Daniël 2:24-49

Daniël 2:24-49 Herziene Statenvertaling (HSV)

Daarom trad Daniël binnen bij Arioch, die de koning had aangesteld om de wijzen van Babel om te brengen. Hij ging naar hem toe en zei het volgende tegen hem: Breng de wijzen van Babel niet om. Breng mij bij de koning, zodat ik de koning de uitleg te kennen kan geven. Toen bracht Arioch Daniël met spoed bij de koning en zei het volgende tegen hem: Ik heb onder de ballingen uit Juda een man gevonden die de koning de uitleg zal laten weten. De koning antwoordde en zei tegen Daniël – zijn naam was Beltsazar –: Bent u in staat mij de droom te laten weten die ik gezien heb, en de uitleg ervan? Daniël antwoordde in de tegenwoordigheid van de koning en zei: De verborgenheid die de koning vraagt, kunnen wijzen, bezweerders, magiërs en toekomstvoorspellers de koning niet te kennen geven. Maar er is een God in de hemel Die verborgenheden openbaart. Hij heeft koning Nebukadnezar laten weten wat er in later tijd gebeuren zal. Uw droom en de visioenen die u voor ogen kwamen op uw bed, zijn deze: Terwijl u, o koning, op uw bed lag, kwamen er gedachten in u op over wat hierna gebeuren zal. En Hij Die de verborgenheden openbaart, heeft u laten weten wat er gebeuren zal. Mij nu, aan mij is deze verborgenheid geopenbaard, niet door een wijsheid die in mij is boven alle levenden, maar daarom dat men de koning de uitleg ervan zou laten weten en dat u de gedachten van uw hart zou weten. U, o koning, keek toe, en zie: een groot beeld. Dit beeld was hoog, de glans ervan uitzonderlijk. Het stond voor u. De aanblik ervan was schrikwekkend. Het hoofd van dit beeld was van goed goud, zijn borst en zijn armen waren van zilver, zijn buik en zijn dijen van brons, zijn benen van ijzer, zijn voeten gedeeltelijk van ijzer, gedeeltelijk van leem. Hier keek u naar, totdat er, niet door mensenhanden, een steen werd afgehouwen. Die trof dat beeld aan zijn voeten van ijzer en leem, en verbrijzelde die. Toen werden het ijzer, het leem, het brons, het zilver en het goud tegelijk verbrijzeld. Ze werden als kaf op een zomerdorsvloer. De wind voerde ze weg, zodat er geen spoor van teruggevonden werd. Maar de steen die het beeld getroffen had, werd tot een grote berg en vulde de hele aarde. Dit is de droom. Nu zullen wij de uitleg ervan in de tegenwoordigheid van de koning vertellen: U, o koning, bent een koning der koningen, want de God van de hemel heeft u het koningschap, macht, sterkte en eer gegeven. Overal waar de mensenkinderen wonen, heeft Hij de dieren van het veld en de vogels in de lucht in uw hand gegeven. Hij heeft u aangesteld tot heerser over dit alles. U bent dat gouden hoofd. Na u zal een ander koninkrijk opkomen, lager in waarde dan het uwe. Daarna nog een ander, het derde koninkrijk, van brons, dat heersen zal over de hele aarde. En het vierde koninkrijk zal sterk zijn als ijzer, want het ijzer verbrijzelt en vergruist alles. Juist zoals het ijzer alles verplettert, zo verbrijzelt en verplettert dit koninkrijk alles. Dat u verder de voeten en de tenen, gedeeltelijk van leem van een pottenbakker en gedeeltelijk van ijzer, gezien hebt – dat zal een verdeeld koninkrijk zijn. Het zal iets hebben van de hardheid van ijzer – juist daarom zag u ijzer vermengd met modderig leem. En de tenen van de voeten, gedeeltelijk van ijzer en gedeeltelijk van leem – dat koninkrijk zal gedeeltelijk sterk zijn en gedeeltelijk broos. Dat u gezien hebt ijzer vermengd met modderig leem – ze zullen zich door menselijk zaad vermengen, maar ze zullen zich niet aan elkaar hechten, zoals ijzer zich niet vermengt met leem. In de dagen van die koningen zal de God van de hemel echter een Koninkrijk doen opkomen dat voor eeuwig niet te gronde zal gaan en waarvan de heerschappij niet op een ander volk zal overgaan. Het zal al die andere koninkrijken verbrijzelen en tenietdoen, maar zelf zal het voor eeuwig standhouden. Daarom hebt u gezien dat, niet door mensenhanden, uit de berg een steen werd afgehouwen, die het ijzer, brons, leem, zilver en goud verbrijzelde. De grote God heeft de koning laten weten wat er hierna geschieden zal. De droom is waar en de uitleg ervan betrouwbaar. Toen wierp koning Nebukadnezar zich met het gezicht ter aarde en hij aanbad Daniël. En hij beval dat men hem een offergave en aangenaam reukwerk zou brengen. De koning antwoordde Daniël en zei: Waarlijk, uw God is de God der goden en de Heere der koningen. Hij openbaart verborgenheden, zodat u déze verborgenheid kon openbaren. Toen bevorderde de koning Daniël. Hij gaf hem vele grote geschenken en stelde hem aan als heerser over heel het gewest Babel en als hoofd van alle machthebbers over alle wijzen van Babel. Omdat Daniël de koning daarom verzocht, stelde hij Sadrach, Mesach en Abed-Nego aan over het bestuur van het gewest Babel. Daniël bleef echter in de poort van de koning.

Daniël 2:24-49 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Derhalve ging Daniël naar Arjok, aan wie de koning had opgedragen de wijzen van Babel ter dood te brengen; hij ging en sprak aldus tot hem: Breng de wijzen van Babel niet ter dood, leid mij tot de koning en ik zal de koning de uitlegging te kennen geven. Toen bracht Arjok Daniël inderhaast tot de koning en zeide aldus tot hem: Ik heb een man gevonden onder de ballingen van Juda, die de koning de uitlegging kan bekendmaken. De koning richtte het woord tot Daniël, wiens naam Beltesassar was: Zijt gij in staat mij de droom die ik gezien heb, met zijn uitlegging bekend te maken? Daniël gaf de koning ten antwoord: De verborgenheid waarnaar de koning vraagt, kunnen geen wijzen, bezweerders, geleerden of waarzeggers de koning te kennen geven. Maar er is een God in de hemel, die verborgenheden openbaart; Hij heeft de koning Nebukadnessar bekendgemaakt wat in de toekomende dagen geschieden zal. Uw droom en de gezichten die u op uw legerstede voor ogen kwamen, waren deze: bij u, o koning, rezen, terwijl gij op uw legerstede laagt, gedachten op over wat er na dezen geschieden zou, en Hij, die verborgenheden openbaart, heeft u bekendgemaakt wat er geschieden zal. Mij nu is deze verborgenheid geopenbaard, niet door een wijsheid, die ik zou bezitten boven alle levenden, maar opdat de uitlegging de koning bekend zou worden gemaakt, en dat gij de gedachten van uw hart zoudt kennen. Gij, o koning, hadt een gezicht, en zie, er was een groot beeld! Dit beeld was hoog, en de glans ervan was buitengewoon; het stond vóór u, en de aanblik ervan was schrikwekkend. Het hoofd van dat beeld was van gedegen goud, zijn borst en armen waren van zilver, zijn buik en lendenen van koper, zijn benen van ijzer, zijn voeten deels van ijzer deels van leem. Terwijl gij bleeft toezien, raakte, zonder toedoen van mensenhanden, een steen los, die het beeld trof aan de voeten van ijzer en leem en deze verbrijzelde; toen werden tegelijkertijd het ijzer, het leem, het koper, het zilver en het goud verbrijzeld, en zij werden gelijk kaf op een dorsvloer in de zomer, en de wind voerde ze mee, zodat er geen spoor meer van te vinden was; maar de steen die het beeld getroffen had, werd tot een grote berg, die de gehele aarde vulde. Dit is de droom, en de uitlegging daarvan zullen wij de koning zeggen: Gij, o koning, koning der koningen, aan wie de God des hemels het koningschap, macht, sterkte en eer geschonken heeft, ja, in wiens hand Hij de mensenkinderen, waar zij ook wonen, de dieren des velds en het gevogelte des hemels heeft gegeven, en die Hij tot heerser over die alle heeft gemaakt – gij zijt dat gouden hoofd. Doch na u zal een ander koninkrijk ontstaan, geringer dan het uwe; en, weer een ander, een derde koninkrijk, van koper, dat heersen zal over de gehele aarde; en een vierde koninkrijk zal hard zijn als ijzer; juist zoals ijzer alles verbrijzelt en vermorzelt; en gelijk ijzer, dat vergruizelt, zal dit die allen verbrijzelen en vergruizelen. En dat gij de voeten en de tenen gezien hebt deels van pottenbakkersleem en deels van ijzer, betekent, dat dit een verdeeld koninkrijk wezen zal: wel zal het iets van de hardheid van het ijzer aan zich hebben, juist zoals gij gezien hebt ijzer gemengd met kleiachtig leem, en de tenen der voeten deels van ijzer en deels van leem; ten dele zal dat koninkrijk hard zijn, en ten dele zal het broos zijn. Dat gij gezien hebt ijzer vermengd met kleiachtig leem, betekent: zij zullen zich door huwelijksgemeenschap vermengen, maar met elkander geen samenhangend geheel vormen, zoals ijzer zich niet vermengt met leem. Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid, juist zoals gij gezien hebt, dat zonder toedoen van mensenhanden een steen van de berg losraakte en het ijzer, het koper, het leem, het zilver en het goud verbrijzelde. De grote God heeft de koning bekendgemaakt wat na dezen zal geschieden; de droom is waarachtig en zijn uitlegging betrouwbaar. Toen wierp koning Nebukadnessar zich op zijn aangezicht, en aanbad Daniël; ook beval hij een offer en reukwerk aan hem op te dragen. De koning gaf Daniël ten antwoord: In waarheid, uw God is de God der goden en de Heer der koningen, en Hij openbaart verborgenheden: daarom hebt gij deze verborgenheid kunnen openbaren. Toen verhief de koning Daniël en schonk hem vele, grote geschenken; ja, hij maakte hem tot heerser over het gehele gewest Babel en tot opperhoofd over alle wijzen van Babel. Op Daniëls verzoek droeg de koning het bestuur van het gewest Babel op aan Sadrak, Mesak en Abednego, terwijl Daniël aan het hof des konings bleef.

Daniël 2:24-49 BasisBijbel (BB)

De volgende dag ging Daniël naar Arioch, aan wie de koning het bevel had gegeven alle wijze mannen van Babel te doden. Hij zei tegen hem: "Stop met het doden van de wijze mannen van Babel! Breng me naar de koning. Dan zal ik hem uitleggen wat hij heeft gedroomd." Arioch bracht Daniël haastig naar de koning. Hij zei tegen de koning: "Bij de mensen die gevangen uit Juda meegenomen zijn, heb ik iemand gevonden die u kan uitleggen wat u heeft gedroomd." De koning zei tegen Daniël (die Beltsazar werd genoemd): "Kun jij me inderdaad vertellen wat ik heb gedroomd, en het ook uitleggen?" Daniël antwoordde hem: "Mijn heer de koning, wat u vraagt, is onmogelijk voor mensen. Geen wijze, tovenaar, geleerde of waarzegger zal u kunnen vertellen wat u heeft gedroomd. Maar er is een God in de hemel die verborgen dingen bekend maakt. Hij laat u, koning Nebukadnezar, weten wat er in de verre toekomst gaat gebeuren. Mijn heer de koning, u lag in uw bed na te denken over de toekomst. Toen gaf God u een droom. De toekomst is verborgen voor de mensen. Maar God heeft u laten weten wat er in de toekomst gaat gebeuren. Ook aan mij heeft God die verborgen dingen verteld. Ik weet het niet omdat ik wijzer zou zijn dan elk ander mens, maar omdat God het mij heeft verteld. Hij wil dat u weet wat u gedroomd heeft en wat die droom betekent. Mijn heer de koning, u zag plotseling in uw droom een enorm groot beeld. Het was heel hoog en zag er schitterend uit. Het stond vlak vóór u en zag er heel indrukwekkend uit. Het hoofd van het beeld was van zuiver goud, zijn borst en armen waren van zilver, zijn buik en zijden waren van koper, zijn heupen en bovenbenen waren van ijzer en zijn onderbenen en voeten van een mengsel van ijzer en klei. Terwijl u keek, werd er een steen losgehakt, zonder dat een mens dat deed. De steen rolde naar beneden en raakte de voeten van het beeld. Hij verbrijzelde de voeten die van ijzer en klei waren. Onmiddellijk viel het beeld helemaal uit elkaar: het ijzer, de klei, het koper, het zilver en het goud vielen helemaal tot stof uit elkaar. Het stof werd door de wind weggeblazen. Al gauw was er niets meer van te vinden. Maar de steen die het beeld had geraakt, werd groter en groter. Hij werd zo groot als een berg die de hele aarde vulde." Daniël zei: "Dit is de droom. Nu zal ik u vertellen wat hij betekent. Mijn heer de koning, u bent een zeer machtig koning. Want de God van de hemel heeft u het koningschap gegeven en u machtig, sterk en beroemd gemaakt. U heerst over alle mensen, waar zij ook wonen, en over alle wilde dieren en de vogels. U bent dat gouden hoofd. Maar na u zal er een ander koninkrijk ontstaan, dat minder glorieus is dan dat van u. Daarna komt er nóg een rijk, een derde koninkrijk. Dat is het koninkrijk van koper. Het zal over de hele wereld heersen. Het vierde en laatste koninkrijk zal zo hard zijn als ijzer. IJzer kan alles verbrijzelen en verpletteren. Net als ijzer zal dit koninkrijk verbrijzelen en verpletteren. U zag de onderbenen met de tenen die voor een deel van klei en voor een deel van ijzer waren. Dat betekent dat dit laatste koninkrijk verdeeld zal zijn. Maar het zal zo sterk zijn als ijzer. Want u zag dat de benen en voeten van ijzer waren, vermengd met klei. De tenen waren voor een deel van ijzer en voor een deel van klei. De delen van dat koninkrijk zullen voor een deel zo hard zijn als ijzer, maar ook zo zwak zijn als klei. U zag dus dat ijzer vermengd was met klei. Het is een mengsel. Dat betekent dat de afstammelingen van het volk zich niet blijvend zullen mengen met het andere volk. Het mengsel kan niet echt één geheel worden. Net zoals ijzer niet één geheel wordt met klei. Maar in de tijd dat die koningen er zijn, zal de God van de hemel een koninkrijk stichten dat nooit vernietigd zal worden. Het zal nooit door een ander koninkrijk overwonnen worden. Het zal al die koninkrijken verpletteren en er een einde aan maken. Maar zelf zal dat koninkrijk voor eeuwig blijven bestaan. Daarom heeft u dit gezien. Dat koninkrijk zal ontstaan zonder dat een mens dat doet. Net zoals de steen in uw droom werd losgehakt zonder dat een mens dat deed, en het ijzer, het koper, de klei, het zilver en het goud verpletterde. De grote God heeft aan de koning laten weten wat er in de toekomst zal gebeuren. De droom zal werkelijkheid worden. En u kan er op vertrouwen dat dit de betekenis ervan is." Toen knielde koning Nebukadnezar voor Daniël neer en eerde hem. Hij gaf het bevel om een vlees-offer, wierook-offer en wijn-offer te offeren voor Daniël. En hij zei tegen Daniël: "Werkelijk, jouw God is de machtigste God van alle goden en de Heer van alle koningen. Hij is het die verborgen dingen bekend maakt. Daardoor heb je mij dit kunnen vertellen." En de koning gaf Daniël veel kostbare geschenken. Ook maakte hij hem bestuurder van de hele provincie Babel, en hoofd van alle wijze mannen van Babel. Maar Daniël vroeg aan de koning of zijn vrienden Sadrach, Mesach en Abednego in zijn plaats Babel mochten besturen. Zelf bleef hij aan het hof van de koning.

Daniël 2:24-49 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Daarom ging Daniël in tot Arioch, dien de koning gesteld had om de wijzen van Babel om te brengen; hij ging henen en zeide aldus tot hem: Breng de wijzen van Babel niet om, maar breng mij in voor den koning, en ik zal den koning de uitlegging te kennen geven. Toen bracht Arioch met haast Daniël in voor den koning, en hij sprak alzo tot hem: Ik heb een man van de gevankelijk weggevoerden van Juda gevonden, die den koning de uitlegging zal bekend maken. De koning antwoordde en zeide tot Daniël, wiens naam Beltsazar was: Zijt gij machtig mij bekend te maken den droom, dien ik gezien heb, en zijn uitlegging? Daniël antwoordde voor den koning, en zeide: De verborgenheid, die de koning eist, kunnen de wijzen, de sterrekijkers, de tovenaars, en de waarzeggers den koning niet te kennen geven; Maar er is een God in den hemel, Die verborgenheden openbaart, Die heeft den koning Nebukadnezar bekend gemaakt, wat er geschieden zal in het laatste der dagen; uw droom, en de gezichten uws hoofds op uw leger, zijn deze: Gij, o koning! op uw leger zijnde, klommen uw gedachten op, wat hierna geschieden zou; en Hij, Die verborgen dingen openbaart, heeft u te kennen gegeven, wat er geschieden zal. Mij nu, mij is de verborgenheid geopenbaard, niet door wijsheid, die in mij is boven alle levenden; maar daarom, opdat men den koning de uitlegging zou bekend maken, en opdat gij de gedachten uws harten zoudt weten. Gij, o koning! zaagt, en ziet, er was een groot beeld (dit beeld was treffelijk, en deszelfs glans was uitnemend), staande tegen u over; en zijn gedaante was schrikkelijk. Het hoofd van dit beeld was van goed goud; zijn borst en zijn armen van zilver; zijn buik en zijn dijen van koper; Zijn schenkelen van ijzer; zijn voeten eensdeels van ijzer, en eensdeels van leem. Dit zaagt gij, totdat er een steen afgehouwen werd zonder handen, die sloeg dat beeld aan zijn voeten van ijzer en leem, en vermaalde ze. Toen werden te zamen vermaald het ijzer, leem, koper, zilver en goud, en zij werden gelijk kaf van de dorsvloeren des zomers, en de wind nam ze weg, en er werd geen plaats voor dezelve gevonden; maar de steen, die het beeld geslagen heeft, werd tot een groten berg, alzo dat hij de gehele aarde vervulde. Dit is de droom; zijn uitlegging nu zullen wij voor den koning zeggen. Gij, o koning! zijt een koning der koningen; want de God des hemels heeft u een koninkrijk, macht, en sterkte, en eer gegeven; En overal, waar mensenkinderen wonen, heeft Hij de beesten des velds en de vogelen des hemels in uw hand gegeven; en Hij heeft u gesteld tot een heerser over al dezelve; gij zijt dat gouden hoofd. En na u zal een ander koninkrijk opstaan, lager dan het uwe; daarna een ander, het derde koninkrijk van koper, hetwelk heersen zal over de gehele aarde. En het vierde koninkrijk zal hard zijn, gelijk ijzer; aangezien het ijzer alles vermaalt en verzwakt; gelijk nu het ijzer, dat zulks alles verbreekt, alzo zal het vermalen en verbreken. En dat gij gezien hebt de voeten en de tenen, ten dele van pottenbakkersleem, en ten dele van ijzer, dat zal een gedeeld koninkrijk zijn, doch daar zal van des ijzers vastigheid in zijn, ten welken aanzien gij gezien hebt ijzer vermengd met modderig leem; En de tenen der voeten, ten dele ijzer, en ten dele leem; dat koninkrijk zal ten dele hard zijn, en ten dele broos. En dat gij gezien hebt ijzer vermengd met modderig leem, zij zullen zich wel door menselijk zaad vermengen, maar zij zullen de een aan den ander niet hechten, gelijk als zich ijzer met leem niet vermengt. Doch in de dagen van die koningen zal de God des hemels een Koninkrijk verwekken, dat in der eeuwigheid niet zal verstoord worden; en dat Koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden; het zal al die koninkrijken vermalen, en te niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan. Daarom hebt gij gezien, dat uit den berg een steen zonder handen afgehouwen is geworden, die het ijzer, koper, leem, zilver en goud vermaalde; de grote God heeft den koning bekend gemaakt, wat hierna geschieden zal; de droom nu is gewis, en zijn uitlegging is zeker. Toen viel de koning Nebukadnezar op zijn aangezicht, en aanbad Daniël; en hij zeide, dat men hem met spijsoffer en liefelijk reukwerk een drankoffer doen zou. De koning antwoordde Daniël en zeide: Het is de waarheid, dat ulieder God een God der goden is, en een Heere der koningen, en Die de verborgenheden openbaart, dewijl gij deze verborgenheid hebt kunnen openbaren. Toen maakte de koning Daniël groot, en hij gaf hem vele grote geschenken, en hij stelde hem tot een heerser over het ganse landschap van Babel, en een overste der overheden over al de wijzen van Babel. Toen verzocht Daniël van den koning; en hij stelde Sadrach, Mesach en Abed-nego over de bediening van het landschap van Babel; maar Daniël bleef aan de poort des konings.

Daniël 2:24-49 Het Boek (HTB)

Daarna ging Daniël naar Arjoch, die van de koning de opdracht had gekregen de wijzen van Babel ter dood te brengen. Daniël zei: ‘Stel de wijzen niet terecht. Breng mij bij de koning, dan zal ik hem de uitleg van zijn droom geven.’ In allerijl bracht Arjoch hem naar de vorst en zei: ‘Majesteit, ik heb een krijgsgevangene uit Juda gevonden die u de uitleg kan geven!’ De koning richtte zich tot Daniël (ook wel Beltsazar genoemd) en zei: ‘Is dat waar? Kunt u mij werkelijk vertellen wat ik heb gedroomd en wat dat betekent?’ Daniël antwoordde: ‘Geen enkele wijze of bezweerder, geleerde of waarzegger kan u een dergelijk geheim vertellen. Maar er is een God in de hemel die geheimen openbaart. Hij heeft u, koning Nebukadnezar, in uw droom bekendgemaakt wat in de toekomst zal gebeuren. Uw droom en de dingen die aan uw geestesoog voorbijtrokken, gingen als volgt. Terwijl u op bed lag, dacht u na over toekomstige gebeurtenissen. Hij die geheimen openbaart, heeft u laten weten wat er te gebeuren staat. Ik ben niet door bovenmenselijke wijsheid achter het geheim van uw droom gekomen, maar alleen omdat God het mij heeft laten zien. Ik moest u de uitleg van uw droom geven en u zo duidelijk maken wat u dwarszit. Majesteit, u zag een reusachtig groot beeld van een mens. Er hing een oogverblindende glans omheen en het stond pal voor u. Het had een afschrikwekkend uiterlijk. Het hoofd van het beeld was gemaakt van het zuiverste goud, zijn borst en armen waren van zilver, zijn buik en dijen waren van koper, zijn benen van ijzer en zijn voeten waren van een mengsel van ijzer en klei. Terwijl u bleef toekijken, raakte zonder toedoen van mensenhanden een steen los van de berghelling. Hij rolde op het beeld af en verpletterde de voeten van ijzer en klei. Hij sloeg ze helemaal aan stukken en verpletterde ook de rest van het beeld. Zo bleef een grote berg ijzer, klei, koper, zilver en goud over. De vermorzelde delen waren zo fijn als het kaf op een dorsvloer in de zomer. De wind blies alles weg, er bleef geen spoor van over. Maar de steen die het beeld had omvergeworpen, groeide uit tot een grote berg die de hele aarde bedekte. Dit was uw droom en nu zal ik u de betekenis ervan uitleggen: majesteit, u bent koning over vele koningen. Dit koningschap, met alle daaraan verbonden gezag en eer, heeft de God van de hemel u gegeven. Hij laat u regeren over de mensen tot in de verste hoeken van de aarde. Ook de wilde dieren en de vogels staan onder uw gezag. U bent dat gouden hoofd. Maar nadat aan uw koninkrijk een einde is gekomen, zal een andere wereldmacht opstaan. Dit rijk zal kleiner zijn dan het uwe. Na de val van dat koninkrijk, zal een derde grote macht, het koper, verrijzen om de wereld te regeren. Daarna komt er een vierde koninkrijk, zo hard als ijzer. Een rijk met een ijzeren kracht dat alles verwoest en verbrijzelt. En ten slotte de voeten en tenen die u hebt gezien, gemaakt van een mengsel van ijzer en pottenbakkersklei. Zij verbeelden het daarop volgende rijk, dat echter intern verdeeld zal zijn. Er zal iets van de hardheid van ijzer in zijn, maar andere delen zullen net zo broos zijn als gebakken klei. Dit mengsel van ijzer en klei betekent dat deze rijken proberen machtiger te worden door zich met behulp van huwelijken met elkaar te vermengen. Maar zij zullen niet echt een eenheid worden, want ijzer en klei verbinden zich niet met elkaar. Tijdens de regeringen van die koningen zal de God van de hemel een koninkrijk oprichten dat nooit ten onder zal gaan. Niemand zal het ooit veroveren. Het zal die koninkrijken compleet verbrijzelen, maar zelf tot in eeuwigheid blijven bestaan. Dit is dus de betekenis van de steen die zonder toedoen van mensenhanden losraakte van de berg. Deze steen verpulverde het ijzer, leem, koper, zilver en goud. Zo heeft de grote God u laten zien wat in de toekomst zal gebeuren. En deze uitlegging van uw droom is even waar en betrouwbaar als de droom zelf.’ Toen knielde koning Nebukadnezar voor Daniël en boog diep voor hem. Hij beval zijn onderdanen hem offers te brengen en wierook voor hem te branden. ‘Werkelijk, Daniël,’ zei hij, ‘uw God is de God boven alle goden, de heerser over alle koningen. Hij openbaart geheimen en daardoor hebt u dit geheim kunnen bekendmaken.’ Toen verleende hij Daniël hoge waardigheid. Hij gaf hem talloze kostbare geschenken en benoemde hem tot heerser over het hele gebied van Babel en maakte hem bovendien hoofd van alle wijze mannen uit Babel. Op Daniëls verzoek stelde de koning Sadrach, Mesach en Abednego aan als zijn assistenten. Zij waren verantwoordelijk voor het bestuur van het gebied van Babel. Daniël bleef in functie aan het koninklijk hof.