Esther 2:1-17

Esther 2:1-17 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Na deze geschiedenissen, toen de grimmigheid van den koning Ahasveros gestild was, gedacht hij aan Vasthi, en wat zij gedaan had, en wat over haar besloten was. Toen zeiden de jongelingen des konings, die hem dienden: Men zoeke voor den koning jonge dochters, maagden, schoon van aangezicht. En de koning bestelle toezieners in al de landschappen zijns koninkrijks, dat zij vergaderen alle jonge dochters, maagden, schoon van aangezicht, tot den burg Susan, tot het huis der vrouwen, onder de hand van Hegai, des konings kamerling, bewaarder der vrouwen; en men geve haar haar versierselen. En de jonge dochter, die in des konings oog schoon wezen zal, worde koningin in stede van Vasthi. Deze zaak nu was goed in de ogen des konings, en hij deed alzo. Er was een Joods man op den burg Susan, wiens naam was Mordechai, een zoon van Jaïr, den zoon van Simeï, den zoon van Kis, een man van Jemini; Die weggevoerd was van Jeruzalem met de weggevoerden, die weggevoerd waren met Jechonia, den koning van Juda, denwelken Nebukadnezar, de koning van Babel, had weggevoerd. En hij was het, die opvoedde Hadassa (deze is Esther, de dochter zijns ooms); want zij had geen vader noch moeder; en zij was een jonge dochter, schoon van gedaante, en schoon van aangezicht; en als haar vader en haar moeder stierven, had Mordechai ze zich tot een dochter aangenomen. Het geschiedde nu, toen het woord des konings en zijn wet ruchtbaar was, en toen vele jonge dochters samenvergaderd werden op den burg Susan, onder de hand van Hegai, werd Esther ook genomen in des konings huis, onder de hand van Hegai, den bewaarder der vrouwen. En die jonge dochter was schoon in zijn ogen, en zij verkreeg gunst voor zijn aangezicht; daarom haastte hij met haar versierselen en met haar delen haar te geven, en zeven aanzienlijke jonge dochters haar te geven uit het huis des konings; en hij verplaatste haar en haar jonge dochters naar het beste van het huis der vrouwen. Esther had haar volk en haar maagschap niet te kennen gegeven; want Mordechai had haar geboden, dat zij het niet zou te kennen geven. Mordechai nu wandelde allen dag voor het voorhof van het huis der vrouwen, om te vernemen naar den welstand van Esther, en wat met haar geschieden zou. Als nu de beurt van elke jonge dochter naakte, om tot den koning Ahasveros te komen, nadat haar twaalf maanden lang naar de wet der vrouwen geschied was; want alzo werden vervuld de dagen harer versieringen, zes maanden met mirre-olie, en zes maanden met specerijen, en met andere versierselen der vrouwen; Daarmede kwam dan de jonge dochter tot den koning; al wat zij zeide, werd haar gegeven, dat zij daarmede ging uit het huis der vrouwen tot het huis des konings. Des avonds ging zij daarin, en des morgens ging zij weder naar het tweede huis der vrouwen, onder de hand van Saäsgaz, den kamerling des konings, bewaarder der bijwijven, zij kwam niet weder tot den koning, ten ware de koning lust tot haar had, en zij bij name geroepen werd. Als de beurt van Esther, de dochter van Abichaïl, den oom van Mordechai, (die hij zich ter dochter genomen had) naakte, dat zij tot den koning komen zou, begeerde zij niet met al, dan wat Hegai, des konings kamerling, de bewaarder der vrouwen, zeide; en Esther verkreeg genade in de ogen van allen, die haar zagen. Alzo werd Esther genomen tot den koning Ahasveros, tot zijn koninklijk huis, in de tiende maand, welke is de maand Tebeth, in het zevende jaar zijns rijks. En de koning beminde Esther boven alle vrouwen, en zij verkreeg genade en gunst voor zijn aangezicht, boven alle maagden; en hij zette de koninklijke kroon op haar hoofd, en hij maakte haar koningin in de plaats van Vasthi.

Esther 2:1-17 Herziene Statenvertaling (HSV)

Na deze gebeurtenissen, toen de woede van koning Ahasveros bedaard was, dacht hij aan Vasthi, en aan wat zij had gedaan en wat over haar besloten was. Toen zeiden de hovelingen van de koning, die hem dienden: Laat men voor de koning meisjes zoeken die maagd zijn en knap om te zien. En laat de koning opzichters aanstellen in alle gewesten van zijn koninkrijk, opdat zij elk meisje dat maagd is en knap om te zien, verzamelen in de burcht Susan, in het vrouwenverblijf, onder de hoede van Hegai, de hoveling van de koning, de bewaarder van de vrouwen, en laat men hun een schoonheidsbehandeling geven. En het meisje dat welgevallig zal zijn in de ogen van de koning, moet koningin worden in plaats van Vasthi. Dit woord nu was goed in de ogen van de koning en zo deed hij. Er was een Joods man in de burcht Susan en zijn naam was Mordechai, de zoon van Jaïr, de zoon van Simeï, de zoon van Kis, een man uit Benjamin, die weggevoerd was uit Jeruzalem met de ballingen die weggevoerd waren met Jechonia, de koning van Juda, die Nebukadnezar, de koning van Babel, in ballingschap had gevoerd. En hij was het die Hadassa, dat is Esther, de dochter van zijn oom, opvoedde, want zij had geen vader of moeder. Het meisje nu was mooi van gestalte en knap om te zien. En toen haar vader en moeder gestorven waren, had Mordechai haar als dochter aangenomen. En het gebeurde, toen het woord van de koning en zijn wet bekend waren geworden en toen veel meisjes verzameld werden in de burcht Susan onder de hoede van Hegai, dat ook Esther meegenomen werd naar het huis van de koning, onder de hoede van Hegai, de bewaarder van de vrouwen. En het meisje was welgevallig in zijn ogen en zij verwierf gunst bij hem en hij haastte zich om haar haar schoonheidsmiddelen en haar deel van het voedsel te geven en om haar zeven aanzienlijke meisjes uit het huis van de koning te geven. En hij plaatste haar en haar meisjes over naar het beste gedeelte van het vrouwenverblijf. Esther had haar volk en haar afkomst niet verteld, want Mordechai had haar geboden dat zij die niet zou vertellen. En elke dag wandelde Mordechai voor de voorhof van het vrouwenverblijf om de welstand van Esther te vernemen, en wat er met haar zou gebeuren. En wanneer een meisje aan de beurt was om bij koning Ahasveros te komen, nadat zij twaalf maanden lang behandeld was volgens de bepaling voor de vrouwen – want zoveel dagen duurde hun schoonheidsbehandeling: zes maanden werden zij behandeld met mirreolie en zes maanden met specerijen en schoonheidsmiddelen voor de vrouwen – dan kwam het meisje op deze manier naar de koning: al wat zij vroeg, werd haar gegeven om met zich mee te nemen uit het vrouwenverblijf naar het huis van de koning. Zij kwam 's avonds en 's morgens keerde zij terug naar het tweede vrouwenverblijf, onder de hoede van Saäsgaz, de hoveling van de koning, de bewaker van de bijvrouwen. Zij kwam niet meer bij de koning, behalve wanneer de koning naar haar verlangde en zij bij haar naam werd geroepen. En toen de beurt van Esther kwam – de dochter van Abichaïl, de oom van Mordechai die haar als dochter had aangenomen – om bij de koning te komen, verzocht zij om niets anders mee te nemen dan wat Hegai, de hoveling van de koning, de bewaarder van de vrouwen, zei. En Esther verwierf genade in de ogen van ieder die haar zag. En Esther werd meegenomen naar koning Ahasveros, naar zijn koninklijk huis, in de tiende maand, dat is de maand Tebeth, in zijn zevende regeringsjaar. En de koning had Esther meer lief dan alle andere vrouwen en zij verwierf bij hem meer genade en gunst dan alle andere meisjes en hij zette de koninklijke diadeem op haar hoofd en maakte haar koningin in de plaats van Vasthi.

Esther 2:1-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Na deze gebeurtenissen, toen de toorn van koning Ahasveros bedaard was, dacht hij weder aan Wasti, aan wat zij gedaan had en aan wat over haar besloten was. Toen zeiden de dienstdoende hovelingen des konings: Men zoeke voor de koning jonge meisjes, maagden, schoon van uiterlijk; daartoe stelle de koning ambtenaren aan in alle gewesten van zijn koninkrijk, die alle jonge maagden, schoon van uiterlijk, moeten bijeenbrengen in de burcht Susan in het vrouwenhuis, onder opzicht van de koninklijke hoveling Hegai, de bewaker der vrouwen; daar stelle men de schoonheidsmiddelen tot haar beschikking. Het meisje dan, dat in de ogen des konings het schoonste zal zijn, worde koningin in de plaats van Wasti. Dit voorstel verwierf de goedkeuring van de koning en hij handelde ernaar. Nu was er in de burcht Susan een Joods man, wiens naam was Mordekai, de zoon van Jaïr, de zoon van Simi, de zoon van Kis, een Benjaminiet, die weggevoerd was uit Jeruzalem met de ballingen die weggevoerd waren met Jechonja, de koning van Juda, welke Nebukadnessar, de koning van Babel, in ballingschap had weggevoerd. Hij was de pleegvader van Hadassa – dat is Ester –, de dochter van zijn oom, want zij had vader noch moeder, een meisje, bekoorlijk van gestalte en schoon van uiterlijk. Bij de dood van haar vader en moeder had Mordekai haar als dochter aangenomen. Toen nu het besluit en de wet des konings bekend waren geworden en vele meisjes bijeengebracht werden in de burcht Susan onder opzicht van Hegai, werd ook Ester in het koninklijk paleis opgenomen onder opzicht van Hegai, de bewaker der vrouwen. En het meisje was welgevallig in zijn ogen en verwierf zijn gunst, zodat hij haar zo spoedig mogelijk de schoonheidsmiddelen en de maaltijden verschafte, haar zeven der voortreffelijkste dienaressen uit het huis des konings ter beschikking stelde, en haar en haar dienaressen naar het mooiste gedeelte van het vrouwenhuis bracht. Ester had haar volk en haar afkomst niet bekendgemaakt, daar Mordekai haar geboden had, dat zij die niet zou bekendmaken. En iedere dag opnieuw wandelde Mordekai voor de voorhof van het vrouwenhuis om te vernemen, hoe het met Ester ging en wat er met haar zou gebeuren. Wanneer nu een meisje aan de beurt was om bij koning Ahasveros te komen, nadat zij gedurende twaalf maanden aan de voor de vrouwen geldende bepalingen onderworpen was geweest – want de tijd voor het gebruik van de schoonheidsmiddelen werd aldus ingedeeld: zes maanden met mirreolie en zes maanden met balsem en schoonheidsmiddelen der vrouwen –, dan kwam het meisje aldus tot de koning: men gaf haar alles wat zij uit het vrouwenhuis naar het koninklijk paleis begeerde mede te nemen. Des avonds kwam zij binnen en des morgens keerde zij terug in een tweede vrouwenhuis, onder opzicht van Saäsgaz, de hoveling des konings, de bewaker der bijvrouwen. Zij mocht niet weer bij de koning komen, tenzij de koning behagen in haar had en zij bij name geroepen werd. Toen nu Ester, de dochter van Abichaïl, de oom van Mordekai, die haar als dochter had aangenomen, aan de beurt was om tot de koning te gaan, begeerde zij niets dan wat Hegai, de hoveling des konings, de bewaker der vrouwen, aanried. En Ester verwierf de genegenheid van allen die haar zagen. Zo werd dan Ester tot koning Ahasveros gebracht in zijn koninklijk paleis in de tiende maand – dat is de maand Tebet – in het zevende jaar van zijn regering. De koning kreeg Ester lief boven alle vrouwen en zij ontving van hem meer genegenheid en liefde dan alle andere maagden, zodat hij de koninklijke kroon op haar hoofd zette en haar tot koningin verhief in de plaats van Wasti.

Esther 2:1-17 Het Boek (HTB)

Nadat Ahasverosʼ woede was bedaard, begon hij na te denken over wat Vasti gedaan had en welke maatregelen er toen genomen waren. Daarom zeiden zijn hovelingen: ‘Laten wij de mooiste meisjes uit uw rijk uitzoeken en bij u brengen. Wij zullen in alle gewesten ambtenaren aanstellen om deze meisjes te selecteren voor de koninklijke harem. Hegai, de harembewaker, zal zorgen dat zij de beschikking krijgen over alle schoonheidsmiddelen. Het meisje dat u dan het best bevalt, zal koningin worden in plaats van Vasti.’ De koning vond dit een goed voorstel en liet het onmiddellijk uitvoeren. Nu woonde in Susan een Joodse man, Mordechai. Hij hoorde bij de stam Benjamin en was de zoon van Jaïr, de zoon van Simi, de zoon van Kis. Bij de verwoesting van Jeruzalem was hij gevangengenomen. Samen met koning Jechonja van Juda en vele anderen was hij door koning Nebukadnezar in ballingschap weggevoerd naar Babel. Mordechai was de pleegvader van een bijzonder knap en aantrekkelijk meisje, Hadassa, die in het Perzisch Esther werd genoemd. Zij was de dochter van zijn oom. Hij had haar na de dood van haar ouders als dochter aangenomen. Als gevolg van het koninklijk besluit werd ook Esther, samen met vele andere meisjes, naar de harem in het paleis in Susan gebracht. Hegai, die voor de harem verantwoordelijk was, raakte onder de indruk van haar schoonheid. Hij deed zijn best het haar naar de zin te maken en liet onmiddellijk speciale maaltijden en schoonheidsmiddelen voor haar komen. Zij kreeg de zeven beste dienaressen van het paleis. Hegai liet haar in het mooiste deel van de harem wonen. Maar Esther had niemand verteld dat zij een Joodse was. Mordechai had haar de raad gegeven haar afkomst geheim te houden. Haar pleegvader kwam elke dag naar de voorhof van de harem om te informeren hoe Esther het maakte en wat er met haar zou gebeuren. Voordat een meisje de nacht mocht doorbrengen met koning Ahasveros, moest zij eerst twaalf maanden lang een schoonheidsbehandeling ondergaan. Om te beginnen moest een meisje een half jaar mirre-olie gebruiken en daarna nog eens zes maanden speciale parfums en andere schoonheidsmiddelen. Wanneer het haar beurt was met de koning te slapen, kreeg zij de mooiste kleren en juwelen. Die moesten haar schoonheid beter laten uitkomen. ʼs Avonds werd zij meegenomen naar de vertrekken van de koning en ʼs ochtends naar een tweede harem gebracht. Daar woonden de vrouwen van de koning. Zij stonden onder de hoede van Saäsgaz, een andere hoveling van de koning. Een meisje bleef daar de rest van haar leven wonen zonder de koning ooit weer te zien, behalve wanneer zij goed bij hem in de smaak was gevallen en hij haar persoonlijk liet roepen, dan mocht zij terugkomen. Toen was Esther aan de beurt om naar de koning te gaan. Zij was de dochter van Abichaïl, die een oom van haar pleegvader Mordechai was. Zij volgde het advies op van Hegai, de harembewaker en kleedde zich volgens zijn aanwijzingen. Iedereen vond dat zij er prachtig uitzag! In de tiende maand van het zevende jaar dat Ahasverosʼ regeerde, werd Esther naar het paleis van de koning gebracht. De koning hield meer van haar dan van alle andere meisjes. Hij was zo verrukt over haar dat hij de koninklijke kroon op haar hoofd zette en haar tot koningin uitriep in de plaats van Vasti.

Esther 2:1-17 BasisBijbel (BB)

Toen later de boosheid van koning Ahasveros was gezakt, dacht hij weer aan Vasti. Hij dacht aan wat zij had gedaan en aan wat er over haar was besloten. Toen zeiden zijn dienaren tegen hem: "U zou voor u mooie, jonge meisjes kunnen laten uitzoeken. Daarvoor zou u in alle provincies van het rijk ambtenaren kunnen aanstellen. Zij kunnen al die meisjes naar het vrouwenhuis van de burcht Susan laten brengen. Daar zal Hegai, de bewaker van de vrouwen, toezicht op hen houden. De meisjes zullen er allerlei schoonheidsmiddelen krijgen. Het meisje dat u het mooiste zal vinden, zal dan koningin mogen worden in de plaats van Vasti." De koning vond dit een goed plan. Hij deed wat ze hadden gezegd. In de burcht Susan woonde een Judeese man. Hij heette Mordechai. Hij was de zoon van Jaïr, die een zoon was van Simeï, die een zoon was van Kis, uit de stam van Benjamin. Hij was samen met koning Jojachin van Juda en de andere Judeeërs uit Jeruzalem gevangen meegenomen naar Babel. Bij hem in huis woonde Ester. Hij zorgde voor haar en voedde haar op, omdat ze geen ouders meer had. Ze was de dochter van zijn oom. Haar Judeese naam was Hadassa, maar in het Perzisch werd ze Ester genoemd. Het meisje zag er mooi en knap uit. Toen haar ouders stierven, had Mordechai haar als dochter in huis genomen. Het besluit van de koning werd overal bekend gemaakt. Een groot aantal meisjes werd uitgezocht en naar de burcht Susan gebracht. Daar kwamen ze onder toezicht van Hegai, de bewaker van de vrouwen. Ook Ester werd uitgekozen om in het koninklijk paleis te komen wonen. Hegai vond het meisje erg aardig. Daarom gaf hij haar zo gauw mogelijk de schoonheidsmiddelen en de speciale maaltijden. Hij gaf haar zeven van de beste dienaressen. En hij liet haar met haar dienaressen in het mooiste gedeelte van het vrouwenhuis wonen. Ester had tegen niemand gezegd van welk volk ze was. Want Mordechai had haar gezegd het aan niemand te vertellen. Elke dag wandelde Mordechai langs het plein van het vrouwenhuis, om te horen hoe het met Ester ging en wat er met haar zou gebeuren. Elk meisje moest twaalf maanden in het vrouwenhuis wonen en haar schoonheidskuur doen. Dan pas was ze aan de beurt om bij koning Ahasveros te komen. De schoonheidskuur was zó ingedeeld: elk meisje moest zes maanden baden nemen met mirre-olie en zes maanden met specerijen. Ook moest ze nog andere schoonheidsmiddelen gebruiken. Daarna werd het meisje naar de koning gebracht. Daarbij mocht ze alles wat ze maar wilde uit het vrouwenhuis meenemen naar het koninklijk paleis. 's Avonds ging ze naar de koning en 's morgens kwam ze weer naar buiten. Dan werd ze naar een tweede vrouwenhuis gebracht, waarover Saäsgaz het toezicht had. Hij was de bewaker van de bijvrouwen van de koning. Ze mocht alleen nog bij de koning komen als de koning haar liet roepen. Toen was Ester, de dochter van Abichaïl (de oom van Mordechai) aan de beurt om bij de koning te komen. Ze nam alleen mee wat Hegai haar aanraadde. Alle mensen die Ester zagen, vonden haar een heel aantrekkelijk meisje. Ester werd naar de koning gebracht in zijn koninklijk paleis. Dat was in de tiende maand (de maand Tebet), toen koning Ahasveros zeven jaar koning was. De koning vond Ester mooier en liever dan alle andere vrouwen. Hij hield meer van haar dan van alle andere meisjes. Daarom kroonde hij haar tot koningin in de plaats van Vasti.