Genesis 3:7-9
Genesis 3:7-9 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar, dat zij naakt waren; en zij hechtten vijgeboombladeren samen, en maakten zich schorten. En zij hoorden de stem van den HEERE God, wandelende in den hof, aan den wind des daags. Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van den HEERE God, in het midden van het geboomte des hofs. En de HEERE God riep Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij?
Genesis 3:7-9 Het Boek (HTB)
Toen zij dat hadden gedaan, kregen ze door dat ze naakt waren en zij schaamden zich. Van bladeren van een vijgenboom maakten ze schorten en hingen die om hun middel. Die avond hoorden zij de HERE God door de hof wandelen en zij verborgen zich snel tussen de bomen. De HERE God riep: ‘Adam, waar ben je?’
Genesis 3:7-9 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen werden de ogen van beiden geopend en zij merkten dat zij naakt waren. Zij vlochten vijgenbladeren samen en maakten voor zichzelf schorten. En zij hoorden de stem van de HEERE God, Die in de hof wandelde, bij de wind in de namiddag. Toen verborgen Adam en zijn vrouw zich voor het aangezicht van de HEERE God te midden van de bomen in de hof. En de HEERE God riep Adam en zei tegen hem: Waar bent u?
Genesis 3:7-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen werden hun beider ogen geopend, en zij bemerkten, dat zij naakt waren; zij hechtten vijgebladeren aaneen en maakten zich schorten. Toen zij het geluid van de HERE God hoorden, die in de hof wandelde in de avondkoelte, verborgen de mens en zijn vrouw zich voor de HERE God tussen het geboomte in de hof. En de HERE God riep de mens tot Zich en zeide tot hem: Waar zijt gij?
Genesis 3:7-9 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Toen zagen ze de waarheid: ze zagen dat ze naakt waren. Daarom maakten ze twee schorten van de bladeren van een vijgenboom. Zo hadden ze iets om aan te trekken. Toen hoorden ze de stem van de Heer God, die door de tuin wandelde in de avondwind. Haastig verstopten de man en zijn vrouw zich voor de Heer. Ze verborgen zich tussen de bomen van de tuin. Maar de Heer God riep Adam en zei