Prediker 3:19-22
Prediker 3:19-22 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Want wat den kinderen der mensen wedervaart, dat wedervaart ook den beesten; en enerlei wedervaart hun beiden; gelijk die sterft, alzo sterft deze, en zij allen hebben enerlei adem, en de uitnemendheid der mensen boven de beesten is geen; want allen zijn zij ijdelheid. Zij gaan allen naar één plaats; zij zijn allen uit het stof, en zij keren allen weder tot het stof. Wie merkt, dat de adem van de kinderen der mensen opvaart naar boven, en de adem der beesten nederwaarts vaart in de aarde? Dies ik gezien heb, dat er niets beters is, dan dat de mens zich verblijde in zijn werken, want dat is zijn deel; want wie zal hem daarhenen brengen, dat hij ziet, hetgeen na hem geschieden zal?
Prediker 3:19-22 Herziene Statenvertaling (HSV)
Want wat de mensenkinderen overkomt, overkomt ook de dieren. Hun overkomt een en hetzelfde. Zoals de een sterft, zo sterft de ander, en zij hebben alle een en dezelfde adem. De mensen hebben niets voor op de dieren, want alles is vluchtig. Zij gaan allen naar één plaats: zij zijn allen uit het stof en zij keren allen terug tot het stof. Wie merkt op dat de adem van de mensenkinderen naar boven stijgt en de adem van de dieren naar beneden daalt naar de aarde? Zo heb ik ingezien dat er niets beter is dan dat de mens zich verblijdt in zijn werken, want dat is zijn deel. Wie zal hem immers zo ver brengen dat hij ziet wat na hem gebeuren zal?
Prediker 3:19-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Want het lot der mensenkinderen is gelijk het lot der dieren, ja, eenzelfde lot treft hen: gelijk dezen sterven, zo sterven genen, en allen hebben enerlei adem, waarbij de mens niets voor heeft boven de dieren; want alles is ijdelheid, alles gaat naar één plaats, alles is geworden uit stof, en alles keert weder tot stof. Wie bemerkt, dat de adem der mensenkinderen opstijgt naar boven en dat de adem der dieren neerdaalt naar beneden in de aarde? Zo heb ik ingezien, dat er niets beters is dan dat de mens zich verheugt in zijn werken, want dat is zijn deel: wie zal hem ertoe brengen zich te verlustigen in wat na hem zijn zal?
Prediker 3:19-22 Het Boek (HTB)
Want mensen en dieren ademen allebei dezelfde lucht in en sterven ook allebei. De mensheid heeft in feite dus niets vóór op de dierenwereld, wat zinloos eigenlijk! Zij gaan allemaal naar dezelfde plaats, het stof waaruit zij kwamen en waarnaar zij ook weer moeten terugkeren. Want wie kan bewijzen dat de geest van de mensen opstijgt en de geest van de dieren neerdaalt in het stof? Op die manier kwam ik erachter dat er voor een mens niets beters bestaat dan vreugde te scheppen in zijn werk, want daarom is hij hier. Niemand kan hem van iets laten genieten na zijn dood, daarom moet hij er nú van genieten.
Prediker 3:19-22 BasisBijbel (BB)
Want het lot van de mensen is hetzelfde als van de dieren. Ze worden allebei door hetzelfde lot getroffen. Want dieren en mensen sterven allebei. Allebei hebben dezelfde soort adem. De mensen zijn niet anders dan de dieren. Ze zijn maar lucht, tijdelijk, voorbijgaand. Mensen en dieren gaan naar dezelfde plaats. Beiden zijn van stof gemaakt en beiden worden uiteindelijk weer stof. Wie ziet dat de adem van de mensen omhoog gaat naar de hemel en de adem van de dieren naar beneden, de aarde in? Daarom denk ik dat de mens maar het best kan genieten van wat hij doet. Want dat is het enige wat hij heeft. Want als hij eenmaal is gestorven, wie kan hem dan laten terugkeren om hem te laten zien wat er ná hem op aarde gebeurt? (lees verder)