Ezechiël 22:29-31
Ezechiël 22:29-31 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Het volk des lands pleegt enkel verdrukking, en bedrijft enkel roverij, ook onderdrukken zij den ellendige en nooddruftige, en den vreemdeling verdrukken zij zonder recht. Ik zocht nu een man uit hen, die den muur mocht toemuren, en voor Mijn aangezicht in de bresse staan voor het land, opdat Ik het niet mocht verderven; maar Ik vond niemand. Daarom heb Ik Mijn gramschap over hen uitgegoten; door het vuur Mijner verbolgenheid heb Ik hen verteerd; hun weg heb Ik op hun hoofd gegeven, spreekt de Heere HEERE.
Ezechiël 22:29-31 Herziene Statenvertaling (HSV)
De bevolking van het land doet niets dan afpersen, doet niets dan roven. De ellendige en arme persen zij af, en de vreemdeling buiten zij uit zonder recht. Ik zocht naar iemand onder hen die een muur kon optrekken en voor Mijn aangezicht in de bres kon staan voor het land, zodat Ik het niet te gronde hoefde te richten, maar Ik vond niemand. Daarop stortte Ik Mijn gramschap over hen uit. Door het vuur van Mijn verbolgenheid heb Ik een einde aan hen gemaakt. Hun weg heb Ik op hun eigen hoofd doen neerkomen, spreekt de Heere HEERE.
Ezechiël 22:29-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Het volk des lands maakt zich schuldig aan afpersing en pleegt roof; het onderdrukt de arme en behoeftige, en de vreemdeling doet het tegen alle recht geweld aan. Ik heb onder hen gezocht naar iemand, die een muur zou kunnen optrekken en voor mijn aangezicht op de bres zou kunnen staan ten behoeve van het land, zodat Ik het niet zou verwoesten, maar Ik heb hem niet gevonden. Daarom heb Ik mijn gramschap over hen uitgestort; met het vuur van mijn verbolgenheid heb Ik hen verteerd; hun wandel heb Ik op hun hoofd doen neerkomen – luidt het woord van de Here HERE.
Ezechiël 22:29-31 Het Boek (HTB)
Ook de gewone mensen onderdrukken en beroven de armen en noodlijdenden. Vreemdelingen worden uitgebuit en onrechtvaardig behandeld. Ik heb tevergeefs gezocht naar iemand die de muur van rechtvaardigheid weer zou kunnen opbouwen, iemand die op de bres zou kunnen staan om u te beschermen tegen mijn vernietigend oordeel. Maar Ik heb niemand gevonden.” En daarom zegt de Oppermachtige HERE: “Ik zal mijn toorn over u uitgieten, Ik zal u verteren met het vuur van mijn toorn. Ik geef u de volledige straf voor al uw zonden.” ’
Ezechiël 22:29-31 BasisBijbel (BB)
De mensen zijn schuldig aan afpersing en diefstal. De arme mensen worden slecht behandeld. Vreemdelingen zijn niet veilig. Ik heb bij hen gezocht naar iemand die zou proberen om het land te redden. Iemand die bij het volk voor Mij op zou komen. Iemand die de gaten en scheuren die waren ontstaan in de muur van mijn bescherming zou dichtmaken. Want anders zou het land verwoest worden. Maar Ik heb niemand gevonden. Daarom straf Ik hen in mijn woede. Ik verbrand hen met het vuur van mijn woede. Ik geef hun de straf die ze hebben verdiend, zegt de Heer."