Genesis 14:11-16
Genesis 14:11-16 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En zij namen al de have van Sodom en Gomorra, en al hun spijze, en trokken weg. Ook namen zij Lot, den zoon van Abrams broeder, en zijn have, en trokken weg; want hij woonde in Sodom. Toen kwam er een, die ontkomen was, en boodschapte het aan Abram, den Hebreër, die woonachtig was aan de eikenbossen van Mamre, den Amoriet, broeder van Eskol, en broeder van Aner, welke Abrams bondgenoten waren. Als Abram hoorde, dat zijn broeder gevangen was, zo wapende hij zijn onderwezenen, de ingeborenen van zijn huis, driehonderd en achttien, en hij jaagde hen na tot Dan toe. En hij verdeelde zich tegen hen des nachts, hij en zijn knechten, en sloeg ze; en hij jaagde hen na tot Hoba toe, hetwelk is ter linkerhand van Damaskus. En hij bracht alle have weder, en ook Lot zijn broeder en deszelfs have bracht hij weder, als ook de vrouwen, en het volk.
Genesis 14:11-16 Herziene Statenvertaling (HSV)
Zij namen al de bezittingen van Sodom en Gomorra en al hun voedsel mee en trokken weg. Ook namen zij Lot, de zoon van Abrams broer, en zijn bezittingen mee, en trokken weg; hij woonde namelijk in Sodom. Toen kwam er iemand die ontkomen was, en vertelde het aan Abram, de Hebreeër; die woonde bij de eiken van de Amoriet Mamre, de broer van Eskol en Aner. Zij waren bondgenoten van Abram. Toen Abram hoorde dat zijn broeder als gevangene weggevoerd was, bewapende hij zijn geoefende mannen die in zijn huis geboren waren, driehonderdachttien man, en hij achtervolgde hen tot aan Dan. Hij verdeelde zich 's nachts tegen hen in groepen, hij en zijn manschappen, en versloeg hen; en hij achtervolgde hen tot aan Hoba, dat links van Damascus ligt. En hij bracht alle bezittingen terug, en ook zijn broeder Lot en zijn bezittingen bracht hij terug, evenals de vrouwen en het volk.
Genesis 14:11-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En zij namen al de have van Sodom en Gomorra en al hun voedsel en trokken af. Ook namen zij Lot mede, de zoon van Abrams broeder, en zijn have, en trokken af – hij nu woonde te Sodom. Toen kwam een vluchteling en deelde dit mede aan de Hebreeër Abram, – hij nu woonde bij de terebinten van de Amoriet Mamre, de broeder van Eskol en Aner, die Abrams bondgenoten waren. Toen Abram hoorde, dat zijn broeder als gevangene was weggevoerd, bracht hij zijn geoefenden, degenen die in zijn huis geboren waren, in de strijd, driehonderd achttien man, en achtervolgde hen tot Dan toe. En zij verdeelden zich des nachts tegen hen in troepen, hij en zijn slaven, en versloegen hen en achtervolgden hen tot Choba toe, dat ten noorden van Damascus ligt. En hij bracht al de have terug, en ook zijn broeder Lot en diens have bracht hij terug, evenals de vrouwen en het volk.
Genesis 14:11-16 Het Boek (HTB)
De overwinnaars plunderden Sodom en Gomorra en namen alle waardevolle dingen mee. Ook Abrams neef Lot die in Sodom woonde, werd met al zijn bezittingen meegenomen. Een vluchteling vertelde dit aan Abram de Hebreeër, die woonde bij de eikenbossen van de Amoriet Mamre. Mamreʼs broers Eskol en Aner waren bondgenoten van Abram. Toen Abram hoorde dat Lot ook gevangen was genomen, riep hij al zijn mannen bijeen, 318 in totaal en ging achter het terugtrekkende leger aan dat ondertussen bij Dan was aangekomen. Die nacht verdeelde Abram zijn legertje in groepen en sloeg de vijand uiteen. Hij achtervolgde de vluchtenden tot Choba, dat ten noorden van Damascus ligt. Zo heroverde Abram alles: de hele buit, zijn neef Lot en al Lots bezittingen, de vrouwen en de andere gevangenen.
Genesis 14:11-16 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
De overwinnende koningen plunderden Sodom en Gomorra en namen al het vee en al het voedsel mee. Daarna vertrokken ze weer. Ook Lot, de neef van Abram, namen ze mee, met alles wat hij bezat. Lot woonde namelijk in Sodom. Een vluchteling kwam dit aan de Hebreeër Abram vertellen. Abram woonde toen bij de eikenbomen van de Amoriet Mamré. Mamré was de broer van Eskol en Aner. Zij hadden met Abram een verbond gesloten. Toen Abram hoorde dat zijn neef gevangen was meegenomen, bewapende hij zoveel mogelijk van zijn knechten en slaven. Met deze 318 mannen achtervolgde hij de koningen tot aan Dan. 's Nachts viel hij hen van verschillende kanten met zijn mannen aan en versloeg hen. Hij achtervolgde hen tot Hoba, ten noorden van Damaskus. Daarna bracht hij de hele buit en al het vee terug. Ook zijn neef Lot bracht hij terug, met alles wat hij bezat: al zijn vee, zijn vrouwen en de andere mensen die bij hem hoorden en die gevangen meegenomen waren.