Deuteronomium 22:6-7
Deuteronomium 22:6-7 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Wanneer voor uw aangezicht een vogelnest op den weg voorkomt, in enigen boom, of op de aarde, met jongen of eieren, en de moeder zittende op de jongen of op de eieren, zo zult gij de moeder met de jongen niet nemen. Gij zult de moeder ganselijk vrijlaten; maar de jongen zult gij voor u nemen; opdat het u welga, en gij de dagen verlengt.
Deuteronomium 22:6-7 Herziene Statenvertaling (HSV)
Wanneer u onderweg een vogelnest tegenkomt, in welke boom dan ook of op de grond, met jongen of eieren, en de moeder zit op de jongen of op de eieren, dan mag u met de jongen niet ook de moeder meenemen. U moet de moeder zeker vrijlaten, maar de jongen mag u voor uzelf meenemen, opdat het u goed zal gaan en u uw dagen zult verlengen.
Deuteronomium 22:6-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Wanneer gij onderweg een vogelnest aantreft in een of andere boom of op de grond, met jongen of eieren – en de moeder zit op de jongen of de eieren – dan zult gij met de jongen niet ook de moeder wegnemen; de moeder zult gij in elk geval laten wegvliegen, maar de jongen moogt gij meenemen; opdat het u wèl ga en gij lang leeft.
Deuteronomium 22:6-7 Het Boek (HTB)
Als u een vogelnest op de grond ziet liggen of u ziet er een in een boom en er zitten jonge vogels of eieren in, waar de moeder in het nest op zit, haal dan niet de moeder en haar jongen weg. Laat haar gaan en neem alleen de jongen. De HERE zal u daarvoor zegenen.
Deuteronomium 22:6-7 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Als je in een boom of op de grond een vogelnest vindt met jonge vogels of met eieren waarop de moedervogel zit, mag je de eieren en de jonge vogels meenemen, maar de moedervogel niet. Je moet de moedervogel laten wegvliegen. Maar [ de eieren en ] de jongen mag je meenemen. Dan zal het goed met je gaan en zul je lang leven.