Deuteronomium 17:14-16
Deuteronomium 17:14-16 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Wanneer gij zult gekomen zijn in het land, dat u de HEERE, uw God, geeft, en gij dat erfelijk zult bezitten en daarin wonen, en gij zeggen zult: Ik zal een koning over mij stellen, als al de volken, die rondom mij zijn; Zo zult gij ganselijk tot koning over u stellen, dien de HEERE, uw God, verkiezen zal; uit het midden uwer broederen zult gij een koning over u stellen; gij zult niet vermogen over u te zetten een vreemden man, die uw broeder niet zij. Maar hij zal voor zich de paarden niet vermenigvuldigen, en het volk niet doen wederkeren naar Egypte, om paarden te vermenigvuldigen; terwijl de HEERE ulieden gezegd heeft: Gij zult voortaan niet wederkeren door dezen weg.
Deuteronomium 17:14-16 Herziene Statenvertaling (HSV)
Wanneer u in het land komt dat de HEERE, uw God, u geeft, en u dat in bezit neemt en erin woont, en u dan zegt: Ik wil een koning over mij aanstellen, zoals al de volken die rondom mij zijn, dan moet u voorzeker hem tot koning over u aanstellen die de HEERE, uw God, verkiezen zal. Uit het midden van uw broeders moet u een koning over u aanstellen; u mag geen buitenlander over u zetten, die uw broeder niet is. Maar hij mag voor zichzelf niet veel paarden aanschaffen en het volk niet laten terugkeren naar Egypte om veel paarden aan te schaffen, omdat de HEERE tegen u gezegd heeft: U mag nooit meer langs deze weg terugkeren.
Deuteronomium 17:14-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Wanneer gij gekomen zijt in het land dat de HERE, uw God, u geven zal, dit in bezit genomen hebt en daarin woont, en gij dan zoudt zeggen: Ik wil een koning over mij aanstellen, zoals alle volken rondom mij hebben, dan zult gij over u de koning aanstellen, die de HERE, uw God, verkiezen zal; uit het midden van uw broeders zult gij een koning over u aanstellen; geen buitenlander, die uw broeder niet is, zult gij over u mogen aanstellen. Maar hij zal niet veel paarden houden en het volk niet naar Egypte terugvoeren om zich veel paarden aan te schaffen; want de HERE heeft tot u gezegd: Op deze weg zult gij nooit meer terugkeren.
Deuteronomium 17:14-16 Het Boek (HTB)
Wanneer u aankomt in het land dat de HERE, uw God, u zal geven en u het hebt veroverd en u bent van mening dat u een koning zou moeten hebben, net als de volken rondom u, zorg er dan voor dat u diegene tot koning uitroept die de HERE, uw God, zal uitkiezen. Hij moet een Israëliet zijn, geen buitenlander. Let erop dat hij geen omvangrijke paardenstallen bouwt noch zijn dienaren naar Egypte stuurt om daar paarden te halen, want de HERE heeft tegen u gezegd: “Ga nooit meer terug naar Egypte.”
Deuteronomium 17:14-16 BasisBijbel (BB)
Straks hebben jullie het land veroverd en wonen jullie in het land dat de Heer jullie geeft. Misschien willen jullie dan een koning hebben, net als de volken om jullie heen. Laat dan de man die de Heer jullie aanwijst, koning over jullie worden. Hij moet iemand van jullie eigen volk zijn, een Israëliet. Dus geen buitenlander, die geen Israëliet is. Maar jullie koning mag niet veel paarden verzamelen (voor het leger). En hij mag geen mensen naar Egypte sturen om meer paarden te krijgen. Want de Heer heeft tegen jullie gezegd: 'Jullie mogen nooit meer naar Egypte teruggaan.'