Deuteronomium 32:16-22
Deuteronomium 32:16-22 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Zij hebben Hem tot ijver verwekt door vreemde goden; door gruwelen hebben zij Hem tot toorn verwekt. Zij hebben aan de duivelen geofferd, niet aan God; aan de goden, die zij niet kenden; nieuwe, die van nabij gekomen waren, voor dewelke uw vaders niet geschrikt hebben. Den Rotssteen, Die u gegenereerd heeft, hebt gij vergeten; en gij hebt in vergetenis gesteld den God, Die u gebaard heeft. Als het de HEERE zag, zo versmaadde Hij hen, uit toornigheid tegen zijn zonen en zijn dochteren. En Hij zeide: Ik zal Mijn aangezicht van hen verbergen; Ik zal zien, welk hunlieder einde zal wezen; want zij zijn een gans verkeerd geslacht, kinderen, in welke geen trouw is. Zij hebben Mij tot ijver verwekt door hetgeen geen God is; zij hebben Mij tot toorn verwekt door hun ijdelheden; Ik dan zal hen tot ijver verwekken door diegenen, die geen volk zijn; door een dwaas volk zal Ik hen tot toorn verwekken. Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal bernen tot in de onderste hel, en zal het land met zijn inkomst verteren, en de gronden der bergen in vlam zetten.
Deuteronomium 32:16-22 Herziene Statenvertaling (HSV)
Zij hebben Hem tot na-ijver gebracht met vreemde goden, met gruwelijke daden hebben zij Hem tot toorn verwekt. Zij hebben geofferd aan de demonen, niet aan God; aan goden die zij niet kenden, aan nieuwe goden, die kortgeleden gekomen zijn, voor wie uw vaderen niet gehuiverd hebben. De Rots Die u verwekt heeft, hebt u veronachtzaamd, en u hebt de God Die u gebaard heeft, vergeten. Toen de HEERE dat zag, verwierp Hij hen, uit toorn tegen Zijn zonen en Zijn dochters. Hij zei: Ik zal Mijn aangezicht voor hen verbergen; Ik zal zien wat hun einde is, want zij zijn een totaal verdorven generatie, kinderen in wie geen enkele trouw is. Zíj hebben Mij tot na-ijver gebracht met wat geen God is; zij hebben Mij tot toorn verwekt door hun nietige afgoden. Ík zal hen daarom jaloers maken door wat geen volk is, door een dwaas volk zal Ik hen tot toorn verwekken. Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, het zal branden tot onder in de hel, het zal het land met zijn opbrengst verteren en de fundamenten van de bergen in vlam zetten.
Deuteronomium 32:16-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Zij verwekten Hem tot naijver door vreemde goden, met gruwelen krenkten zij Hem; zij offerden aan de boze geesten, die geen goden zijn, aan goden, die zij niet hebben gekend, nieuwe goden, die kort tevoren opgekomen waren, voor welke uw vaderen niet gehuiverd hadden. De Rots, die u verwekt heeft, hebt gij veronachtzaamd en vergeten de God, die u heeft voortgebracht. Toen de HERE dat zag, heeft Hij hen verworpen, omdat Hij gekrenkt was door zijn zonen en dochteren; Hij zeide: Ik wil mijn aangezicht voor hen verbergen en zien, wat hun einde wezen zal, want zij zijn een verkeerd geslacht, kinderen, die geen trouw kennen. Zij verwekten Mij tot naijver door wat geen god is, zij krenkten Mij met hun ijdelheden. Daarom zal Ik hen tot naijver verwekken door wat geen natie is, door een dwaas volk zal Ik hen krenken. Want een vuur is in mijn toorn ontstoken, het brandt tot in de diepten van het dodenrijk; het verteert de aarde met wat zij opbrengt en verzengt de grondvesten der bergen.
Deuteronomium 32:16-22 Het Boek (HTB)
Israël ging andere goden achterna en wekte zo de toorn van de HERE op, want Hij is een jaloerse God. Het volk bracht offers aan boze geesten, nieuwe goden die nog nooit eerder waren aanbeden. De Israëlieten hadden geen oog meer voor de Rots die hen had gesteund en vergaten dat God hen had gemaakt. De HERE zag wat zij deden en werd daardoor zo gekrenkt dat Hij Zich van zijn kinderen afkeerde. Hij zei: “Ik trek Mij van hen terug, dan zullen we eens zien wat van hen terechtkomt! Want zij zijn door en door slecht, trouw kennen ze niet. Zij hebben Mij diep beledigd en jaloers gemaakt op hun afgoden, die geen goden zijn. Nu zal Ik hen op mijn beurt beledigen en jaloers maken op een volk dat geen volk is, Ik maak u kwaad op een volk dat geen inzicht heeft. Want mijn toorn is een brandend vuur, dat tot de bodem van de hel reikt. Het zal de aarde en alle gewassen die erop groeien, verteren en alle bergen op aarde in vuur en vlam zetten.
Deuteronomium 32:16-22 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Ze maakten Hem jaloers door andere goden te gaan aanbidden. Ze maakten Hem woedend met hun godenbeelden. Ze offerden aan de duivelse geesten in plaats van aan God. Ze offerden aan andere, nieuwe goden. Aan goden die pas in de mode waren gekomen. Goden waar hun voorvaders niets mee te maken hadden gehad. Ze luisterden niet meer naar hun God bij wie ze veilig waren. Ze vergaten de God die hen had gemaakt, de God uit wie ze waren ontstaan. Toen de Heer dat zag, liet Hij hen in de steek. Hij was diep beledigd door zijn zonen en dochters. Hij zei: 'Ik zal niet meer voor hen zorgen. Dan zal Ik zien hoe het met hen afloopt. Want het zijn slechte mensen. Ze zijn als slechte kinderen die weglopen bij hun vader. Ze trekken zich niets meer van Mij aan. Ze maken Mij jaloers door dingen te aanbidden die geen goden zijn. Ze maken Mij kwaad met hun godenbeelden. Daarom zal Ik hén jaloers maken door een volk dat niet eens een volk is. Ik zal hén kwaad maken door een volk dat Mij niet kent. Mijn woede brandt als een vuur dat tot diep in het dodenrijk brandt. Het verbrandt de aarde met alles wat daarop groeit. Het verkoolt de fundamenten van de bergen.