Daniël 2:1-3
Daniël 2:1-3 Het Boek (HTB)
In zijn tweede regeringsjaar kreeg Nebukadnezar een vreselijke nachtmerrie. Hevig verontrust werd hij wakker en kon de slaap niet meer vatten. Hij ontbood meteen alle geleerden, bezweerders, tovenaars en astrologen. Zij moesten hem zijn droom verklaren. Toen zij allemaal voor hem stonden, zei hij: ‘Ik heb een vreselijke nachtmerrie gehad. Dat maakt mij erg ongerust en daarom wil ik weten wat dat te betekenen heeft.’
Daniël 2:1-3 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
In het tweede jaar nu des koninkrijks van Nebukadnezar, droomde Nebukadnezar dromen; daarvan werd zijn geest verslagen, en zijn slaap werd in hem gebroken. Toen zeide de koning, dat men roepen zou de tovenaars, en de sterrekijkers, en de guichelaars, en de Chaldeën, om den koning zijn dromen te kennen te geven; zij nu kwamen, en stonden voor het aangezicht des konings. En de koning zeide tot hen: Ik heb een droom gedroomd; en mijn geest is ontsteld om dien droom te weten.
Daniël 2:1-3 Herziene Statenvertaling (HSV)
In het tweede regeringsjaar van Nebukadnezar had Nebukadnezar dromen. Daardoor werd zijn geest verontrust en was het met zijn slaap gedaan. Toen zei de koning dat men de magiërs, de bezweerders, de tovenaars en de Chaldeeën moest roepen om de koning zijn dromen bekend te maken. Zij nu kwamen en gingen vóór de koning staan. De koning zei tegen hen: Ik heb een droom gehad, en mijn geest is zo verontrust dat ik die droom wil weten.
Daniël 2:1-3 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
In het tweede jaar nu der regering van Nebukadnessar had Nebukadnessar een droom, waardoor zijn geest verontrust werd en het met zijn slaap gedaan was. Toen gebood de koning, dat men de geleerden, de bezweerders, de tovenaars en de Chaldeeën zou roepen, om de koning zijn droom te verklaren; en zij kwamen en stonden vóór de koning. De koning zeide tot hen: Ik heb een droom gehad, en mijn geest is verontrust, zodat ik die droom wil verstaan.
Daniël 2:1-3 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Toen Nebukadnezar twee jaar koning was, had hij een droom die hem heel onrustig maakte. Hij kon er niet meer van slapen. Daarom liet hij de geleerden, waarzeggers, tovenaars en wijzen roepen. Hij wilde dat ze hem zouden vertellen wat hij gedroomd had. Ze kwamen voor de koning staan. De koning vertelde hun: "Ik heb een droom gehad. Ik ben er helemaal onrustig van geworden en daarom wil ik weten wat ik gedroomd heb."