef, en wende Zijn goedertierenheid tot hem; en gaf hem genade in de ogen van den overste van het gevangenhuis. En de overste van het gevangenhuis gaf al de gevangenen, die in het gevangenhuis waren, in Jozefs hand; en al wat zij daar deden, deed hij. De overste van het gevangenhuis zag gans op geen ding, dat in zijn hand was, overmits dat de HEERE met hem was; en wat hij deed, dat deed de HEERE wel gedijen.
Genesis 39:7-23 Herziene Statenvertaling (HSV)
En het gebeurde na deze dingen dat de vrouw van zijn heer haar oog op Jozef liet vallen en zei: Slaap met mij. Maar hij weigerde en zei tegen de vrouw van zijn heer: Zie, mijn heer neemt, met mij naast zich, geen kennis meer van wat er in dit huis gebeurt, en alles wat hij heeft, heeft hij in mijn hand gegeven. Niemand heeft meer aanzien in dit huis dan ik; en hij heeft mij niets onthouden dan alleen u, omdat u zijn vrouw bent. Hoe zou ik dan dit grote kwaad kunnen doen en zondigen tegen God? En het gebeurde, toen zij Jozef dag in dag uit aansprak en hij niet naar haar luisterde om met haar te slapen en bij haar te zijn, dat het op zekere dag gebeurde, toen hij het huis binnenkwam om zijn werk te doen en niemand van de mensen van het huis daar in huis was, dat zij hem bij zijn kleed pakte en zei: Slaap met me. Maar hij liet zijn kleed in haar hand achter, vluchtte en ging naar buiten. En het gebeurde, toen zij zag dat hij zijn kleed in haar hand achtergelaten had en naar buiten gevlucht was, dat zij de mensen van haar huis riep, en tegen hen zei: Zie, hij heeft een Hebreeuwse man bij ons in huis gebracht om de spot met ons te drijven. Hij is naar mij toe gekomen om met mij te slapen, maar ik heb met luide stem geroepen. En het gebeurde, toen hij hoorde dat ik luid begon te roepen, dat hij zijn kleed bij mij achterliet, vluchtte en naar buiten ging. Zij liet zijn kleed bij zich liggen, totdat zijn heer thuiskwam, en zij sprak tot hem met dezelfde woorden: De Hebreeuwse slaaf die je bij ons in huis gebracht hebt, is bij mij gekomen om de spot met mij te drijven. En het gebeurde, toen ik luid begon te roepen, dat hij zijn kleed bij mij achterliet en naar buiten vluchtte. En het gebeurde, toen zijn heer de woorden hoorde die zijn vrouw tot hem sprak: Zoals ik het zeg, heeft jouw slaaf met mij gedaan, dat hij in woede ontstak. En de heer van Jozef greep hem en leverde hem over in de gevangenis, de plaats waar de gevangenen van de koning gevangenzaten. Zo zat hij daar in de gevangenis. Maar de HEERE was met Jozef en bewees hem Zijn goedertierenheid; Hij gaf hem genade in de ogen van het hoofd van de gevangenis. En het hoofd van de gevangenis gaf al de gevangenen die in de gevangenis waren, in de hand van Jozef; al het werk dat men daar deed, deed hij. Het hoofd van de gevangenis zag naar geen enkel ding meer om van wat in zijn hand was, omdat de HEERE met hem was. Alles wat hij deed, liet de HEERE voorspoedig verlopen.
Genesis 39:7-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Hierna sloeg de vrouw van zijn heer haar ogen op Jozef, en zij zeide: Kom bij mij liggen. Maar hij weigerde en zeide tot de vrouw van zijn heer: Zie, mijn heer bemoeit zich, met mij naast zich, met niets van wat er in huis is, en alles wat hij heeft, heeft hij in mijn hand gegeven; niemand is in dit huis machtiger dan ik, en hij heeft mij niets onthouden dan alleen u, omdat gij zijn vrouw zijt; hoe zou ik dan dit grote kwaad doen en zondigen tegen God? En ofschoon zij dag aan dag tot Jozef sprak, voldeed hij niet aan haar wens bij haar te gaan liggen en omgang met haar te hebben. Op zekere dag kwam hij het huis binnen om zijn werk te verrichten, terwijl niemand van de huisgenoten daar in huis was. Toen greep zij hem bij zijn kleed en zeide: Kom bij mij liggen. Maar hij liet zijn kleed in haar hand achter, vluchtte en liep naar buiten. Toen zij nu zag, dat hij zijn kleed in haar hand achtergelaten had en naar buiten gevlucht was, riep zij haar huisgenoten en zeide tot hen: Ziet toch, hij heeft ons een Hebreeuwse man gebracht opdat deze zijn spel met ons drijve; hij is bij mij gekomen om bij mij te liggen, maar ik heb met luider stem geroepen; en toen hij hoorde, dat ik mijn stem verhief en riep, liet hij zijn kleed bij mij achter, vluchtte en liep naar buiten. Daarop legde zij zijn kleed bij zich neer, totdat zijn heer thuiskwam. En zij sprak tot hem in dezer voege: Die Hebreeuwse slaaf, die gij ons gebracht hebt, is bij mij gekomen om zijn spel met mij te drijven. Maar toen ik mijn stem verhief en riep, heeft hij zijn kleed bij mij achtergelaten en is naar buiten gevlucht. Zodra zijn heer de woorden hoorde, die zijn vrouw tot hem sprak: zo en zo heeft uw slaaf mij gedaan, ontbrandde zijn toorn. En Jozefs heer greep hem en wierp hem in de gevangenis, de plaats waar de gevangenen van de koning gevangen zaten. Zo kwam hij daar in de gevangenis. En de HERE was met Jozef; Hij bewees hem genade en deed hem de genegenheid van de overste der gevangenis winnen. Daarom vertrouwde de overste der gevangenis al de gevangenen die in de gevangenis waren, aan Jozef toe, en al wat daar te doen was, deed hij. De overste der gevangenis keek niet om naar iets dat hem was toevertrouwd, omdat de HERE met hem was; en wat hij verrichtte, deed de HERE gelukken.
Genesis 39:7-23 Het Boek (HTB)
In die tijd liet Potifars vrouw haar oog op Jozef vallen en zij vroeg hem of hij met haar naar bed wilde gaan. Maar Jozef weigerde met de woorden: ‘Mijn meester heeft mij zijn hele huishouding toevertrouwd, ik heb hier eigenlijk net zoveel te zeggen als hij! Hij heeft mij niets geweigerd, uitgezonderd u, omdat u zijn vrouw bent. Hoe kan ik dan zoiets slechts doen? Bovendien zou het een grote zonde tegen God zijn.’ Maar zij bleef aandringen, elke dag weer. Ook al luisterde hij niet en ontliep hij haar zoveel mogelijk, het hielp niet. Op een dag was hij binnenshuis aan het werk—er was niemand in de buurt—toen zij weer bij hem kwam. Zij greep hem bij de mouw en eiste: ‘Ga met me naar bed!’ Hij rukte zich los, maar daarbij gleed zijn mantel af. Hij rende het huis uit en zij bleef achter met zijn mantel in haar handen. Toen begon ze te gillen. Tegen de mannen die op haar gegil afkwamen, schreeuwde ze: ‘Mijn man heeft die Hebreeuwse slaaf gekocht om ons te beledigen! Hij probeerde mij te verkrachten, maar toen ik begon te schreeuwen, sloeg hij op de vlucht. Kijk maar, hij heeft zijn mantel in de haast vergeten.’ Ze hield de mantel bij zich en toen haar man die avond thuiskwam, vertelde zij hem haar verhaal. ‘Die Hebreeuwse slaaf die je hier hebt rondlopen, probeerde mij te verkrachten. Hij is er vandoor gegaan toen ik schreeuwde. Maar hij heeft zijn mantel achtergelaten.’ Haar man was woest toen hij het verhaal hoorde. Hij gooide Jozef in de gevangenis, waar alle andere gevangenen van de farao ook in de ketens zaten. Maar de HERE was ook daar bij Jozef, zodat de hoofdcipier hem de beste baantjes gaf. Het kwam zelfs zover dat de hoofdcipier hem de hele administratie van de gevangenis liet doen, zodat de andere gevangenen verantwoording aan hem schuldig waren. De hoofdcipier hoefde zich vanaf dat moment nergens meer druk over te maken, want Jozef regelde alles tot in de puntjes en de HERE zorgde voor hem, zodat alles goed bleef gaan.
Genesis 39:7-23 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Dat vond de vrouw van Potifar ook. Op een keer zei ze: "Kom, ga met me mee naar bed!" Maar hij wilde niet en zei tegen haar: "Mijn heer laat alles wat hij heeft aan mij over. Hij hoeft zich nergens meer mee bezig te houden. Ik heb de leiding over alles wat hij heeft. Niemand in dit huis heeft meer macht dan ik. Hij heeft mij alles gegeven. Alleen u heeft hij mij niet gegeven, omdat u zijn vrouw bent. Hoe zou ik dan zoiets slechts kunnen doen en ongehoorzaam zijn aan mijn God?" Maar elke dag zeurde ze er bij Jozef om. Toch deed hij niet wat ze wilde en ging hij niet met haar naar bed. Op een dag kwam hij het huis binnen om zijn werk te doen. Niemand van de andere bewoners was op dat moment in de kamer. Ze greep hem bij zijn kleren en zei: "Kom nou met me mee naar bed!" Maar hij rukte zich los, liet zijn kleren in haar handen achter en vluchtte naar buiten. Zo stond ze daar met zijn kleren in haar handen, terwijl hij naar buiten was gerend. Gauw riep ze de andere mensen in huis en zei tegen hen: "Mijn man heeft die Hebreeuwse slaaf hier gebracht, omdat hij iets tegen mij van plan is. Want die slaaf heeft geprobeerd om me te verkrachten. Maar ik ben gaan schreeuwen. Toen ik begon te schreeuwen rende hij weg. Hij liet zijn kleren bij mij achter en vluchtte naar buiten." Ze hield zijn kleren bij zich totdat Potifar terugkwam. En ze zei tegen hem: "Die Hebreeuwse slaaf die jij hebt meegebracht, heeft geprobeerd me te verkrachten. Maar toen ik begon te schreeuwen, is hij naar buiten gevlucht zonder zijn kleren mee te nemen." Potifar werd woedend toen hij hoorde wat zijn vrouw vertelde. Hij liet Jozef grijpen en in de gevangenis gooien. Dat was de gevangenis waar de gevangenen van de koning zaten. Zo kwam Jozef in de gevangenis terecht. Maar de Heer was met Jozef. Hij was goed voor hem en zorgde ervoor dat het hoofd van de gevangenis vriendelijk voor hem was. Hij liet Jozef voor alle gevangenen zorgen en liet hem al het werk doen. Zelf keek hij helemaal niet meer naar zijn werk om. Hij vertrouwde helemaal op Jozef. Dat kwam doordat de Heer met Jozef was. Hij zorgde ervoor dat Jozef goed was in alles wat hij deed.