Genesis 2:6-8
Genesis 2:6-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
maar een damp steeg op uit de aarde en bevochtigde de gehele aardbodem – toen formeerde de HERE God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen. Voorts plantte de HERE God een hof in Eden, in het Oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij geformeerd had.
Genesis 2:6-8 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Er steeg damp op uit de aarde. Die damp zorgde ervoor dat de grond vochtig bleef. Toen de Heer God de hemel en de aarde maakte, maakte Hij ook de mens. Hij maakte hem van het stof van de aarde en blies de levensadem in zijn neus. Zo werd de mens een levend wezen. Ook maakte de Heer God een tuin in Eden [ (= 'prachtig') ], in het Oosten. Daar zette Hij de mens neer die Hij had gemaakt.
Genesis 2:6-8 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Maar een damp was opgegaan uit de aarde, en bevochtigde den gansen aardbodem. En de HEERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel. Ook had de HEERE God een hof geplant in Eden, tegen het oosten, en Hij stelde aldaar den mens, dien Hij geformeerd had.
Genesis 2:6-8 Herziene Statenvertaling (HSV)
maar een damp steeg uit de aarde op en bevochtigde heel de aardbodem – toen vormde de HEERE God de mens uit het stof van de aardbodem en blies de levensadem in zijn neusgaten; zo werd de mens tot een levend wezen. Ook plantte de HEERE God een hof in Eden, in het oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij gevormd had.
Genesis 2:6-8 Het Boek (HTB)
Er steeg echter een damp uit de aarde op die het land bevochtigde. Toen vormde de HERE God het lichaam van de mens uit stof van de aarde en blies hem de levensadem in. Zo werd de mens een levend wezen. De HERE God plantte een hof in Eden, in het oosten en bracht de mens die Hij had geschapen daarheen.