Exodus 2:3-4
Exodus 2:3-4 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Doch als zij hem niet langer verbergen kon, zo nam zij voor hem een kistje van biezen, en belijmde het met lijm en met pek; en zij legde het knechtje daarin, en legde het in de biezen, aan den oever der rivier. En zijn zuster stelde zich van verre, om te weten, wat hem gedaan zou worden.
Exodus 2:3-4 Herziene Statenvertaling (HSV)
Maar toen zij hem niet langer kon verbergen, nam zij voor hem een mandje van biezen en bestreek het met asfalt en pek. Zij legde het kind daarin en zette het tussen het riet aan de oever van de Nijl. En zijn zuster ging op een afstand staan om te weten te komen wat er met hem gedaan zou worden.
Exodus 2:3-4 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Maar langer kon zij hem niet verborgen houden; daarom nam zij voor hem een biezen kistje, bestreek het met asfalt en pek, legde het kind erin en zette het in het riet aan de oever van de Nijl; zijn zuster ging op enige afstand staan om te zien, wat er met hem gebeuren zou.
Exodus 2:3-4 Het Boek (HTB)
Op een gegeven moment was het niet langer mogelijk het kind verborgen te houden. Zij pakte een mandje van biezen, bestreek het met pek en teer, legde de baby erin en zette het mandje in de rietkraag langs de rivier. Het zusje van de baby bleef van een afstand kijken wat er met het kind gebeurde.
Exodus 2:3-4 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Maar langer kon ze hem niet verbergen. Daarom maakte ze een rieten mandje met een deksel. Ze smeerde het in met teer [ om het waterdicht te maken ] en legde het kind er in. Daarna zette ze het mandje tussen het riet langs de rivier. De zus [ (Mirjam) ] van het kind ging op een afstand staan kijken wat er met hem zou gebeuren.