Prediker 1:1-8
Prediker 1:1-8 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
De woorden van den prediker, den zoon van David, den koning te Jeruzalem. IJdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid. Wat voordeel heeft de mens van al zijn arbeid, dien hij arbeidt onder de zon? Het ene geslacht gaat, en het andere geslacht komt; maar de aarde staat in der eeuwigheid. Ook rijst de zon op, en de zon gaat onder, en zij hijgt naar haar plaats, waar zij oprees. Zij gaat naar het zuiden, en zij gaat om naar het noorden; de wind gaat steeds omgaande, en de wind keert weder tot zijn omgangen. Al de beken gaan in de zee, nochtans wordt de zee niet vol; naar de plaats, waar de beken heengaan, derwaarts gaande keren zij weder. Al deze dingen worden zo moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt niet verzadigd met zien; en het oor wordt niet vervuld van horen.
Prediker 1:1-8 Herziene Statenvertaling (HSV)
De woorden van Prediker, de zoon van David, koning in Jeruzalem. Een en al vluchtigheid, zegt Prediker, een en al vluchtigheid, alles is vluchtig. Welk voordeel heeft de mens van al zijn zwoegen waarmee hij zwoegt onder de zon? De ene generatie gaat en de andere generatie komt, maar de aarde blijft voor eeuwig staan. De zon gaat op, de zon gaat onder, en zij hijgt naar haar plaats, waar zij opging. De wind gaat naar het zuiden en draait naar het noorden. Al draaiend en draaiend gaat de wind, en al draaiend keert de wind weer terug. Alle rivieren gaan naar de zee, toch raakt de zee niet vol. Naar de plaats vanwaar de rivieren kwamen, daarheen keren zij terug, om vandaar weer te gaan stromen. Alle dingen zijn zo vermoeiend, dat niemand het kan uitspreken. Het oog wordt niet verzadigd van zien, het oor wordt niet vol van horen.
Prediker 1:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
De woorden van Prediker, de zoon van David, koning te Jeruzalem. IJdelheid der ijdelheden, zegt Prediker, ijdelheid der ijdelheden! Alles is ijdelheid! Welk voordeel heeft de mens van al zijn zwoegen, waarmee hij zich aftobt onder de zon? Het ene geslacht gaat en het andere geslacht komt, maar de aarde blijft altoos staan. De zon komt op en de zon gaat onder en hijgend ijlt zij naar de plaats waar zij opkomt. De wind gaat naar het zuiden en draait naar het noorden, aldoor draaiend gaat hij voort en op zijn kringloop keert de wind weer terug. Alle beken stromen naar de zee, nochtans wordt de zee niet vol; naar de plaats waarheen de beken stromen, daarheen stromen zij altijd weer. Alle dingen zijn onuitsprekelijk vermoeiend; het oog wordt niet verzadigd van zien, en het oor wordt niet vervuld van horen.
Prediker 1:1-8 Het Boek (HTB)
De schrijver van dit boek wordt Prediker genoemd. Hij is koning in Jeruzalem en zoon van David. Naar mijn mening is niets van blijvende waarde, alles is zinloos. Want wat bereikt een mens met al zijn harde werken hier op aarde? Generaties gaan en generaties komen, maar er verandert niets wezenlijks. De zon komt op en gaat onder en haast zich rond de aarde om opnieuw op te gaan. De wind blaast vanuit het zuiden en het noorden, hier en daar, steeds wisselend van kracht en richting, zonder ooit een doel te bereiken. De rivieren monden uit in de zee, maar de zee raakt nooit vol. Het water keert weer terug naar de rivieren en vloeit weer naar de zee. Alles is onuitsprekelijk vermoeiend. Hoeveel wij ook zien, het is nooit genoeg. Hoeveel wij ook horen, tevreden zijn wij nooit.
Prediker 1:1-8 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Dit zijn de woorden van Prediker, de zoon van David. Prediker was koning in Jeruzalem. Alles is maar lucht en leegte, zegt Prediker. Niets heeft werkelijk zin! Het hele leven is maar lucht en iets onbegrijpelijks! Wat heeft een mens aan al zijn harde werken en zwoegen onder de zon? Mensen worden geboren en sterven, maar de aarde blijft altijd bestaan. De zon komt op en de zon gaat onder en haast zich hijgend naar de plaats waar ze weer moet opkomen. De wind waait naar het zuiden en draait naar het noorden. Aldoor draaiend en waaiend gaat hij verder en komt steeds weer terug. Alle rivieren stromen naar de zee, maar toch raakt de zee niet vol. Aldoor keert het water terug naar de bronnen van waaruit de rivieren ontstaan. Alles is verschrikkelijk vermoeiend. De ogen zijn nooit klaar met kijken, de oren zijn nooit klaar met horen.