Ezechiël 44:15-31

Ezechiël 44:15-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Maar de levitische priesters, de zonen van Sadok, die de dienst in mijn heiligdom in acht genomen hebben, toen de Israëlieten van Mij afdwaalden, die zullen tot Mij naderen om Mij te dienen, en zij zullen in mijn dienst staan om Mij vet en bloed te brengen, luidt het woord van de Here HERE. Die zullen mijn heiligdom binnengaan, en die zullen tot mijn tafel naderen om Mij te dienen, en zij zullen mijn dienst waarnemen. Wanneer zij dan de poorten van de binnenste voorhof ingaan, zullen zij linnen klederen aantrekken; zij mogen geen wol dragen, als zij dienst doen in de poorten van de binnenste voorhof of in het huis. Linnen hoofddoeken zullen op hun hoofd zijn en linnen broeken aan hun heupen, zij zullen zich niet omgorden met iets dat doet zweten. En wanneer zij uitgaan naar de buitenste voorhof tot het volk, dan zullen zij hun klederen waarin zij dienst gedaan hebben, uittrekken en die neerleggen in de vertrekken van het heiligdom, en andere klederen aantrekken, opdat zij door hun klederen het volk niet heiligen. Ook zullen zij hun hoofdhaar niet scheren noch het hoofdhaar vrij laten groeien, maar zij zullen hun hoofdhaar knippen. Geen der priesters zal wijn drinken, wanneer zij de binnenste voorhof zullen ingaan. Zij zullen zich geen weduwe of een verstotene tot vrouw nemen; maar meisjes uit de nakomelingschap van het huis Israëls, of een weduwe die de weduwe van een priester is, mogen zij nemen. En zij zullen mijn volk het onderscheid leren tussen heilig en niet heilig en het onderscheid doen kennen tussen onrein en rein. Ook bij een geschil zullen zij optreden om recht te spreken; naar mijn verordeningen zullen zij dat beslechten; mijn wet en mijn inzettingen zullen zij op al mijn feesttijden onderhouden en mijn sabbatten zullen zij heiligen. Niemand van hen mag bij een dode komen, waardoor hij zich zou verontreinigen; slechts aan vader of moeder, zoon of dochter, broeder of zuster die aan geen man heeft toebehoord, mogen zij zich verontreinigen. Men zal na zijn reiniging voor hem zeven dagen aftellen, en op de dag dat hij (weer) het heiligdom, de binnenste voorhof, binnengaat om in mijn heiligdom dienst te doen, zal hij zijn zondoffer brengen, luidt het woord van de Here HERE. Dit zal hun tot erfdeel zijn: Ik ben hun erfdeel; een bezitting in Israël moogt gij hun niet geven: Ik ben hun bezitting. Het spijsoffer, het zondoffer en het schuldoffer mogen zij eten, en al wat in Israël met de ban getroffen wordt, dat zal voor hen zijn; het beste van alle eerstelingen van wat ook, en elke heffing van welke van al uw heffingen ook, zal voor de priesters wezen; ook het beste van uw gerstemeel zult gij de priester geven om zegen te doen rusten op uw huis. Niets wat gestorven of verscheurd is, van gevogelte of van vee, zullen de priesters eten.

Ezechiël 44:15-31 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Maar de Levietische priesters, de kinderen van Zadok, die de wacht Mijns heiligdoms hebben waargenomen, als de kinderen Israëls van Mij afdwaalden, die zullen tot Mij naderen, om Mij te dienen; en zullen voor Mijn aangezicht staan, om Mij het vette en het bloed te offeren, spreekt de Heere HEERE; Die zullen in Mijn heiligdom ingaan, en die zullen tot Mijn tafel naderen, om Mij te dienen, en zij zullen Mijn wacht waarnemen. En het zal geschieden, als zij tot de poorten van het binnenste voorhof zullen ingaan, dat zij linnen klederen zullen aantrekken; maar wol zal op hen niet komen, als zij dienen in de poorten van het binnenste voorhof, en inwaarts. Linnen huiven zullen op hun hoofd zijn, en linnen onderbroeken zullen op hun lenden zijn; zij zullen zich niet gorden in het zweet. En als zij uitgaan tot het buitenste voorhof, namelijk tot het buitenste voorhof tot het volk, zullen zij hun klederen, in dewelke zij gediend hebben, uittrekken, en dezelve henenleggen in de heilige kameren; en zullen andere klederen aantrekken, opdat zij het volk niet heiligen met hun klederen. En zij zullen hun hoofd niet glad afscheren, ook de lokken niet lang laten wassen; behoorlijk zullen zij hun hoofden bescheren. Ook zal geen priester wijn drinken, als zij in het binnenste voorhof zullen ingaan. Ook zullen zij zich geen weduwe of verstotene tot vrouwen nemen; maar jonge dochters van het zaad van het huis Israëls, of een weduwe, die een weduwe zal geweest zijn van een priester, zullen zij nemen. En zij zullen Mijn volk onderscheid leren tussen het heilige en onheilige, en hun bekend maken het onderscheid tussen het onreine en reine. En over een twistzaak zullen zij staan om te richten; naar Mijn rechten zullen zij hen richten; en zij zullen Mijn wetten en Mijn inzettingen op al Mijn gezette hoogtijden houden, en Mijn sabbatten heiligen. Ook zal geen van hen tot een doden mens ingaan, dat hij onrein worde; maar om een vader, of om een moeder, of om een zoon, of om een dochter, om een broeder of om een zuster, die geens mans geweest is, zullen zij zich mogen verontreinigen. En na zijn reiniging zullen zij hem zeven dagen tellen. En ten dage, als hij in het heilige zal ingaan, in het binnenste voorhof, om in het heilige te dienen, zal hij zijn zondoffer offeren, spreekt de Heere HEERE. Dit nu zal hun tot een erfenis zijn: Ik ben hun Erfenis; daarom zult gij hunlieden geen bezitting geven in Israël; Ik ben hun Bezitting. Het spijsoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer, die zullen zij eten; ook zal al het verbannene in Israël het hunne zijn. En de eerstelingen van alle eerste vruchten van alles, en alle hefoffer van alles, van al uw hefofferen, zullen der priesteren zijn; ook zult gij de eerstelingen van uw deeg den priester geven, om den zegen op uw huis te doen rusten. Geen aas, noch wat verscheurd is van het gevogelte, of van het vee, zullen de priesters eten.

Ezechiël 44:15-31 Herziene Statenvertaling (HSV)

Maar de Levitische priesters, de zonen van Zadok, die hun taak ten behoeve van Mijn heiligdom vervuld hebben toen de Israëlieten van Mij afdwaalden, díe mogen in Mijn nabijheid komen om Mij te dienen. Zij mogen voor Mijn aangezicht staan om aan Mij vet en bloed aan te bieden, spreekt de Heere HEERE. Zíj mogen Mijn heiligdom binnenkomen en zíj mogen in de nabijheid van Mijn tafel komen om Mij te dienen en zij zullen hun taak ten behoeve van Mij vervullen. En het zal gebeuren, wanneer zij de poorten van de binnenste voorhof binnenkomen, dat zij linnen kleding moeten aantrekken. Zij mogen echter geen wol dragen wanneer zij in de poorten van de binnenste voorhof dienstdoen, en in het huis zelf. Linnen tulbanden moeten op hun hoofd zijn en linnen broeken om hun middel. Zij mogen zich niet zo omgorden dat zij gaan zweten. Wanneer zij dan naar buiten gaan, naar de buitenste voorhof – naar de buitenste voorhof, naar het volk – moeten zij hun kleding, waarin zij gediend hebben, uittrekken en die neerleggen in de heilige kamers. Vervolgens moeten zij andere kleren aantrekken, zodat zij het volk niet met hun kleding heiligen. Zij mogen hun hoofd niet scheren, maar zij mogen ook de haarlokken niet vrij laten groeien. Zij moeten hun hoofdhaar goed kort knippen. Geen enkele priester mag wijn drinken wanneer hij de binnenste voorhof binnenkomt. Zij mogen zich geen weduwe of een verstoten vrouw tot vrouw nemen. Zij mogen alleen jonge vrouwen uit het nageslacht van het huis van Israël tot vrouw nemen, of een weduwe die weduwe van een priester is geworden. Zij moeten Mijn volk het onderscheid leren tussen heilig en onheilig, en hun het onderscheid laten weten tussen onrein en rein. Bij een rechtszaak moeten zíj optreden om recht te doen. Overeenkomstig Mijn bepalingen moeten zij die voeren. Op al Mijn feestdagen moeten zij Mijn wetten en Mijn verordeningen in acht nemen en Mijn sabbatten heiligen. Geen van hen mag bij een dood mens komen, waardoor hij onrein zou worden. Maar alleen in geval van een vader, in geval van een moeder, in geval van een zoon, in geval van een dochter, in geval van een broer of in geval van een zuster die niet aan een man heeft toebehoord, mogen zij zich verontreinigen. Na zijn reiniging moeten zij voor hem zeven dagen aftellen, en op de dag dat hij het heilige binnengaat in de binnenste voorhof om in het heilige te dienen, moet hij zijn zondoffer aanbieden, spreekt de Heere HEERE. Dit zal voor hen tot erfelijk bezit zijn: Ik ben hun erfelijk bezit. Daarom mag u hun in Israël geen bezit geven: Ik ben hun erfelijk bezit. Het graanoffer, het zondoffer en het schuldoffer, dat mogen zíj eten. Alles waarop de ban rust in Israël, is voor hen bestemd. Ook het beste van alle eerstelingen van alles, en elk hefoffer van alles, van al uw hefoffers, zullen voor de priesters bestemd zijn. Ook het beste van uw deeg moet u aan de priester geven om een zegen op uw huis te doen rusten. Geen enkel kadaver of wat verscheurd is van de vogels en van het vee, mogen de priesters eten.

Ezechiël 44:15-31 Het Boek (HTB)

De nakomelingen van Zadok uit de stam van Levi bleven echter gewoon hun priestertaak in de tempel vervullen toen het volk Mij in de steek liet voor afgoden. Deze mannen zullen mijn dienaars zijn: zij zullen voor Mij staan om het bloed en het vet van de offers aan Mij te offeren,” zegt de Oppermachtige HERE. “Zij zullen mijn heiligdom binnengaan en naar mijn tafel komen om Mij te dienen, zij zullen Mij dienen op de manier, zoals Ik wil. Als zij door de poort naar de binnenste voorhof gaan, mogen zij uitsluitend linnen kleding dragen. Zij mogen geen wollen kleding dragen tijdens hun dienst in de binnenste voorhof of in de tempel. Zij moeten linnen tulbanden en broeken dragen, geen kleding waarin zij kunnen zweten. Als zij terugkeren naar de buitenste voorhof, moeten zij de kleren uittrekken die zij tijdens hun dienst dragen en deze in de heilige vertrekken achterlaten. Daarna moeten zij andere kleren aantrekken. Anders zouden zij de mensen heiligen met wie ze in aanraking komen. Zij mogen hun haar niet te lang laten groeien en ook niet laten afscheren. Het is hun alleen toegestaan hun haar kort te houden. Geen enkele priester mag wijn drinken voordat hij de binnenste voorhof ingaat. Hij mag alleen met een maagd uit het volk Israël of met de weduwe van een andere priester trouwen. Met een gescheiden vrouw of een andere weduwe mag hij niet trouwen. Hij zal mijn volk leren onderscheid te maken tussen wat heilig en wat werelds, wat rein en wat onrein is. Zij zullen tevens dienst doen als rechters om geschillen onder mijn volk op te lossen. Hun beslissingen moeten gebaseerd zijn op mijn wetten. En de priesters zelf zullen mijn regels en voorschriften bij alle heilige feesten in ere houden. Zij moeten erop toezien dat mijn sabbat als een heilige dag wordt behandeld. Een priester mag zich niet verontreinigen door in de nabijheid van een lijk te komen, tenzij het zijn eigen vader, moeder, kind, broer of ongetrouwde zuster is. In die gevallen is het wel toegestaan. Maar nadat hij zich heeft gereinigd, moet hij nog zeven dagen wachten. Pas daarna mag hij zijn taken in de tempel weer vervullen. De eerste dag dat hij weer terugkeert naar zijn werk en de binnenste voorhof en het heiligdom betreedt, moet hij voor zichzelf een zondoffer brengen,” zegt de Oppermachtige HERE. “Priesters mogen geen eigendommen bezitten, want Ik ben hun erfenis! Hun voedsel zal bestaan uit de giften en offers die het volk naar de tempel brengt: de spijsoffers, zondoffers en schuldoffers. Datgene wat iemand speciaal aan God heeft opgedragen, zal voor de priesters zijn. De eerste oogst van de rijpe vruchten en alle geschenken voor de HERE gaan naar de priesters. De eerste opbrengst van elke nieuwe graanoogst moet eveneens aan de priesters worden geschonken, dan zal de HERE uw huizen zegenen. Priesters mogen nooit eten van het vlees van een vogel of een ander dier dat een natuurlijke dood is gestorven of door andere dieren is gedood.” ’

Ezechiël 44:15-31 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)

Alleen de Levitische priesters uit de familie van Zadok mogen bij Mij komen en Mij dienen. Want zij hebben zich wel aan de regels van mijn tempel gehouden toen de rest van de Israëlieten ontrouw aan Mij werd. Zij zullen Mij mogen dienen en het vet en het bloed van de offerdieren aan Mij mogen offeren, zegt de Heer. Zij mogen in mijn heiligdom binnengaan en bij mijn tafel komen om Mij te dienen." [ De Heer zei: ] "Als de priesters de poorten naar het binnenplein ingaan, moeten ze linnen kleren aantrekken. Als ze hun werk doen in de poorten van het binnenplein, op het binnenplein of in het tempelhuis, mogen ze geen wollen kleren dragen. Ze moeten een linnen tulband op hun hoofd hebben en linnen kleren aanhebben. Ze mogen niets aanhebben waarvan ze gaan zweten. En wanneer ze naar het buitenplein gaan waar de andere mensen komen, moeten ze eerst de kleren die ze aanhadden toen ze dienst deden, weer uitdoen. Ze moeten ze opbergen in de kamers van het tempelhuis. Daar moeten ze andere kleren aandoen. Want als ze de kleren zouden aanhouden waarin ze Mij hebben gediend en dan bij de andere mensen komen, zou mijn heiligheid ook op de andere mensen komen. Ze mogen hun hoofd niet kaalscheren, maar ze mogen hun haar ook niet lang laten groeien. Ze moeten het regelmatig knippen. De priesters mogen geen wijn gedronken hebben als ze het binnenplein op gaan. Ze mogen niet trouwen met een weduwe, behalve als die weduwe de vrouw van een priester is geweest. Ze mogen ook niet trouwen met een vrouw die door haar man is weggestuurd. Ze moeten trouwen met een vrouw uit het volk Israël. Zij moeten mijn volk het verschil leren tussen heilig en gewoon, tussen rein en onrein. Als er ruzies zijn, moeten de priesters rechtspreken. Ze moeten rechtspreken volgens mijn wetten en leefregels. Ze moeten zich aan alle wetten en regels van de feestdagen houden. Ook moeten ze zich houden aan de heilige rustdagen. Ze mogen niet in de buurt van een dode komen, want dan zouden ze onrein worden [ en geen dienst meer mogen doen ]. Ze mogen alleen een dode aanraken als die dode hun vader, moeder, zoon, dochter, broer of ongetrouwde zus is. Als ze een dode hebben aangeraakt, moeten ze zich volgens de regels reinigen. Na zeven dagen zijn ze weer rein. En op de dag dat ze weer op het binnenplein mogen komen om Mij te dienen, moeten ze een vergevings-offer brengen, zegt de Heer. De priesters zullen geen eigen stuk grond hebben. Want ze hebben Mij: Ik zorg voor hen. Ze zullen leven van de meel-offers, vergevings-offers en schuld-offers. Verder mogen ze van alles eten wat in Israël voor Mij is. Ze krijgen het beste van het eerste deel van de oogst, van de eerstgeboren dieren en van het meel. Van alles wat de Israëlieten aan Mij geven, mogen ze eten. Het beste deel van alles moeten jullie aan de priesters geven. Dan zal Ik goed voor jullie zijn. Maar de priesters mogen geen vee of vogels eten die vanzelf zijn doodgegaan of die door wilde dieren zijn gedood."