Genesis 37:1-2
Genesis 37:1-2 Het Boek (HTB)
Zo vestigde Jakob zich weer in het land Kanaän, waar zijn vader had gewoond. Jakobs zoon Jozef was zeventien jaar oud. Samen met zijn halfbroers, de zonen van zijn vaders vrouwen Bilha en Zilpa, hoedde hij de schapen. Maar Jozef vertelde het zijn vader als de andere jongens een streek uithaalden.
Genesis 37:1-2 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En Jakob woonde in het land der vreemdelingschappen zijns vaders, in het land Kanaän. Dit zijn Jakobs geschiedenissen. Jozef, zijnde een zoon van zeventien jaren, weidde de kudde met zijn broeders (en hij was een jongeling), met de zonen van Bilha, en de zonen van Zilpa, zijns vaders vrouwen; en Jozef bracht hun kwaad gerucht tot hun vader.
Genesis 37:1-2 Herziene Statenvertaling (HSV)
Jakob woonde in het land waar zijn vader als vreemdeling gewoond had, in het land Kanaän. Dit zijn de afstammelingen van Jakob. Jozef, zeventien jaar oud, hoedde gewoonlijk het kleinvee met zijn broers – hij was een jonge man – met de zonen van Bilha en met de zonen van Zilpa, de vrouwen van zijn vader. En Jozef bracht het kwade gerucht over hen aan hun vader over.
Genesis 37:1-2 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Jakob echter woonde in het land der vreemdelingschap van zijn vader, in het land Kanaän. Dit is de geschiedenis van Jakob. Jozef, zeventien jaar oud – hij was dus nog jong – placht met zijn broeders, de zonen van Bilha en de zonen van Zilpa, de vrouwen van zijn vader, de schapen te hoeden. En Jozef bracht kwaad gerucht aangaande hen aan hun vader over.
Genesis 37:1-2 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Maar Jakob woonde in het land waar zijn vader ook als vreemdeling had gewoond, in Kanaän. Dit is de geschiedenis van Jakob [ en zijn familie ]. Toen Jozef 17 jaar was (hij was dus nog jong) ging hij altijd met zijn broers de schapen hoeden. Die broers waren de zonen van Bilha en Zilpa, de bijvrouwen van zijn vader. En Jozef bracht zijn vader slechte berichten over zijn broers.