Deuteronomium 11:1-25
Deuteronomium 11:1-25 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Daarom zult gij den HEERE, uw God, liefhebben, en gij zult te allen dage onderhouden Zijn bevel, en Zijn inzettingen, en Zijn rechten, en Zijn geboden. En gijlieden zult heden weten, dat ik niet spreek met uw kinderen, die het niet weten, en de onderwijzing des HEEREN, uws Gods, niet gezien hebben. Zijn grootheid, Zijn sterke hand en Zijn uitgestrekten arm; Daartoe Zijn tekenen en Zijn daden, die Hij in het midden van Egypte gedaan heeft, aan Farao, den koning van Egypte, en aan zijn ganse land; En wat Hij gedaan heeft aan het heir der Egyptenaren, aan deszelfs paarden en aan deszelfs wagenen; dat Hij de wateren van de Schelfzee boven hun aangezicht deed overzwemmen, als zij ulieden van achteren vervolgden; en de HEERE verdeed hen, tot op dezen dag. En wat Hij ulieden gedaan heeft in de woestijn, totdat gij gekomen zijt aan deze plaats. Daarboven, wat Hij gedaan heeft aan Dathan, en aan Abiram, zonen van Eliab, den zoon van Ruben; hoe de aarde haar mond opendeed, en hen verslond met hun huisgezinnen, en hun tenten, ja, al wat bestond, dat hun aanging, in het midden van gans Israël. Want het zijn uw ogen, die gezien hebben al dit grote werk des HEEREN, dat Hij gedaan heeft. Houdt dan alle geboden, die ik u heden gebiede; opdat gij gesterkt wordt en inkomt, en erft het land, waarheen gij overtrekt, om dat te erven; En opdat gij de dagen verlengt in het land, dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft, aan hen en aan hun zaad te geven; een land, vloeiende van melk en honig. Want het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven, is niet als Egypteland, van waar gij uitgegaan zijt, hetwelk gij bezaaidet met uw zaad, en bewaterdet met uw gang, als een kruidhof. Maar het land, waarheen gij overtrekt, om dat te erven, is een land van bergen en van dalen; het drinkt water bij den regen des hemels; Een land, dat de HEERE, uw God, bezorgt; de ogen des HEEREN, uws Gods, zijn gedurig daarop, van het begin des jaars tot het einde des jaars. En het zal geschieden, zo gij naarstiglijk zult horen naar mijn geboden, die ik u heden gebiede, om den HEERE, uw God, lief te hebben, en Hem te dienen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel; Zo zal Ik den regen uws lands geven te zijner tijd, vroegen regen en spaden regen, opdat gij uw koren, en uw most, en uw olie inzamelt. En Ik zal kruid geven op uw veld voor uw beesten; en gij zult eten en verzadigd worden. Wacht uzelven, dat ulieder hart niet verleid worde, dat gij afwijkt, en andere goden dient, en u voor die buigt; Dat de toorn des HEEREN tegen ulieden ontsteke, en Hij den hemel toesluite, dat er geen regen zij, en het aardrijk zijn gewas niet geve; en gij haastelijk omkomt van het goede land, dat u de HEERE geeft. Legt dan deze mijn woorden in uw hart, en in uw ziel, en bindt ze tot een teken op uw hand, dat zij tot voorhoofdspanselen zijn tussen uw ogen; En leert die uw kinderen, sprekende daarvan, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat; En schrijft ze op de posten van uw huis, en aan uw poorten; Opdat uw dagen, en de dagen uwer kinderen, in het land, dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft hun te geven, vermenigvuldigen, gelijk de dagen des hemels op de aarde. Want zo gij naarstiglijk houdt al deze geboden, die ik u gebiede om die te doen, den HEERE, uw God, liefhebbende, wandelende in al Zijn wegen, en Hem aanhangende; Zo zal de HEERE al deze volken voor uw aangezicht uit de bezitting verdrijven, en gij zult erfelijk bezitten groter en machtiger volken, dan gij zijt. Alle plaats, waar uw voetzool op treedt, zal de uwe zijn; van de woestijn en den Libanon, van de rivier, de rivier Frath, tot aan de achterste zee, zal uw landpale zijn. Niemand zal voor uw aangezicht bestaan; de HEERE, uw God, zal uw schrik en uw vreze geven over al het land, waarop gij treden zult, gelijk als Hij tot u gesproken heeft.
Deuteronomium 11:1-25 Herziene Statenvertaling (HSV)
Daarom moet u de HEERE, uw God, liefhebben en Zijn voorschriften, Zijn verordeningen, Zijn bepalingen en Zijn geboden in acht nemen, alle dagen. U moet heden weten dat ik niet spreek tot uw kinderen, die het niet weten, en het onderwijs van de HEERE, uw God, niet gezien hebben – Zijn grootheid, Zijn sterke hand en Zijn uitgestrekte arm, Zijn tekenen en Zijn daden die Hij in het midden van Egypte verricht heeft, bij de farao, de koning van Egypte, en heel zijn land, en wat Hij gedaan heeft met het leger van de Egyptenaren, met hun paarden en strijdwagens: dat Hij het water van de Schelfzee over hen heen liet stromen, toen zij u achtervolgden; de HEERE heeft hen omgebracht, tot op deze dag. Ook wat Hij voor u gedaan heeft in de woestijn, totdat u op deze plaats gekomen bent, en wat Hij gedaan heeft met Dathan en Abiram, zonen van Eliab, de zoon van Ruben: dat de aarde haar mond opende en hen verzwolg, met hun gezinnen en hun tenten en alles wat bij hen hoorde, te midden van heel Israël. Want uw ogen hebben al deze grote daden van de HEERE, die Hij verricht heeft, gezien. Daarom moet u alle geboden die ik u heden gebied, in acht nemen. Dan zult u sterk zijn en het land waar u naartoe trekt om het in bezit te nemen, binnengaan en in bezit nemen, opdat u uw dagen zult verlengen in het land waarvan de HEERE uw vaderen gezworen heeft het hun en hun nageslacht te geven, een land dat overvloeit van melk en honing. Want het land waar u naartoe gaat om het in bezit te nemen, is niet zoals het land Egypte, waaruit u weggetrokken bent, dat u met uw zaad moest bezaaien en al lopend water moest geven, zoals een groentetuin. Maar het land waar u naartoe trekt om het in bezit te nemen, is een land met bergen en dalen; het drinkt water door de regen uit de hemel. Het is een land waar de HEERE, uw God, voor zorgt: voortdurend rusten de ogen van de HEERE, uw God, daarop, van het begin van het jaar tot het einde van het jaar. En het zal gebeuren, wanneer u nauwgezet luistert naar mijn geboden die ik u heden gebied, door de HEERE, uw God, lief te hebben en Hem te dienen met heel uw hart en met heel uw ziel, dat Ik regen voor uw land zal geven op zijn tijd, vroege regen en late regen, zodat u uw koren, uw nieuwe wijn en uw olie kunt inzamelen. Ook zal Ik gewas op uw veld geven voor uw dieren; en u zult eten en verzadigd worden. Wees op uw hoede dat uw hart niet verleid wordt, zodat u afwijkt, andere goden dient en u voor hen neerbuigt. Anders zal de toorn van de HEERE tegen u ontbranden en zal Hij de hemel sluiten, zodat er geen regen meer zal zijn, de aardbodem zijn opbrengst niet meer zal geven en u spoedig verdwenen zult zijn uit het goede land dat de HEERE u geeft. Daarom moet u deze woorden van mij in uw hart en in uw ziel prenten. Bind ze als een teken op uw hand, en ze moeten als een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn. En leer ze aan uw kinderen door erover te spreken als u in uw huis zit en als u over de weg gaat, als u neerligt en als u opstaat; en schrijf ze op de deurposten van uw huis en op uw poorten, opdat uw dagen en de dagen van uw kinderen in het land waarvan de HEERE uw vaderen gezworen heeft het hun te geven, zo talrijk worden als de dagen dat de hemel boven de aarde staat. Want als u al deze geboden die ik u gebied, nauwlettend in acht neemt door ze te houden, door de HEERE, uw God, lief te hebben, door in al Zijn wegen te gaan en u aan Hem vast te houden, dan zal de HEERE al deze volken van voor uw ogen uit hun bezit verdrijven, en zult u het land van volken die groter en machtiger zijn dan u, in bezit nemen. Elke plaats die uw voetzool betreedt, zal van u zijn; vanaf de woestijn en de Libanon, vanaf de rivier, de rivier de Eufraat, tot aan de zee in het westen zal uw gebied zich uitstrekken. Niemand zal tegenover u standhouden; de HEERE, uw God, zal over heel het land dat u zult betreden, angst en vrees voor u geven, zoals Hij tot u gesproken heeft.
Deuteronomium 11:1-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Gij zult de HERE, uw God, liefhebben en alle dagen zijn dienst, zijn inzettingen, zijn verordeningen en zijn geboden in acht nemen. Immers, gij kent thans – want dit geldt niet voor uw kinderen, die de tuchtiging van de HERE, uw God, niet kennen en niet gezien hebben – zijn grootheid, zijn sterke hand en zijn uitgestrekte arm, de tekenen en de daden, die Hij in Egypte gedaan heeft aan Farao, de koning van Egypte, en aan diens gehele land; en wat Hij gedaan heeft met het leger van Egypte, met zijn paarden en zijn wagenen: hoe Hij de wateren der Schelfzee hen deed overstromen, toen zij u achtervolgden en hoe de HERE hen ten onder gebracht heeft tot op deze dag; en wat Hij u gedaan heeft in de woestijn, tot gij kwaamt op deze plaats, ook wat Hij aan Datan en Abiram, de zonen van Eliab, de zoon van Ruben, gedaan heeft: hoe de aarde haar mond opensperde en hen verzwolg met hun huisgezinnen, tenten en alle have, die zij meevoerden, in het midden van geheel Israël; want uw ogen hebben heel het grote werk gezien, dat de HERE gedaan heeft. Onderhoudt dus heel het gebod, dat ik u heden opleg, opdat gij sterk zijn moogt en het land binnengaan en in bezit nemen, waarheen gij trekt om het als bezit te verwerven, en opdat gij lang moogt leven in het land, waarvan de HERE uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het hun en hun nageslacht zou geven, een land vloeiende van melk en honig. Want het land, waarheen gij komt om het in bezit te nemen, is niet als het land Egypte, waaruit gij getrokken zijt, dat gij na het zaaien kunstmatig moest drenken als een moestuin. Maar het land, waarheen gij trekt om het in bezit te nemen, is een land van bergen en dalen, dat water drinkt van de regen des hemels; een land, waarvoor de HERE, uw God, zorgt; bestendig zijn de ogen van de HERE, uw God, daarop gericht, van het begin des jaars tot het einde. Indien gij nu aandachtig luistert naar de geboden, die ik u heden opleg, zodat gij de HERE, uw God, liefhebt en Hem dient met uw ganse hart en uw ganse ziel, dan zal Ik de regen voor uw land op zijn tijd geven, de vroege en de late regen, zodat gij uw koren en uw most en uw olie kunt inzamelen, en Ik zal op uw veld gras geven voor uw vee, zodat gij kunt eten en verzadigd worden. Neemt u ervoor in acht, dat uw hart zich niet laat verlokken, zodat gij afwijkt, andere goden dient en u voor hen nederbuigt. Dan zou de toorn des HEREN tegen u ontbranden en Hij zou de hemel toesluiten, zodat er geen regen komt, de bodem zijn opbrengst niet geeft en gij weldra te gronde gaat in het goede land, dat de HERE u geven zal. Maar gij zult deze mijn woorden in uw hart en in uw ziel leggen; gij zult ze tot een teken op uw hand binden en zij zullen een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn. Gij zult ze uw kinderen leren en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit en wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat; gij zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan uw poorten, opdat gij en uw kinderen in het land, waarvan de HERE uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het hun zou geven, zó lang leeft, als de hemel boven de aarde staat. Want indien gij heel dit gebod, dat ik u heden opleg, zeer naarstig onderhoudt, de HERE, uw God, liefhebt, in al zijn wegen gaat en Hem aanhangt, dan zal de HERE al deze volken voor u wegdrijven, zodat gij het gebied van volken, groter en machtiger dan gij, in bezit zult nemen. Elke plaats die uw voetzool betreedt, zal van u zijn; van de woestijn af tot de Libanon, van de rivier af, de rivier de Eufraat, tot de westelijke zee toe zal uw gebied zich uitstrekken. Niemand zal vóór u standhouden; de HERE, uw God, zal schrik en vrees voor u leggen op het gehele land dat gij betreedt, zoals Hij u heeft toegezegd.
Deuteronomium 11:1-25 Het Boek (HTB)
‘U moet de HERE, uw God, liefhebben en al zijn geboden gehoorzamen. Luister! Ik heb het niet tegen uw kinderen, die de straffen van de HERE nooit hebben ondergaan en die zijn grootheid en vreselijke macht nooit hebben gezien. Zij waren geen getuigen van de wonderen die Hij in Egypte deed tegen de farao en zijn hele land. Zij hebben niet gezien wat God deed met de legers van Egypte, met hun paarden en strijdwagens, hoe Hij hen in de Rietzee liet verdrinken terwijl zij u achtervolgden en hoe de HERE hen machteloos heeft laten staan tegenover u tot op de dag van vandaag! Zij hebben niet gezien hoe de HERE steeds weer voor u zorgde gedurende al die jaren dat u in de woestijn rondzwierf tot uw aankomst hier. Zij waren er niet bij toen Datan en Abiram, de zonen van Eliab (uit de stam van Ruben) zondigden en in de aarde verdwenen, samen met hun tenten en huishoudens en al hun bezittingen, terwijl heel Israël toekeek! Maar ú hebt deze machtige wonderen wel gezien! Daarom moet u dus zorgvuldig de geboden gehoorzamen die ik u vandaag geef, zodat u de kracht krijgt om het land binnen te trekken en in bezit te nemen. Als u de geboden gehoorzaamt, zult u een lang en goed leven hebben in het land dat de HERE uw voorouders en u, hun nakomelingen, beloofde, een prachtig land dat overvloeit van melk en honing! Want het land dat u gaat binnentrekken en in bezit nemen, is niet als het land Egypte, waar u vandaan bent gekomen en waar het nodig was het land kunstmatig te bevloeien. Het land waar u gaat wonen, heeft bergen en dalen en er valt genoeg regen, het is een land waarvoor de HERE, uw God, Zelf zorgt! Zijn ogen rusten er voortdurend op, elke dag van het jaar! De HERE zegt: “Als u de geboden die Ik u vandaag geef, zorgvuldig naleeft en de HERE, uw God, met heel uw hart en heel uw ziel liefhebt en dient, zal Ik precies op tijd de vroege en late regens geven. Die zullen zorgen voor goede oogsten van koren, druiven voor uw wijn en olijven voor uw olie. Ik zal u goede weidegrond geven waarop uw vee kan grazen en uzelf zult genoeg te eten hebben en tevreden zijn.” Maar pas ervoor op dat uw harten zich niet van God afkeren om andere goden te aanbidden. Want als u dat doet, zal de toorn van de HERE zich tegen u keren en Hij zal de hemelen sluiten, er zullen geen regens en oogsten zijn en u zult spoedig omkomen in het goede land dat de HERE u heeft gegeven. Houd deze geboden daarom goed in gedachten. Bind ze aan uw hand om u eraan te herinneren dat u ze moet gehoorzamen en draag ze op uw voorhoofd, tussen uw ogen! Leer ze aan uw kinderen. Spreek over die geboden wanneer u thuis zit en wanneer u buiten loopt, wanneer u naar bed gaat en weer opstaat! Schrijf ze op de deuren van uw huis en op uw poorten. Zodat, zolang er een hemel boven de aarde is, u en uw kinderen van een lang leven zullen genieten in het land dat de HERE u heeft beloofd. Als u de geboden die ik u geef, zorgvuldig naleeft en de HERE, uw God liefhebt en op zijn wegen wandelt, zal de HERE alle volken uit uw land verdrijven, ook al zijn zij groter en sterker dan u. Waar u ook gaat, het land is van u. Uw grenzen zullen zich uitstrekken van de zuidelijke Negev tot de Libanon en van de Eufraat tot de Middellandse Zee. Niemand zal tegen u kunnen standhouden, want de HERE, uw God, zal schrik en angst voor u uit sturen, waar u ook gaat, precies zoals Hij heeft beloofd.
Deuteronomium 11:1-25 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Houd daarom van je Heer God. Dien Hem alle dagen van je leven door je aan zijn wetten en leefregels te houden. Ik heb het nu niet over jullie kinderen. Want zij kennen de opvoeding van de Heer God nog niet. Zij hebben zijn grootheid en macht nog niet gezien. Zij hebben niet de wonderen gezien die Hij in Egypte heeft gedaan bij de koning van Egypte en in zijn hele land. Of wat Hij heeft gedaan met het leger van Egypte, met de paarden en de strijdwagens. Zij hebben niet gezien hoe Hij het water van de Rietzee over hen heen liet stromen. Hoe Hij hen zo helemaal vernietigde toen ze jullie achtervolgden. Zij weten niet wat Hij met jullie heeft gedaan in de woestijn, vóór jullie hier kwamen. Of wat Hij heeft gedaan met Datan en Abiram, de zonen van Eliab uit de familie van Ruben. Toen scheurde de aarde open en slokte hen op, met hun gezinnen, hun tenten, hun vee en alles wat ze hadden. Heel Israël zag het. Maar júllie hebben met eigen ogen gezien wat voor machtige dingen de Heer heeft gedaan. Houd je daarom aan de hele wet die ik jullie nu geef. Want dan zullen jullie sterk zijn en het land veroveren. En dan zullen jullie lang leven in het land waarvan de Heer aan jullie voorvaders [ Abraham, Izaäk en Jakob ] heeft gezworen dat Hij het aan hun familie ná hen zou geven. Het is een prachtig en vruchtbaar land.Want het land dat jullie gaan veroveren is niet als Egypte waar jullie vandaan komen. Want in Egypte moesten jullie het land zelf water geven als jullie hadden gezaaid, zoals in een groententuin. Maar het land dat jullie nu gaan veroveren, heeft bergen en dalen en krijgt water van de regen. Het hele jaar door zorgt jullie Heer God voor dat land. Luister goed naar de wetten die ik jullie nu geef. Houd van je Heer God. Dien Hem met je hele hart en je hele ziel. Dan zal de Heer het altijd op tijd laten regenen in het land. De herfstregens en de lenteregens zullen op tijd vallen. Daardoor kunnen jullie het graan, de druiven en de olijven oogsten. Hij zal ervoor zorgen dat er altijd genoeg gras groeit voor jullie vee. Zo zullen jullie altijd zoveel kunnen eten als jullie willen. Maar denk erom dat jullie geen andere goden gaan aanbidden en dienen. Want dan zal de Heer vreselijk boos op jullie worden. Hij zal jullie straffen en het niet meer laten regenen. Daardoor zal er niets meer groeien en zullen er geen oogsten zijn. Dan zal het heel snel met jullie afgelopen zijn in het prachtige land dat de Heer jullie gaat geven. Bewaar daarom deze woorden in je hart en in je ziel. Ze moeten in je hart gebrand staan. Ze moeten zijn als een teken op je hand of op je voorhoofd. Iets wat jullie nooit zullen vergeten. Leer ze aan jullie kinderen en praat er met hen over als jullie thuis zijn en als jullie onderweg zijn, als jullie naar bed gaan en als jullie opstaan. Schrijf ze op de deurposten van jullie huizen en op de poorten van jullie steden. Want dan zullen jullie en jullie kinderen lang leven in het land dat de Heer aan jullie voorvaders [ Abraham, Izaäk en Jakob ] heeft beloofd. Jullie zullen daar leven zo lang als de hemel boven de aarde staat. Houd je ijverig aan deze hele wet die ik jullie nu geef. Houd van de Heer God, gehoorzaam Hem en wees trouw aan Hem. Dan zal de Heer al deze volken voor jullie uit dit land wegjagen. Dan zullen jullie het gebied kunnen veroveren van volken die groter en machtiger zijn dan jullie. Elke plek waar jullie je voeten zullen neerzetten, zal van jullie zijn. Het hele gebied vanaf de woestijn [ in het zuiden ] tot aan de Libanon [ in het noorden ], en vanaf de rivier de Eufraat [ in het oosten ] tot aan de zee [ in het westen ] zal van jullie zijn. Niemand zal jullie kunnen verslaan. Want de Heer God zal ervoor zorgen dat overal waar jullie komen iedereen bang voor jullie is, zoals Hij jullie heeft beloofd.