Genesis 12:1-2
Genesis 12:1-2 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
De HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal. En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen!
Genesis 12:1-2 Herziene Statenvertaling (HSV)
De HEERE nu zei tegen Abram: Gaat u uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader, naar het land dat Ik u wijzen zal. Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken; en u zult tot een zegen zijn.
Genesis 12:1-2 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
De HERE nu zeide tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal; Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn.
Genesis 12:1-2 Het Boek (HTB)
Eerder had de HERE Abram de opdracht gegeven: ‘Verlaat uw land en uw familie en ga naar het land dat Ik u zal wijzen. Dan zal Ik u de vader van een groot volk maken. Ik zal u zegenen en uw naam overal beroemd maken. U zult vele anderen tot een zegen zijn.
Genesis 12:1-2 BasisBijbel (BB)
Toen zei de Heer tegen Abram: "Vertrek uit je land. Verlaat je familie en het huis van je vader. Ga naar het land dat Ik je zal wijzen. Ik zal een groot volk van je maken. Ik zal je zegenen en je naam zal overal bekend worden. En je zal tot een zegen zijn.