Exodus 3:13-15
Exodus 3:13-15 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Toen zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik kom tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot ulieden gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal ik tot hen zeggen? En God zeide tot Mozes: IK ZAL ZIJN, DIE IK ZIJN ZAL! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden! Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: De HEERE, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn gedachtenis van geslacht tot geslacht.
Exodus 3:13-15 Herziene Statenvertaling (HSV)
En Mozes zei tegen God: Zie, wanneer ik bij de Israëlieten kom en tegen hen zeg: De God van uw vaderen heeft mij naar u toe gezonden, en zij mij zeggen: Wat is Zijn Naam? Wat moet ik dan tegen hen zeggen? En God zei tegen Mozes: IK BEN DIE IK BEN. Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden. Toen zei God verder tegen Mozes: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: De HEERE, de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob, heeft mij naar u toe gezonden. Dit is voor eeuwig Mijn Naam, dit is Mijn Naam ter gedachtenis, van generatie op generatie.
Exodus 3:13-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Daarop zeide Mozes tot God: Maar wanneer ik tot de Israëlieten kom en hun zeg: De God uwer vaderen heeft mij tot u gezonden, en zij mij vragen: hoe is zijn naam – wat moet ik hun dan antwoorden? Toen zeide God tot Mozes: Ik ben, die Ik ben. En Hij zeide: Aldus zult gij tot de Israëlieten zeggen: Ik ben heeft mij tot u gezonden. Voorts zeide God tot Mozes: Aldus zult gij tot de Israëlieten zeggen: De HERE, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob, heeft mij tot u gezonden; dit is mijn naam voor eeuwig en zo wil Ik aangeroepen worden van geslacht tot geslacht.
Exodus 3:13-15 Het Boek (HTB)
Maar Mozes vroeg: ‘Als ik naar de Israëlieten ga en hun zeg dat de God van hun voorouders mij heeft gestuurd, zullen zij vragen: “Over welke God heb je het?” Wat moet ik dan antwoorden?’ ‘Zijn naam is: Ik ben die Ik ben,’ was het antwoord. ‘Zeg maar tegen hen: “Ik Ben” heeft mij gestuurd! Ja, zeg hun: “De HERE, de God van jullie voorouders, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob, die heeft mij naar jullie toegestuurd”. De naam HERE zal Ik voortaan dragen en zo zal elke generatie Mij noemen.’
Exodus 3:13-15 BasisBijbel (BB)
Toen zei Mozes tegen God: "Maar als ik tegen de Israëlieten zeg: 'De God van jullie voorvaders heeft mij naar jullie toe gestuurd,' dan vragen ze mij misschien: 'Hoe heet Hij dan?' Wat moet ik dan tegen hen zeggen?" Toen zei God tegen Mozes: "Mijn naam is IK BEN. Zeg tegen de Israëlieten: 'IK BEN heeft mij gestuurd. De Heer, de God van jullie voorvaders, de God van Abraham, Izaäk en Jakob, heeft mij naar jullie toe gestuurd.' Dat is voor eeuwig mijn naam. En zo wil Ik voor altijd worden genoemd.