Exodus 4:18-26
Exodus 4:18-26 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen ging Mozes weg en keerde terug naar zijn schoonvader Jether. En hij zei tegen hem: Laat mij toch gaan om terug te keren naar mijn broeders, die in Egypte zijn, om te zien of zij nog leven. En Jethro zei tegen Mozes: Ga in vrede. Ook zei de HEERE tegen Mozes in Midian: Ga, keer terug naar Egypte, want al de mannen die u naar het leven stonden, zijn gestorven. Toen nam Mozes zijn vrouw en zijn zonen, liet hen op een ezel rijden en keerde terug naar het land Egypte. En Mozes nam de staf van God in zijn hand. De HEERE zei tegen Mozes: Nu u naar Egypte gaat terugkeren, zie erop toe dat u al de wonderen waartoe Ik u in staat gesteld heb, vóór de farao doet. Ikzelf echter zal zijn hart verharden, zodat hij het volk niet zal laten gaan. Dan moet u tegen de farao zeggen: Zo zegt de HEERE: Mijn zoon, Mijn eerstgeborene, is Israël. Daarom zeg Ik tegen u: Laat Mijn zoon gaan, zodat hij Mij kan dienen. Maar u hebt geweigerd hem te laten gaan, zie, Ik zal uw zoon, uw eerstgeborene, doden. En het gebeurde onderweg, in de herberg, dat de HEERE hem tegenkwam en hem wilde doden. Toen nam Zippora een vuurstenen mes en besneed de voorhuid van haar zoon. Zij wierp die voor Mozes' voeten en zei: Werkelijk, je bent voor mij een bloedbruidegom. Toen liet Hij hem met rust. Vanwege de besnijdenissen zei zij toen: Bloedbruidegom.
Exodus 4:18-26 Het Boek (HTB)
Mozes ging terug naar huis en besprak de zaak met zijn schoonvader Jetro. ‘Als u het goed vindt,’ zei Mozes, ‘ga ik terug naar Egypte om mijn familie te bezoeken. Ik weet niet eens of ze nog wel leven.’ ‘Ga in vrede,’ antwoordde Jetro. Voordat Mozes Midjan verliet, zei de HERE tegen hem: ‘Wees niet bang om naar Egypte terug te gaan, want allen die u wilden doden, zijn overleden.’ Zo trok Mozes met zijn vrouw en zonen op ezels naar Egypte. De ‘staf van God’ hield hij stevig vast! De HERE zei tegen hem: ‘Als u terugkomt in Egypte, moet u naar de farao gaan en hem de wonderen laten zien die Ik u heb getoond. Ik zal hem echter koppig maken zodat hij het volk niet zal laten gaan. Zeg dan tegen de farao: “De HERE zegt: Israël is mijn oudste zoon en Ik heb u opgedragen hem te laten gaan zodat hij Mij kan aanbidden. Als u weigert, zal Ik uw oudste zoon doden”.’ Mozes reisde verder met zijn gezin en toen hij op een avond stopte om te overnachten, verscheen de HERE hem en probeerde hem te doden. Zijn vrouw Sippora greep een stenen mes, besneed haar zoon en hield de bloedende voorhuid tegen Mozesʼ voet. ‘Ik heb je leven gered met het bloed van mijn zoon,’ zei zij. Toen liet de HERE Mozes met rust.
Exodus 4:18-26 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Toen ging Mozes naar zijn schoonvader Jetro terug. Hij zei tegen hem: "Ik wil graag terug gaan naar mijn familie in Egypte. Ik wil weten of ze nog leven." Jetro zei tegen Mozes: "Ga in vrede." Want de Heer had in Midian tegen Mozes gezegd: "Ga terug naar Egypte. Want de mannen die jou wilden doden, zijn allemaal gestorven." Toen reisde Mozes met zijn vrouw en zijn zonen op ezels naar Egypte terug. De staf van God had hij in zijn hand. De Heer zei tegen Mozes: "Je gaat nu terug naar Egypte. Denk erom dat je de farao alle wonderen laat zien waarvoor Ik je de macht heb gegeven. Maar Ik zal hem koppig maken. Hij zal het volk niet willen laten gaan. Dan moet je tegen de farao zeggen: 'Dit zegt de Heer: Israël is mijn oudste zoon. Ik heb tegen u gezegd: Laat mijn zoon gaan, zodat hij Mij kan dienen. Maar u weigert hem te laten gaan. Daarom zal Ik uw oudste zoon doden.' " Onderweg, op de plaats waar ze de nacht doorbrachten, kwam de Heer naar hem toe en probeerde hem te doden. Toen nam Zippora een stenen mes en besneed daarmee haar zoon. Daarna raakte ze met het bloed zijn voeten aan en zei: "Je bent mijn bloedbruidegom." Dat zei ze vanwege het besnijden. Toen liet Hij hem met rust.
Exodus 4:18-26 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Toen ging Mozes heen, en keerde weder tot Jethro, zijn schoonvader, en zeide tot hem: Laat mij toch gaan, dat ik wederkere tot mijn broederen, die in Egypte zijn, en zie, of zij nog leven. Jethro dan zeide tot Mozes: Ga in vrede! Ook zeide de HEERE tot Mozes in Midian: Ga heen, keer weder in Egypte, want al de mannen zijn dood, die uw ziel zochten. Mozes dan nam zijn vrouw, en zijn zonen, en voerde hen op een ezel, en keerde weder in Egypteland; en Mozes nam den staf Gods in zijn hand. En de HEERE zeide tot Mozes: Terwijl gij heentrekt, om weder in Egypte te keren, zie toe, dat gij al de wonderen doet voor Farao, die Ik in uw hand gesteld heb; doch Ik zal zijn hart verstokken, dat hij het volk niet zal laten gaan. Dan zult gij tot Farao zeggen: Alzo zegt de HEERE: Mijn zoon, Mijn eerstgeborene, is Israël. En Ik heb tot u gezegd: Laat Mijn zoon trekken, dat hij Mij diene! maar gij hebt geweigerd hem te laten trekken; zie, Ik zal uw zoon, uw eerstgeborene doden! En het geschiedde op den weg, in de herberg, dat de HEERE hem tegenkwam, en zocht hem te doden. Toen nam Zippora een stenen mes en besneed de voorhuid haars zoons, en wierp die voor zijn voeten, en zeide: Voorwaar, gij zijt mij een bloedbruidegom! En Hij liet van hem af. Toen zeide zij: Bloedbruidegom! vanwege de besnijdenis.
Exodus 4:18-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen keerde Mozes naar zijn schoonvader Jeter terug en zeide tot hem: Ik wilde wel terugkeren naar mijn broeders, die in Egypte zijn, en zien, of zij nog leven. En Jetro zeide tot Mozes: Ga in vrede. Want de HERE had tot Mozes in Midjan gezegd: Keer terug naar Egypte, want alle mannen, die u naar het leven stonden, zijn dood. Daarop nam Mozes zijn vrouw en zijn zonen, zette hen op een ezel en keerde naar het land Egypte terug; ook nam Mozes de staf Gods in zijn hand. En de HERE zeide tot Mozes: Nu gij gaat terugkeren naar Egypte, zie toe, dat gij voor het aangezicht van Farao al de wonderen doet, die Ik in uw macht gesteld heb. Maar Ik zal zijn hart verharden, zodat hij het volk niet zal laten gaan. Dan zult gij tot Farao zeggen: Zo zegt de HERE: Israël is mijn eerstgeboren zoon; daarom zeg Ik u: laat mijn zoon gaan, opdat hij Mij diene; zoudt gij echter weigeren hem te laten gaan, dan zal Ik uw eerstgeboren zoon doden. Onderweg nu, in een nachtverblijf, kwam de HERE hem tegen en zocht hem te doden. Toen nam Sippora een stenen mes, besneed de voorhuid van haar zoon, raakte daarmee zijn voeten aan en zeide: Voorzeker, gij zijt mij een bloedbruidegom. En Hij liet hem met rust. Bloedbruidegom, zeide zij toen, met het oog op de besnijdenis.