Exodus 1:15-16
Exodus 1:15-16 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Daarenboven sprak de koning van Egypte tot de vroedvrouwen der Hebreïnnen, welker ener naam Sifra, en de naam der andere Pua was; En zeide: Wanneer gij de Hebreïnnen in het baren helpt, en ziet haar op de stoelen; is het een zoon, zo doodt hem; maar is het een dochter, zo laat haar leven!
Exodus 1:15-16 Herziene Statenvertaling (HSV)
Bovendien zei de koning van Egypte tegen de vroedvrouwen van de Hebreeuwse vrouwen, van wie de naam van de een Sifra was en de naam van de ander Pua, hij zei: Als u de Hebreeuwse vrouwen bij het bevallen helpt en u let op de stenen baarstoel, dan moet u, als het een zoon is, hem doden, maar als het een dochter is, mag zij blijven leven.
Exodus 1:15-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Ook beval de koning van Egypte de vroedvrouwen der Hebreeuwse vrouwen, van wie de een Sifra heette en de ander Pua: Wanneer gij de Hebreeuwse vrouwen bij de bevalling helpt, dan moet gij goed toezien bij de verlossing; indien het een zoon is, dan moet gij hem doden, maar indien het een dochter is, mag zij blijven leven.
Exodus 1:15-16 Het Boek (HTB)
Maar alsof dat nog niet genoeg was, riep de farao, de koning van Egypte, de vroedvrouwen Sifra en Pua bij zich. Zij moesten alle pasgeboren jongens doden en de meisjes in leven te laten.
Exodus 1:15-16 BasisBijbel (BB)
In Egypte waren twee vrouwen die de Hebreeuwse vrouwen hielpen als hun kind geboren werd. Ze heetten Sifra en Pua. De farao had hen bevolen: "Als jullie de Hebreeuwse vrouwen helpen als hun kind wordt geboren, moet je opletten of het kind een jongetje of een meisje is. De jongetjes moet je doden. Maar de meisjes mogen blijven leven."