Genesis 28:1-5
Genesis 28:1-5 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En Izak riep Jakob, en zegende hem; en gebood hem, en zeide tot hem: Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaän. Maak u op, ga naar Paddan-Aram, ten huize van Bethuël, den vader uwer moeder, en neem u van daar een vrouw, van de dochteren van Laban, uwer moeders broeder. En God almachtig zegene u, en make u vruchtbaar, en vermenigvuldige u, dat gij tot een hoop volken wordt. En Hij geve u den zegen van Abraham; aan u, en uw zaad met u, opdat gij erfelijk bezit het land uwer vreemdelingschappen, hetwelk God aan Abraham gegeven heeft. Alzo zond Izak Jakob weg, dat hij toog naar Paddan-Aram, tot Laban, den zoon van Bethuël, den Syriër, den broeder van Rebekka, Jakobs en Ezau’s moeder.
Genesis 28:1-5 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen riep Izak Jakob en zegende hem; en hij gebood hem en zei tegen hem: Neem geen vrouw uit de dochters van Kanaän. Sta op, ga naar Paddan-Aram, naar het huis van Bethuel, de vader van je moeder, en neem vandaar een vrouw voor je uit de dochters van Laban, de broer van je moeder. En moge God, de Almachtige, je zegenen, en je vruchtbaar en talrijk maken, zodat je tot een menigte van volken zult worden. Moge Hij je de zegen van Abraham geven, jou en je nageslacht met je, zodat je het land waar je vreemdeling bent, dat God aan Abraham gegeven heeft, in bezit krijgt. Zo stuurde Izak Jakob weg en die ging naar Paddan-Aram, naar Laban, de zoon van Bethuel, de Syriër, en de broer van Rebekka, de moeder van Jakob en Ezau.
Genesis 28:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen riep Isaak Jakob en zegende hem, en hij gebood hem en zeide tot hem: Neem geen vrouw uit de dochters van Kanaän. Maak u gereed, ga naar Paddan-Aram, naar het huis van Betuël, de vader van uw moeder, en neem u vandaar een vrouw uit de dochters van Laban, de broeder van uw moeder. En God, de Almachtige, zegene u, Hij make u vruchtbaar en vermenigvuldige u, zodat gij tot een menigte van volken wordt. Hij geve u de zegen van Abraham, u en uw nageslacht met u, zodat gij het land uwer vreemdelingschap, dat God aan Abraham gegeven heeft, in bezit krijgt. Zo zond Isaak Jakob weg, en deze ging naar Paddan-Aram, naar Laban, de zoon van Betuël, de Arameeër, de broeder van Rebekka, de moeder van Jakob en Esau.
Genesis 28:1-5 Het Boek (HTB)
Daarom sprak Isaak met Jakob, zegende hem en zei: ‘Trouw niet met een Kanaänitisch meisje. Ga liever naar Paddan-Aram, naar het huis van je grootvader Betuël en trouw met een van je nichten, de dochters van je oom Laban. De Almachtige God zegene je en geve je vele kinderen, die uitgroeien tot vele volken. Hij geve jou en je nakomelingen de zegeningen die Hij Abraham heeft beloofd. Hij geve je het land waarin wij nu als vreemdelingen wonen en dat Hij Abraham al heeft beloofd.’ Zo stuurde Isaak Jakob naar Paddan-Aram om zijn oom Laban, de broer van zijn moeder en de zoon van de Arameeër Betuël, te bezoeken.
Genesis 28:1-5 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Toen riep Izaäk Jakob bij zich en zegende hem. En hij beval hem: "Trouw niet met een meisje uit Kanaän. Reis naar Paddan-Aram, naar de familie van Betuël, de vader van je moeder. Kies daar een vrouw uit de dochters van Laban, de broer van je moeder. De Almachtige God zal goed voor je zijn en een grote familie van je maken, zodat er heel veel volken uit jou zullen ontstaan. Hij zal jou en je familie ná jou de zegen van Abraham geven. Daardoor zal het land waar je nu als vreemdeling woont, van jou worden. Want dat heeft Hij aan Abraham beloofd." Zo stuurde Izaäk Jakob weg. En Jakob ging naar Paddan-Aram, waar Laban woonde. Laban was de zoon van de Arameeër Betuël en de broer van Rebekka.