Ezechiël 30:20-26
Ezechiël 30:20-26 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Ook gebeurde het in het elfde jaar, in de eerste maand, op den zevenden der maand, dat het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende: Mensenkind! Ik heb den arm van Farao, den koning van Egypte, verbroken; en ziet, hij zal niet verbonden worden, met pleisters op te leggen, met een windeldoek aan te doen, om dien te verbinden, om dien te sterken, dat hij het zwaard houde. Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Ik wil aan Farao, den koning van Egypte, en zal zijn armen verbreken, beide den sterken en den verbrokenen; en Ik zal het zwaard uit zijn hand doen vallen. En Ik zal de Egyptenaars verstrooien onder de heidenen, en zal hen verspreiden in de landen. En Ik zal de armen des konings van Babel sterken, en Mijn zwaard in zijn hand geven; maar Farao’s armen zal Ik verbreken, dat hij voor zijn aangezicht zal kermen, gelijk een dodelijk verwonde kermt. Ja, Ik zal de armen des konings van Babel sterken, maar Farao’s armen zullen daarhenen vallen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik Mijn zwaard in de hand des konings van Babel zal hebben gegeven, en hij datzelve over Egypteland zal hebben uitgestrekt. En Ik zal de Egyptenaars verstrooien onder de heidenen, en zal hen verspreiden in de landen; alzo zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben.
Ezechiël 30:20-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
In het elfde jaar, in de eerste maand, op de zevende der maand, kwam het woord des HEREN tot mij: Mensenkind, de arm van Farao, de koning van Egypte, heb Ik gebroken; zie, hij zal niet ter genezing verbonden worden door hem met een zwachtel te omwikkelen, zodat hij weer sterk genoeg wordt om het zwaard te grijpen. Daarom, zo zegt de Here HERE, zie Ik keer Mij tegen Farao, de koning van Egypte, en breek zijn armen, zowel de gezonde als de gebroken, en Ik doe hem het zwaard uit de hand vallen. Ik zal de Egyptenaren verstrooien onder de volken en hen verspreiden over de landen. De armen van de koning van Babel zal Ik sterk maken en mijn zwaard in zijn hand geven, maar de armen van Farao zal Ik breken, zodat hij voor hem kermen zal met het gekerm van een dodelijk gewonde. Ja, de armen van de koning van Babel maak Ik sterk, maar de armen van Farao zullen neerzinken; en zij zullen weten, dat Ik de HERE ben, wanneer Ik mijn zwaard in de hand van de koning van Babel geef en hij het over het land Egypte zwaait. Ik zal de Egyptenaren verstrooien onder de volken en hen verspreiden over de landen. En zij zullen weten, dat Ik de HERE ben.
Ezechiël 30:20-26 Herziene Statenvertaling (HSV)
Het gebeurde in het elfde jaar, in de eerste maand, op de zevende van de maand, dat het woord van de HEERE tot mij kwam: Mensenkind, Ik heb de arm van de farao, de koning van Egypte, gebroken. En zie, hij is niet verbonden door een verband aan te leggen om hem te verbinden, om genezing te brengen, om hem sterk genoeg te maken om het zwaard te hanteren. Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zál de farao, de koning van Egypte! Ik zal zijn beide armen breken, zowel die nog sterk is als die al gebroken is, en Ik zal het zwaard uit zijn hand doen vallen. Ik zal de Egyptenaren verspreiden onder de heidenvolken en Ik zal hen verstrooien over de landen. Ik zal de armen van de koning van Babel sterk maken en Ik zal Mijn zwaard in zijn hand geven, maar de armen van de farao zal Ik breken, zodat die voor zijn ogen kermen zal, zoals een dodelijk gewonde kermt. Ik zal de armen van de koning van Babel sterk maken, maar de armen van de farao zullen slap neervallen. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben, als Ik Mijn zwaard in de hand van de koning van Babel geef en hij het over het land Egypte uitstrekt. Ik zal de Egyptenaren verspreiden onder de heidenvolken en Ik zal hen verstrooien over de landen. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben.
Ezechiël 30:20-26 Het Boek (HTB)
Een jaar later kreeg ik op de zevende dag van de eerste maand van het elfde jaar van koning Jojakins gevangenschap deze boodschap: ‘Mensenzoon, Ik heb de arm van de farao, de koning van Egypte gebroken en hij is niet gezet of gezwachteld om hem weer sterk genoeg te maken om een zwaard te kunnen hanteren. “Want,” zegt de Oppermachtige HERE, “Ik ga optreden tegen de farao en zal zijn beide armen breken, de gezonde arm en de arm die al eerder gebroken was. Ik zal zijn zwaard op de grond laten kletteren. En de Egyptenaren zal Ik naar vele landen verbannen. De armen van de koning van Babel zal Ik echter sterk maken en Ik zal hem mijn zwaard in de hand geven. Maar de armen van de farao, de koning van Egypte, zal Ik breken en Ik zal hem voor de koning van Babel laten kermen als iemand die dodelijk gewond is. Ik zal de handen van de koning van Babel sterk maken, terwijl de armen van de farao krachteloos langs zijn lichaam zullen hangen. Ja, als Ik de koning van Babel mijn zwaard in de hand geef en hij het over het land Egypte zwaait, zal Egypte weten dat Ik de HERE ben. Ik zal de Egyptenaren onder de volken verspreiden, zodat zij beseffen dat Ik de HERE ben.” ’
Ezechiël 30:20-26 BasisBijbel (BB)
In het elfde jaar dat we als gevangenen in Babylonië woonden, zei de Heer op de zevende dag van de eerste maand tegen mij: "Mensenzoon, Ik heb de arm van de koning van Egypte gebroken. Zijn arm zal niet verbonden worden en niet meer genezen. Hij zal nooit meer sterk genoeg worden om een zwaard te grijpen. Ik ben de vijand van de koning van Egypte. Daarom breek Ik zijn beide armen, ook de gezonde arm, zodat zijn zwaard hem uit de handen zal vallen. Ik zal de Egyptenaren uit elkaar jagen en verspreiden over andere landen. Maar de armen van de koning van Babel zal Ik sterk maken. Ik zal hem mijn zwaard in de hand geven. Maar de armen van de farao zal Ik breken. Hij zal kreunen en kermen voor de koning van Babel, zoals iemand die dodelijk gewond is. Ja, de armen van de koning van Babel maak Ik sterk. Maar de armen van de koning van Egypte zullen krachteloos langs zijn lichaam hangen. Ik geef de koning van Babel mijn zwaard om Egypte te veroveren. Dan zullen de Egyptenaren beseffen dat Ik de Heer ben. Ik zal de Egyptenaren uit elkaar jagen en verspreiden over andere landen. Ze zullen beseffen dat Ik de Heer ben."