Deuteronomium 32:8-11
Deuteronomium 32:8-11 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen de Allerhoogste aan de volken het erfelijk bezit uitdeelde, toen Hij Adams kinderen van elkaar scheidde, heeft Hij het grondgebied van de volken vastgesteld overeenkomstig het aantal Israëlieten. Want het deel van de HEERE is Zijn volk, Jakob is het gebied dat Zijn eigendom is. Hij vond hem in een woestijngebied, in een woeste, huilende wildernis. Hij omringde hem, Hij onderwees hem, Hij beschermde hem als Zijn oogappel. Zoals een arend zijn nest opwekt, boven zijn jongen zweeft, zijn vleugels uitspreidt, ze pakt en ze draagt op zijn vlerken
Deuteronomium 32:8-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen de Allerhoogste aan de volken hun erfenis toedeelde, toen Hij de mensenkinderen van elkander scheidde, heeft Hij de grenzen der volken vastgesteld naar het aantal der zonen van Israël. Want des HEREN deel is zijn volk, Jakob het Hem toegemeten erfdeel. Hij vond hem in een land van steppen, in een woest land van gehuil in de wildernis. Hij beschutte hem, lette op hem, bewaarde hem als zijn oogappel. Als een arend, die zijn broedsel opwekt, over zijn jongen zweeft, zijn wieken uitspreidt, er een opneemt en draagt op zijn vlerken
Deuteronomium 32:8-11 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Toen de Allerhoogste aan de volken de erfenis uitdeelde, toen Hij Adams kinderen vaneen scheidde, heeft Hij de landpalen der volken gesteld naar het getal der kinderen Israëls. Want des HEEREN deel is Zijn volk, Jakob is het snoer Zijner erve. Hij vond hem in een land der woestijn, en in een woeste huilende wildernis; Hij voerde hem rondom, Hij onderwees hem, Hij bewaarde hem als Zijn oogappel. Gelijk een arend zijn nest opwekt, over zijn jongen zweeft, zijn vleugelen uitbreidt, ze neemt en ze draagt op zijn vlerken
Deuteronomium 32:8-11 Het Boek (HTB)
Toen God de wereld tussen de volken verdeelde, gaf Hij elk een vast gebied. Hij stelde de grenzen vast naar het getal van de zonen van Israël. Maar Israël behoort de HERE toe, het is het erfdeel van de HERE! Hij beschermde Israël in de wildernis, in een streek die huilt van eenzaamheid, als zijn eigen oogappel. Hij spreidde zijn vleugels over Israël uit, net als een arend zijn jongen op de vleugels neemt en zo beschermt. Zo doet de HERE met zijn volk, de Israëlieten!
Deuteronomium 32:8-11 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Toen de Allerhoogste God de volken over de aarde verdeelde, gaf Hij elk volk een eigen gebied. Hij stelde hun grenzen vast. Die grenzen werden bepaald door de grootte van het volk Israël. Want Hij koos het volk Israël uit om zijn volk te zijn. [ Het volk van ] Jakob werd zijn eigendom. Hij vond hen in de steppen, in de wildernis waar de wind over de vlakten huilt. Hij leidde hen, onderwees hen, beschermde hen als zijn lieveling. Zoals een arend zijn nest bewaakt en zijn vleugels boven zijn jongen uitspreidt, en zoals hij een jong oppakt en het op zijn vleugels draagt