Genesis 16:3-5
Genesis 16:3-5 Het Boek (HTB)
Abram stemde in met Saraiʼs voorstel. Dit gebeurde tien jaar nadat Abram in Kanaän kwam. Hij had gemeenschap met Hagar en zij raakte in verwachting. Toen ze dat merkte, nam zij echter een hooghartige houding aan tegenover haar meesteres Sarai. Sarai beklaagde zich daarover bij Abram. ‘Het is allemaal jouw schuld,’ zei ze boos. ‘Ik heb je mijn dienares gegeven en nu zij in verwachting is, kijkt ze op mij neer. Moge de HERE recht spreken over wat mij is aangedaan.’
Genesis 16:3-5 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Zo nam Sarai, Abrams huisvrouw, de Egyptische Hagar, haar dienstmaagd, ten einde van tien jaren, welke Abram in het land Kanaän gewoond had, en zij gaf haar aan Abram, haar man, hem tot een vrouw. En hij ging in tot Hagar, en zij ontving. Als zij nu zag, dat zij ontvangen had, zo werd haar vrouw veracht in haar ogen. Toen zeide Sarai tot Abram: Mijn ongelijk is op u; ik heb mijn dienstmaagd in uw schoot gegeven; nu zij ziet, dat zij ontvangen heeft, zo ben ik veracht in haar ogen; de HEERE rechte tussen mij en tussen u!
Genesis 16:3-5 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen nam Sarai, de vrouw van Abram, Hagar, de Egyptische, haar slavin, nadat Abram tien jaar in het land Kanaän gewoond had, en gaf haar aan Abram, haar man, als vrouw voor hem. Hij kwam bij Hagar en zij werd zwanger. Toen zij nu zag dat zij zwanger geworden was, was haar meesteres in haar ogen verachtelijk. Toen zei Sarai tegen Abram: De verantwoordelijkheid voor het onrecht dat mij wordt aangedaan, ligt bij jou. Ik heb jou zelf mijn slavin in je schoot gegeven, maar nu zij ziet dat zij zwanger is geworden, ben ik in haar ogen verachtelijk. Laat de HEERE oordelen tussen mij en jou.
Genesis 16:3-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En Sarai, de vrouw van Abram, nam Hagar, de Egyptische, haar slavin, nadat Abram tien jaar in het land Kanaän gewoond had, en gaf haar aan haar man Abram tot vrouw. En hij ging tot Hagar en zij werd zwanger; toen zij zag, dat zij zwanger geworden was, was haar meesteres verachtelijk in haar ogen. Toen zeide Sarai tot Abram: De krenking mij aangedaan, komt voor uw rekening; ik heb mijn slavin in uw schoot gegeven, en nu zij ziet, dat zij zwanger geworden is, ben ik verachtelijk in haar ogen; de HERE doe recht tussen mij en u.
Genesis 16:3-5 Het Boek (HTB)
Abram stemde in met Saraiʼs voorstel. Dit gebeurde tien jaar nadat Abram in Kanaän kwam. Hij had gemeenschap met Hagar en zij raakte in verwachting. Toen ze dat merkte, nam zij echter een hooghartige houding aan tegenover haar meesteres Sarai. Sarai beklaagde zich daarover bij Abram. ‘Het is allemaal jouw schuld,’ zei ze boos. ‘Ik heb je mijn dienares gegeven en nu zij in verwachting is, kijkt ze op mij neer. Moge de HERE recht spreken over wat mij is aangedaan.’
Genesis 16:3-5 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Zo gaf Saraï haar Egyptische slavin Hagar als bijvrouw aan Abram. Abram woonde toen tien jaar in Kanaän. Hij nam Hagar als bijvrouw en Hagar raakte in verwachting. Toen ze zag dat ze in verwachting was, werd ze trots. En ze begon haar meesteres te beledigen. Toen zei Saraï tegen Abram: "Het is jouw schuld dat ze mij steeds beledigt. Ik heb mijn slavin aan jou als vrouw gegeven. En nu ze ziet dat ze in verwachting is, is ze trots geworden. Ze beledigt mij en maakt me belachelijk. Hier moet je iets aan doen. De Heer weet dat ik gelijk heb."