Daniël 11:1-45

Daniël 11:1-45 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Ik nu, ik stond in het eerste jaar van Darius, den Meder, om hem te versterken en te stijven. En nu, ik zal u de waarheid te kennen geven; ziet, er zullen nog drie koningen in Perzië staan, en de vierde zal verrijkt worden met groten rijkdom, meer dan al de anderen; en nadat hij zich in zijn rijkdom zal versterkt hebben, zal hij ze allen verwekken tegen het koninkrijk van Griekenland. Daarna zal er een geweldig koning opstaan, die met grote heerschappij heersen zal, en hij zal doen naar zijn welgevallen. En als hij zal staan, zal zijn rijk gebroken, en in de vier winden des hemels verdeeld worden, maar niet aan zijn nakomelingen, ook niet naar zijn heerschappij, waarmede hij heerste; want zijn rijk zal uitgerukt worden, en dat voor anderen, dan deze. En de koning van het Zuiden, die een van zijn vorsten is, zal sterk worden; doch een ander zal sterker worden dan hij, en hij zal heersen; zijn heerschappij zal een grote heerschappij zijn. Op het einde nu van sommige jaren, zullen zij zich met elkander bevrienden, en de dochter des konings van het Zuiden zal komen tot den koning van het Noorden, om billijke voorwaarden te maken; doch zij zal de macht des arms niet behouden, daarom zal hij, noch zijn arm, niet bestaan; maar zij zal overgegeven worden, en die haar gebracht hebben, en die haar gegenereerd heeft, en die haar gesterkt heeft in die tijden. Doch uit de spruit van haar wortelen zal er een opstaan in zijn staat, die zal met heirkracht komen, en hij zal komen tegen die sterke plaatsen des konings van het Noorden, en hij zal tegen dezelve doen, en hij zal ze bemachtigen. Ook zal hij hun goden, met hun vorsten, met hun gewenste vaten van zilver en goud, in de gevangenis naar Egypte brengen; en hij zal enige jaren staande blijven boven den koning van het Noorden. Alzo zal de koning van het Zuiden in het koninkrijk komen, en hij zal wederom in zijn land trekken. Doch zijn zonen zullen zich in strijd mengen, en zij zullen een menigte van grote heiren verzamelen; en een van hen zal snellijk komen, en als een vloed overstromen en doortrekken; en hij zal wederom komen, en zich in den strijd mengen, tot aan zijn sterke plaats toe. En de koning van het Zuiden zal verbitterd worden, en hij zal uittrekken, en strijden tegen hem, tegen den koning van het Noorden, die ook een grote menigte oprichten zal, doch die menigte zal in zijn hand gegeven worden. Als die menigte zal weggenomen zijn, zal zijn hart zich verheffen, en hij zal er enige tien duizenden nedervellen; evenwel zal hij niet gesterkt worden. Want de koning van het Noorden zal wederkeren, en hij zal een groter menigte dan de eerste was, oprichten; en aan het einde van de tijden der jaren, zal hij snellijk komen met een grote heirkracht, en met groot goed. Ook zullen er in die tijden velen opstaan tegen den koning van het Zuiden; en de scheurmakers uws volks zullen verheven worden, om het gezicht te bevestigen, doch zij zullen vallen. En de koning van het Noorden zal komen, en een wal opwerpen, en vaste steden innemen; en de armen van het Zuiden zullen niet bestaan, noch zijn uitgelezen volk, ja, er zal geen kracht zijn om te bestaan. Maar hij, die tegen hem komt, zal doen naar zijn welgevallen, en niemand zal voor zijn aangezicht bestaan; hij zal ook staan in het land des sieraads, en de verderving zal in zijn hand wezen. En hij zal zijn aangezicht stellen, om met de kracht zijns gansen rijks te komen, en hij zal billijke voorwaarden medebrengen, en hij zal het doen; want hij zal hem een dochter der vrouwen geven, om haar te verderven, maar zij zal niet vast staan, en zij zal voor hem niet zijn. Daarna zal hij zijn aangezicht tot de eilanden keren, en hij zal er vele innemen; doch een overste zal zijn smaad tegen hem doen ophouden, behalve dat hij zijn smaad op hem zal doen wederkeren. En hij zal zijn aangezicht keren naar de sterkten zijns lands, en hij zal aanstoten, en vallen, en niet gevonden worden. En in zijn staat zal er een opstaan, doende een geldeiser doortrekken, in koninklijke heerlijkheid; maar hij zal in enige dagen gebroken worden, nochtans niet door toornigheden, noch door oorlog. Daarna zal er een verachte in zijn staat staan, denwelken men de koninklijke waardigheid niet zal geven; doch hij zal in stilheid komen, en het koninkrijk door vleierijen bemachtigen. En de armen der overstroming zullen overstroomd worden van voor zijn aangezicht, en zij zullen gebroken worden, en ook de vorst des verbonds. En na de vereniging met hem zal hij bedrog plegen, en hij zal optrekken, en hij zal met weinig volks gesterkt worden. Met stilheid zal hij ook in de vette plaatsen des landschaps komen, en hij zal doen, dat zijn vaders, of de vaders zijner vaderen, niet gedaan hebben; roof, en buit, en goederen, zal hij onder hen uitstrooien, en hij zal tegen de vastigheden zijn gedachten denken, doch tot een zekeren tijd toe. En hij zal zijn kracht en zijn hart verwekken tegen den koning van het Zuiden, met een grote heirkracht; en de koning van het Zuiden zal zich in den strijd mengen met een grote en zeer machtige heirkracht; doch hij zal niet bestaan, want zij zullen gedachten tegen hem denken. En die de stukken zijner spijze zullen eten, zullen hem breken, en de heirkracht deszelven zal overstromen, en vele verslagenen zullen vallen. En het hart van beide deze koningen zal wezen om kwaad te doen, en aan een tafel zullen zij leugen spreken; en het zal niet gelukken, want het zal nog een einde hebben ter bestemder tijd. En hij zal in zijn land wederkeren met groot goed, en zijn hart zal zijn tegen het heilig verbond; en hij zal het doen, en wederkeren in zijn land. Ter bestemder tijd zal hij wederkeren, en tegen het Zuiden komen, doch het zal niet zijn gelijk de eerste, noch gelijk de laatste reize. Want er zullen schepen van Chittim tegen hem komen, daarom zal hij met smart bevangen worden, en hij zal wederkeren, en gram worden tegen het heilig verbond, en hij zal het doen; want wederkerende zal hij acht geven op de verlaters des heiligen verbonds. En er zullen armen uit hem ontstaan, en zij zullen het heiligdom ontheiligen, en de sterkte, en zij zullen het gedurige offer wegnemen, en een verwoestenden gruwel stellen. En die goddelooslijk handelen tegen het verbond, zal hij doen huichelen door vleierijen; maar het volk, die hun God kennen, zullen zij grijpen, en zullen het doen. En de leraars des volks zullen er velen onderwijzen, en zij zullen vallen door het zwaard en door vlam, door gevangenis en door beroving, vele dagen. Als zij nu zullen vallen, zullen zij met een kleine hulp geholpen worden; doch velen zullen zich door vleierijen tot hen vervoegen. En van de leraars zullen er sommigen vallen, om hen te louteren en te reinigen, en wit te maken, tot den tijd van het einde toe; want het zal nog zijn voor een bestemden tijd. En die koning zal doen naar zijn welgevallen, en hij zal zichzelven verheffen, en groot maken boven allen god, en hij zal tegen den God der goden wonderlijke dingen spreken; en hij zal voorspoedig zijn, totdat de gramschap voleind zij, want het is vastelijk besloten, het zal geschieden. En op de goden zijner vaderen zal hij geen acht geven, noch op de begeerte der vrouwen; hij zal ook op geen God acht geven, maar hij zal zich boven alles groot maken. En hij zal den god Maüzzim in zijn standplaats eren; namelijk den god, welken zijn vaders niet gekend hebben, zal hij eren met goud, en met zilver, en met kostelijk gesteente, en met gewenste dingen. En hij zal de vastigheden der sterkten maken met den vreemden god; dengenen, die hij kennen zal, zal hij de eer vermenigvuldigen, en hij zal ze doen heersen over velen, en hij zal het land uitdelen om prijs. En op den tijd van het einde, zal de koning van het Zuiden tegen hem met hoornen stoten; en de koning van het Noorden zal tegen hem aanstormen, met wagenen, en met ruiteren, en met vele schepen; en hij zal in de landen komen, en hij zal ze overstromen en doortrekken. En hij zal komen in het land des sieraads, en vele landen zullen ter nedergeworpen worden; doch deze zullen zijn hand ontkomen, Edom en Moab, en de eerstelingen der kinderen Ammons. En hij zal zijn hand aan de landen leggen, ook zal het land van Egypte niet ontkomen. En hij zal heersen over de verborgen schatten des gouds en des zilvers, en over al de gewenste dingen van Egypte; en die van Libië, en de Moren zullen in zijn gangen wezen. Maar de geruchten van het Oosten en van het Noorden zullen hem verschrikken; daarom zal hij uittrekken met grote grimmigheid om velen te verdelgen en te verbannen. En hij zal de tenten van zijn paleis planten tussen de zeeën aan den berg des heiligen sieraads; en hij zal tot zijn einde komen, en zal geen helper hebben.

Daniël 11:1-45 Herziene Statenvertaling (HSV)

En ik, ik stond in het eerste jaar van Darius, de Mediër, hem terzijde als steun en toeverlaat. Nu zal ik u dan de waarheid bekendmaken. Zie, er zullen nog drie koningen in Perzië aan de macht komen, en de vierde zal grotere rijkdom verwerven dan alle anderen. Als hij sterk geworden is door zijn rijkdom, zal hij allen opzetten tegen het koninkrijk Griekenland. Daarna zal er een machtige koning aan de macht komen, die met grote heerschappij zal heersen en zal handelen naar eigen goeddunken. Zodra hij echter aan de macht komt, zal zijn koninkrijk verbroken worden en opgedeeld worden naar de vier windstreken van de hemel, maar niet voor zijn nakomelingen en niet overeenkomstig de heerschappij waarmee hij had geheerst, want zijn koninkrijk zal uiteengerukt worden en zal zijn voor anderen dan voor hen. Dan zal de koning van het zuiden sterk worden, maar een van zijn vorsten zal sterker worden dan hij en heersen. Zijn heerschappij zal een grote heerschappij zijn. Na verloop van jaren zullen zij een verbintenis met elkaar aangaan. De dochter van de koning van het zuiden zal naar de koning van het noorden komen om een billijke overeenkomst aan te gaan. Zij zal echter geen kracht in haar arm meer overhebben, en ook hij zal niet standhouden, evenmin zijn arm. Zíj zal overgeleverd worden, evenals zij die haar gebracht hebben, hij die haar verwekt heeft en hij die haar in die tijden versterkt heeft. Maar uit de loot van haar wortels zal er iemand in zijn plaats aan de macht komen. Hij zal met het leger komen en de vesting van de koning van het noorden binnentrekken, tegen hen optreden en hen onderwerpen. Ook zal hij hun goden met hun godenbeelden en met hun kostbare voorwerpen van zilver en goud als buit naar Egypte brengen, en zelf zal hij enige jaren standhouden tegen de koning van het noorden. Zo zal de koning van het zuiden in het koninkrijk komen en hij zal weer naar zijn eigen land terugkeren. Dan zullen zijn zonen zich in de strijd mengen en een menigte grote legers verzamelen. Een van hen zal snel komen, het land overspoelen, doorkruisen en terugkomen, zich in de strijd mengen en tot zijn vesting doordringen. De koning van het zuiden zal verbitterd worden. Hij zal uittrekken en tegen hem, de koning van het noorden, oorlog voeren. Ook die zal een grote menigte op de been brengen, maar die menigte zal in zijn hand worden gegeven. Wanneer die menigte zal zijn weggevaagd, zal zijn hart zich verheffen. Tienduizenden zal hij neervellen, maar toch zal hij zich niet kunnen versterken, want de koning van het noorden zal terugkomen; hij zal een menigte op de been brengen, groter dan de eerste, en na verloop van tijd, na enkele jaren, zal hij snel met een groot leger en met een grote uitrusting komen. Ook zullen in die tijden velen opstaan tegen de koning van het zuiden. En de gewelddadigen uit uw volk zullen verheven worden om het visioen te bevestigen, maar zij zullen struikelen. Dan zal de koning van het noorden komen en hij zal een belegeringsdam opwerpen en versterkte steden innemen. De krachtige armen van het zuiden zullen geen stand houden, ook zijn keurtroepen niet. Ja, er zal geen kracht zijn om stand te houden. Hij die tegen hem optrekt, zal handelen naar eigen goeddunken. Niemand zal tegen hem standhouden. Hij zal ook standhouden in het Sieraadland en er zal vernietiging in zijn hand zijn. Hij zal zijn zinnen erop zetten om met de kracht van heel zijn koninkrijk te komen, en billijke voorwaarden met zich meebrengen en die ten uitvoer brengen. Hij zal hem een dochter uit de vrouwen geven om het koninkrijk te gronde te richten, maar zij zal niet standhouden, en zij zal voor hem niet zijn. Dan zal hij zijn zinnen zetten op de kustlanden en hij zal er vele veroveren. Een leider zal echter een einde maken aan zijn smaad tegen hem, zonder dat hij zijn smaad aan hem kan vergelden. Ten slotte zal hij zijn blik slaan op de vestingen van zijn eigen land, maar hij zal struikelen en ten val komen, en niet meer gevonden worden. In zijn plaats zal er iemand opstaan die een belastinginner het land laat doorkruisen, in koninklijke heerlijkheid. Na enige dagen echter zal hij gebroken worden, maar niet door toorn en niet door oorlog. In zijn plaats zal er een verachtelijk man opstaan. Men zal hem de koninklijke waardigheid niet geven. Maar hij zal komen in zorgeloze rust en het koningschap zal hij grijpen door vleierijen. De krachtige armen van de overstroming zullen vóór hem weggespoeld worden en ze zullen gebroken worden, ook de vorst van het verbond. Want zodra men een verbintenis met hem is aangegaan, zal hij bedrog plegen. Hij zal oprukken en met weinig volk machtig worden. In zorgeloze rust zal hij ook in de vruchtbaarste streken van het gewest komen en hij zal doen wat zijn vaderen of voorvaderen niet hebben gedaan: roof, buit en bezittingen zal hij onder hen uitstrooien. En tegen vestingen zal hij zijn plannen beramen – maar slechts voor een tijd. Ook zal hij zijn kracht en zijn hart opwekken tegen de koning van het zuiden, met een groot leger. De koning van het zuiden zal zich dan in de strijd mengen met een uitermate groot en machtig leger. Hij zal echter geen stand kunnen houden, want men zal plannen tegen hem beramen. Zij die van zijn gerechten eten, zullen hem breken. Zíjn leger zal wegspoelen en er zullen er velen dodelijk gewond vallen. Het hart van deze twee koningen zal erop gericht zijn om kwaad te doen, en aan één tafel zullen zij leugens spreken. Maar het zal niet gelukken, want het einde wacht nog tot de vastgestelde tijd. En de koning van het noorden zal terugkeren naar zijn land, met grote bezittingen, en zijn hart zal tegen het heilige verbond zijn. Hij zal zijn wil ten uitvoer brengen en terugkeren naar zijn land. Op de vastgestelde tijd zal hij terugkeren en tegen het zuiden oprukken, maar het zal niet zijn zoals de eerste of zoals de laatste keer. Er zullen schepen van de Kittiërs tegen hem komen en hij zal terugschrikken. Hij zal terugkeren en toornen tegen het heilige verbond en hij zal zijn eigen wil ten uitvoer brengen. Hij zal, terwijl hij terugkeert, op hen letten die het heilige verbond verlaten. Dan zullen er uit hem krachtige armen voortkomen. Die zullen het heiligdom en de vesting ontheiligen en het steeds terugkerende offer wegnemen en de verwoestende gruwel opstellen. En hen die goddeloos handelen tegen het verbond, zal hij doen huichelen door vleierijen. Het volk echter, zij die hun God kennen, zullen zij grijpen, en zij zullen hun wil ten uitvoer brengen. De verstandigen onder het volk zullen velen onderwijzen. Zij zullen struikelen door zwaard en vlam, door gevangenschap en beroving – dagenlang. Wanneer zij struikelen, zullen zij met weinig hulp geholpen worden. Velen zullen zich echter met vleierijen bij hen voegen. Van de verstandigen zullen er struikelen, om hen te louteren, te reinigen en zuiver wit te maken, tot de tijd van het einde, want het wacht nog tot de vastgestelde tijd. Die koning zal handelen naar eigen goeddunken. Hij zal zich verheffen en zich groot maken boven elke god. Hij zal tegen de God der goden wonderlijke dingen spreken. Hij zal voorspoedig zijn tot de gramschap voltrokken is. Want wat vast besloten is, zal gebeuren. En hij zal niet letten op de goden van zijn vaderen, en ook niet op het verlangen van de vrouwen. Hij zal op geen enkele god letten, maar zichzelf boven alles groot maken. En hij zal de god van de vestingen in zijn standplaats eren. Hij zal namelijk de god die zijn vaderen niet gekend hebben, eren met goud, met zilver, met edelgesteente en met kostbaarheden. Hij zal versterkte vestingen maken samen met die vreemde god. Voor hen die hij zal kennen, zal hij de eer laten toenemen en hen laten heersen over velen en hij zal het land uitdelen als beloning. Dan zal in de tijd van het einde de koning van het zuiden hem met de hoorns stoten. En de koning van het noorden zal op hem aanstormen met wagens en met ruiters en met vele schepen. Hij zal de landen binnentrekken, ze overspoelen en erdoorheen trekken. Hij zal het Sieraadland binnentrekken, en vele landen zullen struikelen. Maar deze zijn het die aan zijn hand zullen ontkomen: Edom, Moab en de voornaamsten van de zonen van Ammon. Hij zal zijn hand tegen de landen uitstrekken. Ook voor het land Egypte is er geen ontkomen aan. Hij zal heersen over de verborgen schatten van goud en zilver en al de kostbaarheden van Egypte. De Libiërs en de Cusjieten zullen in zijn voetstappen treden. Maar de geruchten uit het oosten en uit het noorden zullen hem schrik aanjagen. Daarom zal hij in grote grimmigheid uittrekken om velen weg te vagen en met de ban te slaan. En hij zal de tenten van zijn paleis tussen de zeeën opzetten, bij de berg van het heilig Sieraad. Dan zal hij tot zijn einde komen, en geen helper hebben.

Daniël 11:1-45 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Ik echter, ik stond in het eerste jaar van Darius de Meder hèm tot een helper en toevlucht –. Nu dan, ik zal u de waarheid bekendmaken. Zie, nog drie koningen zullen in Perzië opstaan, en de vierde zal grotere rijkdom bezitten dan alle anderen, en als hij sterk geworden is door zijn rijkdom, zal hij alles in beweging brengen tegen het koninkrijk van Griekenland. En er zal een heldhaftige koning opstaan, die met grote heerschappij zal regeren en doen zal wat hem goeddunkt. Maar nauwelijks is hij opgestaan, of zijn koninkrijk zal verbroken worden en verdeeld naar de vier windstreken des hemels; doch niet aan zijn nakomelingen, en zonder de macht waarmee hij heerste; want zijn koninkrijk zal uiteengerukt worden en aan anderen dan dezen komen. Dan zal de koning van het Zuiden sterk worden, maar een van zijn oversten zal hem in sterkte overtreffen en heersen; zijn heerschappij zal een grote heerschappij zijn. En na verloop van jaren zullen zij zich verbinden: de dochter van de koning van het Zuiden zal komen tot de koning van het Noorden om een vergelijk te treffen, maar zij zal de sterkte van haar macht niet behouden, evenmin zal zijn macht standhouden; zij zal worden prijsgegeven, zo ook degenen die haar brachten, hij die haar verwekte, en hij die haar verwierf. En in die tijden zal een spruit uit haar wortels in zijn plaats oprijzen, en deze zal oprukken tegen het leger, de burcht van de koning van het Noorden binnentrekken, en zegevierend daartegen optreden. Ja, zelfs hun goden met hun gegoten beelden, met hun kostbare voorwerpen, zilver en goud, zal hij als buit naar Egypte voeren; hij zal enige jaren zich van strijd tegen de koning van het Noorden onthouden, daarna zal deze het koninkrijk van de koning van het Zuiden binnenvallen, doch naar zijn eigen land moeten terugkeren. Dan zullen zijn zonen zich ten strijde rusten en een menigte grote legers verzamelen; een van hen zal tegen hem oprukken, als een overstroming steeds verder om zich heen grijpen, en bij een hernieuwde stormloop komen tot aan zijn vesting. Dan zal de koning van het Zuiden verbitterd worden en uittrekken en strijden met de koning van het Noorden, en deze zal een grote menigte op de been brengen, maar die menigte zal in zijn macht worden overgegeven. En wanneer die menigte is weggevaagd, zal zijn hart zich verheffen; wel zal hij tienduizenden neervellen, maar toch niet sterk zijn. En opnieuw zal de koning van het Noorden een menigte op de been brengen, groter dan de eerste, en na een tijdsverloop van jaren zal hij tegen hem oprukken met een groot leger en een geweldige tros. In die tijden nu zullen velen opstaan tegen de koning van het Zuiden; ook zullen gewelddadige mensen uit uw volk zich verheffen om een gezicht tot werkelijkheid te maken, maar zij zullen struikelen. En de koning van het Noorden zal komen, een wal opwerpen en een versterkte stad innemen; de strijdkrachten van het Zuiden zullen geen stand kunnen houden, noch ook de keurtroepen, ja, er zal geen kracht zijn om stand te houden. En hij die tegen hem optrekt, zal doen wat hem goeddunkt, en niemand zal voor hem standhouden; hij zal vaste voet krijgen in het Sieraadland en verdelging zal in zijn hand zijn. Dan zal hij ernaar streven om de macht te verwerven over het gehele koninkrijk van de ander en hij zal een vergelijk met hem treffen; een vrouw zal hij hem geven om het rijk te gronde te richten, maar dit zal niet slagen en hem niet tot voordeel zijn. En hij zal zijn aangezicht keren tegen de kustlanden en er vele veroveren, maar een bevelhebber zal hem met zijn smaad doen ophouden zonder dat hij hem diens smaad vergelden kan. Daarna zal hij zijn aangezicht keren naar de burchten van zijn eigen land – maar hij zal struikelen en vallen en niet meer gevonden worden. In zijn plaats zal iemand opstaan, die een afperser rondzendt door het heerlijkste deel van het koninkrijk, maar binnen enkele dagen zal hij verbroken worden, doch niet door toorn, noch door strijd. En in zijn plaats zal een veracht man opstaan, wie men de koninklijke waardigheid niet had toegedacht; onverhoeds echter zal hij komen en zich meester maken van het koningschap door slinkse streken; alles overstromende strijdkrachten zullen voor zijn aangezicht weggespoeld en vernietigd worden, ja, ook een vorst van het verbond. En wanneer men met hem een verbond heeft aangegaan, zal hij bedrog plegen; zo zal hij omhoog komen en sterk worden, met weinig volk. Onverhoeds zal hij in de vruchtbaarste streken van het landschap komen, en doen wat zijn vaderen noch zijn voorvaderen gedaan hebben: roof en buit en have zal hij voor zijn mannen uitstrooien; ook tegen de versterkte plaatsen zal hij plannen beramen – maar slechts voor een tijd. Ook zal hij zijn kracht en zijn moed richten tegen de koning van het Zuiden met een groot leger, en de koning van het Zuiden zal zich ten strijde rusten met een uitermate groot en sterk leger, maar hij zal geen stand kunnen houden, want men zal plannen tegen hem beramen; zijn eigen tafelgenoten zullen hem afbreuk doen en zijn leger zal wegspoelen, en er zullen vele verslagenen vallen. En die beide koningen zullen kwaad in de zin hebben, en aan één tafel gezeten, zullen zij leugens spreken, maar het zal niet gelukken, want nog toeft het einde tot de vastgestelde tijd. Dan zal hij naar zijn land terugkeren met rijke have, en zijn hart zal zijn tegen het heilig verbond; zo zal hij doen en naar zijn land terugkeren. Ter bestemder tijd zal hij opnieuw in het Zuiden binnenvallen, maar de laatste keer zal het niet zijn zoals de eerste: er zullen schepen der Kittiërs tegen hem komen, zodat hij afgeschrikt wordt; maar op de terugweg zal hij vergramd worden tegen het heilig verbond en tot daden overgaan; en, teruggekeerd, zal hij zijn belangstelling wijden aan hen die het heilig verbond verzaken. Dan zullen strijdmachten door hem op de been gebracht worden; zij zullen het heiligdom, de vesting, ontheiligen, het dagelijks offer doen ophouden en een gruwel oprichten, die verwoesting brengt. En degenen die zich misgaan tegen het verbond, zal hij door vleierijen tot afval bewegen, maar het volk dat zijn God kent, zal sterk zijn en daden doen. En de verstandigen onder het volk zullen velen tot inzicht brengen, maar zij zullen een tijdlang struikelen door zwaard en vuur, door gevangenschap en beroving. Doch, terwijl zij struikelen, zullen zij een kleine hulp vinden; dan zullen velen zich in huichelachtigheid bij hen aansluiten. Sommige van de verstandigen zullen struikelen, opdat er onder hen loutering, schifting en zuivering teweeggebracht worde, tot aan de eindtijd; want deze toeft nog tot de vastgestelde tijd. En de koning zal doen wat hem goeddunkt; hij zal zich verhovaardigen en zich verheffen tegen elke god, zelfs tegen de God der goden zal hij ongehoorde woorden spreken, en hij zal voorspoedig zijn, totdat de maat van de gramschap vol is; want wat vastbesloten is, geschiedt. Ook op de goden zijner vaderen zal hij geen acht slaan; op de lieveling der vrouwen noch op enige andere god zal hij acht slaan, want tegen alle zal hij zich verheffen. Maar in hun plaats zal hij de god der vestingen vereren: de god die zijn vaderen niet gekend hebben, zal hij vereren met goud en zilver en edelgesteenten en kostbaarheden. En hij zal optreden tegen de versterkte vestingen met de hulp van de vreemde god; ieder die deze erkent, zal tot grote eer komen; hij zal hen tot heersers maken over velen en grond aan hen toedelen als beloning. Maar in de eindtijd zal met hem de koning van het Zuiden in botsing komen, en de koning van het Noorden zal op deze aanstormen met wagens en ruiters en vele schepen; en hij zal de landen binnenvallen, en als een overstroming steeds verder om zich heen grijpen. Ook het Sieraadland zal hij binnenvallen, en velen zullen struikelen; maar aan zijn macht zullen ontkomen: Edom, Moab en de keur der Ammonieten. En hij zal zijn hand uitstrekken tegen de landen, en het land Egypte zal niet ontkomen, maar hij zal de schatten bemachtigen van goud en zilver en alle kostbaarheden van Egypte; en Libiërs en Ethiopiërs zullen in zijn gevolg zijn. Doch geruchten uit het oosten en uit het noorden zullen hem ontstellen, zodat hij in grote grimmigheid zal uittrekken om velen te verdelgen en te vernietigen. Hij zal zijn staatsietenten opslaan tussen de zee en de berg van het heilig Sieraad – maar dan komt hij aan zijn einde, zonder dat iemand hem helpt.

Daniël 11:1-45 Het Boek (HTB)

‘Ik,’ vervolgde hij, ‘werd naar Darius, de Meder, gestuurd in zijn eerste regeringsjaar, om hem te helpen en bij te staan. Nu zal ik u laten zien wat de toekomst zal brengen. Nog drie Perzische koningen zullen regeren en na hen komt een vierde. Hij zal stukken rijker zijn dan de anderen en zijn rijkdom gebruiken voor politieke doeleinden, omdat hij van plan is Griekenland de oorlog te verklaren. Er zal een heldhaftige koning optreden die over een groot rijk zal regeren en alles doet wat hij wil. Maar nauwelijks heeft hij de macht in handen of zijn rijk zal uiteenvallen in vier zwakkere delen. Het zullen echter niet zijn eigen zonen zijn die erover regeren. Van een van de vier, de koning van Egypte, zal de macht toenemen, maar een van zijn eigen machthebbers zal tegen hem in opstand komen. Deze zal de macht overnemen en er een nog machtiger rijk van maken. Verscheidene jaren later zal een verbond worden gesloten tussen de koning van Syrië en die van Egypte. De dochter van de koning van Egypte zal worden uitgehuwelijkt aan de koning van Syrië om de vrede te bezegelen. Maar zij zal haar invloed op hem verliezen en niet alleen haar verwachtingen zullen worden beschaamd, maar ook die van haar vader, de koning van Egypte, haar ambassadeurs en haar echtgenoot. Haar broer zal koning van Egypte worden, een leger op de been brengen en oprukken tegen de koning van Syrië en deze verslaan. Bij zijn terugkeer naar Egypte zal hij de Syrische afgoden als buit meenemen plus kostbare gouden en zilveren voorwerpen. Daarna zal hij de koning van Syrië vele jaren met rust laten. Dan zal de koning van Syrië Egypte binnenvallen, maar al gauw terugkeren naar zijn eigen land. De zonen van de Syrische koning zullen daarna een reusachtig leger op de been brengen en van wapens voorzien. Daarmee zullen zij door Israël trekken en Egypte overspoelen. Uiteindelijk zullen zij de vesting van de vijand bereiken. Verbitterd zal de koning van Egypte zich verdedigen tegen de enorme Syrische troepenmacht en die verslaan. Trots op deze overwinning, zal hij tienduizenden vijanden doden, maar zijn succes zal niet van lange duur zijn. Een aantal jaren later zal de Syrische koning terugkeren met een tot de tanden bewapend leger, veel groter dan wat hij had verloren. Ook andere volken zullen tegen de koning van Egypte in opstand komen en daar zullen ook oproerkraaiers uit uw eigen volk bij zijn. Zo zullen zij proberen een profetie te vervullen, maar hun plan zal niet slagen. De Syrische koning en zijn bondgenoten zullen een versterkte stad in Egypte belegeren en innemen. En zelfs de keurtroepen van Egypte zullen het onderspit delven. De Syrische koning zal, zonder op tegenstand te stuiten, verder oprukken. Niemand zal hem kunnen tegenhouden. Hij zal ook het prachtige Judea veroveren en plunderen. Hij zal ernaar streven tevens het Egyptische koninkrijk in zijn macht te krijgen. Daarom zal hij een verbond sluiten met de Egyptische koning en een van zijn eigen dochters aan hem uithuwelijken. In het geheim moet zij voor hem werken. Maar dit plan zal mislukken. Daarna zal hij zich richten op de kustgebieden en er vele veroveren. Maar een generaal zal hem zijn macht ontnemen en maken dat hij zich vernederd terugtrekt. Hij zal naar huis terugkeren, maar onderweg in problemen verzeild raken en voorgoed verdwijnen. Zijn opvolger zal in de herinnering voortleven als de koning die een man naar Israël stuurde om belasting te innen. Maar na een korte regeringstijd zal hij op geheimzinnige wijze sterven, niet in een oorlog, ook niet door een sluipmoord. Daarna zal een slecht mens aan de macht komen. Hij zou eigenlijk niet direct in aanmerking komen voor troonsopvolging, maar onverhoeds zal hij op het toneel verschijnen en zich door list en bedrog meester maken van het koningschap. Alle tegenstanders zullen door hem worden weggevaagd: ook een leider van de priesters zal verdwijnen. Hij bedriegt iedereen die zich bij hem aansluit. Met een handjevol aanhangers zal hij opklimmen en machtig worden. Zonder waarschuwing vooraf zal hij de rijkste gebieden van het land binnenvallen en doen wat nog nooit iemand vóór hem heeft gedaan: hij zal de rijken hun bezittingen afnemen en die kwistig uitdelen onder zijn mannen. Met groot succes zal hij machtige vestingen in zijn gebieden belegeren en innemen, maar dit zal niet lang duren. Daarna zal hij alle moed bijeenrapen en een groot leger tegen Egypte op de been brengen. En Egypte zal hetzelfde doen. Maar de pogingen van de koning van Egypte om zich te verdedigen, zijn tevergeefs, want men beraamt aanslagen tegen hem. Zijn eigen huisgenoten zullen zijn ondergang bewerken. Zijn leger zal deserteren en velen zullen sneuvelen. Deze beide koningen zullen daarna complotten tegen elkaar smeden aan de conferentietafel en proberen elkaar te misleiden. Toch zal dat alles nutteloos zijn, want geen van beiden zal in zijn opzet slagen voordat het door God vastgestelde moment is aangebroken. Dan zal de Syrische koning met rijke buit teruggaan naar zijn land. Onderweg zal hij door Israël trekken en er verwoestingen aanrichten. Op een zeker moment zal hij opnieuw Egypte binnenvallen. Maar dit keer zal het heel anders aflopen dan bij de eerste twee gelegenheden. Want hij zal worden afgeschrikt door oorlogsschepen uit Cyprus. Hij zal zich terugtrekken en naar huis gaan. Woedend, om zijn gedwongen terugreis, zal deze Syrische koning opnieuw in Jeruzalem verwoestingen aanrichten en zich verbinden met de afvalligen. Er zal een eind worden gemaakt aan het brengen van het dagelijkse offer en men zal een afgod, een ontzettende gruwel, in de tempel zetten om te worden aanbeden. Bij zijn vertrek zal hij de macht overdragen aan hen die het verbond met God vaarwel hebben gezegd. Deze goddeloze mannen zullen de macht in handen krijgen. De koning zal de mensen die de dingen van God haten, met vleierijen voor zich weten te winnen. Maar zij die God kennen en Hem trouw zijn, zullen sterk worden en dappere daden verrichten. Degenen die geestelijk inzicht hebben, zullen in die dagen velen deelgenoot maken van hun kennis. Maar zij zullen voortdurend in gevaar verkeren. Velen van hen zullen sterven door het zwaard, verbrand worden, gevangengezet of beroofd. Maar terwijl zij vallen, zal hun hulp worden geboden. Doch enkele goddeloze mensen zullen op het toneel verschijnen. Zij zullen net doen alsof zij willen helpen, maar in feite zijn zij uit op eigen voordeel. Sommigen met het meeste inzicht in de dingen van God, zullen in die tijd in de val lopen. Maar dit zal hen alleen louteren en reinigen en hen zuiver maken tot de eindtijd, die komt op Gods tijd. De koning zal precies doen waar hij zin in heeft. Hij zal beweren dat hij groter is dan elke bestaande god en zelfs spotten met de God der goden. Het zal hem goed gaan tot Gods geduld op is. Want Gods plannen zijn onveranderlijk. Hij zal geen respect hebben voor de afgod van zijn voorouders, ook niet voor de afgod die bij de vrouwen geliefd is, of voor een andere afgod. Want hij zal er prat op gaan dat hij groter is dan al deze afgoden. In plaats daarvan zal hij de vestinggod aanbidden, een afgod van wie zijn voorouders nog nooit hebben gehoord. Hij zal hem vereren met goud, zilver, edelstenen en andere kostbaarheden en met hulp van deze afgod zal hij onneembare vestingen veroveren. Wie deze afgod vereert, zal hij eren en hoge bestuursposten geven. Als beloning zal hij het land onder hen verdelen. In de eindtijd zal de koning van Egypte hem opnieuw aanvallen en de koning van Syrië zal reageren met een verrassingsaanval. Zijn reusachtige leger met wagens en ruiters en zijn talloze oorlogsschepen zullen de landen binnenvallen als een overstroming. Hij zal verscheidene landen binnendringen, waaronder ook het prachtige Judea, en velen zullen vallen. Edom, Moab en het grootste deel van de Ammonieten zullen ontkomen, maar Egypte en vele andere landen zal hij bezetten. Hij zal al het goud en zilver en andere kostbaarheden van Egypte in beslag nemen en Libiërs en Ethiopiërs zullen zijn slaven worden. Maar hij zal worden gealarmeerd door berichten uit het oosten en het noorden. Ziedend van woede zal hij uitrukken om velen te vernietigen. Hij zal tussen Jeruzalem en de zee zijn tenten opslaan. Terwijl hij daar is, zal hij sterven zonder dat iemand hem helpt.’

Daniël 11:1-45 BasisBijbel (BB)

Vanaf het moment dat koning Darius uit Medië koning werd, heb Ik Mij ingespannen om hem te helpen. Nu zal Ik je de waarheid vertellen over wat er in de toekomst gaat gebeuren. Let op: er zullen nog drie koningen over Perzië komen. En de vierde koning zal nog rijker zijn dan alle anderen. En als hij door zijn rijkdom machtig is geworden, zal hij een enorm leger verzamelen tegen het koninkrijk van Griekenland. Daarna zal er een machtige koning komen, die met grote macht zal heersen en die zal doen wat hij wil. Maar als hij nog maar pas aan de macht is, zal zijn koninkrijk in stukken worden gebroken. Het zal in vier delen verdeeld worden, maar niet aan zijn zonen. Ook zullen ze niet zo machtig zijn als zijn koninkrijk vroeger was. Want zijn koninkrijk zal uit elkaar gescheurd worden en aan mannen gegeven worden die niet zullen zijn zoals hij. Dan zal de koning van het Zuiden machtig worden. Maar één van de vier koningen zal nog machtiger worden dan hij. Hij zal een machtig heerser worden. Na een aantal jaren zal de koning van het Zuiden een verbond sluiten met de koning van het Noorden: hij laat zijn dochter met de koning van het Noorden trouwen. Maar zij zal haar macht verliezen. Ook haar vader zal zijn macht kwijtraken. Hij zal zelfs zijn leven verliezen. En zij zal worden vermoord, met alle mensen die met haar meegingen naar het noorden. Ook hij die namens haar vader toezicht op haar hield en die haar hielp, zal worden vermoord. Maar uit haar familie zal iemand anders koning worden. Hij zal snel machtig worden. Hij zal met zijn leger optrekken tegen de koning van het Noorden. Hij zal zijn burcht veroveren en binnentrekken. Hij zal hun gouden godenbeelden en alle kostbare voorwerpen van goud en zilver als buit meenemen naar Egypte. Ook zal hij de godenbeelden terugbrengen die eerder door de koning van het Noorden als buit uit Egypte waren meegenomen naar het Noorden. Daarna zal hij een aantal jaren de macht hebben over de koning van het Noorden en niet tegen hem strijden. Daarna zal de koning van het Noorden de koning van het Zuiden aanvallen. Maar hij zal naar zijn land terug moeten trekken. Daarna zullen de zonen van de koning van het Noorden een enorm leger verzamelen voor de strijd. Dat leger zal snel oprukken tegen de koning van het Zuiden. Het zal als een vloedgolf over het land spoelen. Bij een tweede aanval bereikt het de burcht. Dan zal de koning van het Zuiden woedend een tegenaanval doen op de koning van het Noorden. De koning van het Noorden zal een enorm groot leger verzamelen. Maar dat leger zal worden verslagen door de koning van het Zuiden. De koning van het Zuiden zal er erg trots op zijn dat hij dat leger heeft kunnen vernietigen. Hij zal tienduizenden mensen afslachten. Maar hij zal zijn macht verliezen. Want opnieuw zal de koning van het Noorden een groot leger verzamelen, nog groter dan het vorige. Na een paar jaar zal hij daarmee snel optrekken tegen de koning van het Zuiden. Het zal een geweldig groot en goed bewapend leger zijn. In die tijd zullen er veel koningen in opstand komen tegen de koning van het Zuiden. Ook zullen gewelddadige mensen uit jouw eigen volk in opstand komen, om profetieën die over het land gedaan zijn zelf tot werkelijkheid te maken. Maar ze zullen daar niet in slagen: ze zullen ten val komen. Dan zal de koning van het Noorden komen en een ommuurde stad omsingelen en veroveren. De legers van het Zuiden zullen hem niet kunnen tegenhouden. Geen van hun troepen zal sterk genoeg zijn om hem te verslaan. Hij die hem aanvalt zal doen wat hij wil en niemand zal hem kunnen tegenhouden. Hij zal ook het Sieraad binnentrekken. Hij zal daar dood en vernietiging brengen. Daarna zal de koning van het Noorden proberen om de koning van het Zuiden aan zijn kant te krijgen. Hij zal daarvoor al zijn macht gebruiken. Hij zal een verbond met hem sluiten door zijn dochter te laten trouwen met de koning van het Zuiden. Door haar probeert hij de macht in handen te krijgen. Maar dat plan zal niet slagen. Zij zal niet trouw aan haar vader blijven. Dan zal de koning van het Noorden de strijd aanbinden met de landen langs de kust. Hij zal er een heel aantal van veroveren. Maar een aanvoerder zal uiteindelijk een einde maken aan zijn brutale veroveringen. Maar die aanvoerder zal zich niet kunnen wreken voor het brutale gedrag van de koning van het Noorden. Daarna zal de koning van het Noorden teruggaan naar de burchten van zijn eigen land. Maar hij zal worden gedood en niemand zal nog van hem horen. Hij zal worden opgevolgd door een koning die aldoor een belastingophaler zal rondsturen om zoveel mogelijk geld voor hem op te halen. Maar de koning zal na korte tijd worden gedood. Maar niet in een gevecht, en ook niet in de oorlog. Na hem zal er een slecht mens aan de macht komen, maar hij zal geen koning zijn. Hij zal zijn kans afwachten en dan met bedrog en sluwheid aan de macht weten te komen. Grote legers die het hele land als een rivier overspoelen, zal hij weten te vernietigen. Ook de heerser van het verbond zal hij vernietigen. Iedereen met wie hij een verbond sluit, zal door hem worden bedrogen. Zo zal hij steeds machtiger worden, ook al heeft hij maar weinig aanhangers. Hij zal zijn kans afwachten en dan de rijkste streken van zijn gebied plunderen. En hij zal iets doen wat geen één van zijn voorvaders ooit heeft gedaan: hij zal de rijke buit verdelen onder zijn aanhangers. Ook zal hij plannen smeden om de ommuurde steden te veroveren. Maar dat zal hij maar een beperkte tijd kunnen doen. Dan zal hij met al zijn kracht en inspanning de koning van het Zuiden aanvallen met een groot leger. En de koning van het Zuiden zal een enorm groot leger verzamelen om tegen hem te strijden. Maar hij zal niet winnen: hij verliest door samenzweringen tegen hem. Want zijn eigen vrienden zullen hem verraden en zijn leger zal volledig worden vernietigd. Er zullen veel doden vallen. En die twee koningen zullen allebei proberen de ander te bedriegen. Ze zullen allebei doen alsof ze een verbond willen sluiten. Ze zullen aan één tafel zitten en met elkaar overleggen, maar intussen proberen ze elkaar te bedriegen. Maar hun plannen zullen mislukken. Want de tijd die God heeft bepaald, is nog niet gekomen. De koning van het Noorden zal met een grote buit naar zijn land teruggaan. Hij zal een vijand zijn van het land dat een verbond met God heeft. Daarom zal hij vreselijke dingen doen. Daarna zal hij teruggaan naar zijn land. Op een bepaald moment zal hij opnieuw het Zuiden aanvallen. Maar deze keer zal het niet zo gaan als de vorige keer. Want de Kittieten zullen met hun schepen tegen hem oprukken en zijn aanval afslaan. Daardoor zal hij de moed verliezen en teruggaan naar zijn land. Maar op de terugweg daarheen zal hij eerst zijn woede koelen op het land dat een verbond met God heeft. Hij zal zelfs een verbond sluiten met Joden die hun verbond met God verbreken. Hij zal een leger naar Jeruzalem sturen. Dat zal het heiligdom en de burchten verwoesten. Hij zal ervoor zorgen dat de dagelijkse offers niet meer worden gebracht. Ze zullen een afgodsbeeld neerzetten dat vernietiging brengt. En de mensen die zich niet aan hun verbond met God houden, zullen doen alsof dat niet zo is. Daardoor bederven ze het verbond. Maar de mensen die hun God werkelijk kennen, zullen sterk zijn. Zij zullen standhouden. Wijze mensen van het volk zullen veel andere mensen leren hoe ze moeten leven zoals God het wil. In die tijd zullen ze vervolgd worden. Ze worden gedood, verbrand, gevangen genomen, beroofd. In die tijd zullen ze weinig hulp krijgen. Veel van hen zullen doen alsof ze niet langer bij het verbond horen. En ook sommige van de wijze mensen zullen zich laten verleiden om ontrouw te worden. Zo zal blijken wie echt geloof heeft en wie niet. Dat zal duren tot aan het eind van de door God vastgestelde tijd. En de koning zal kunnen doen wat hij wil. Daardoor zal hij trots worden en zich verbeelden dat hij machtiger is dan God. Zelfs tegen de Allerhoogste God zal hij beledigende dingen durven zeggen. En het zal goed met hem gaan, totdat zijn tijd om is en God hem straft. Want het staat vast dat dit zal gebeuren. Hij zal zich niet bezighouden met de goden van zijn voorouders. Hij zal zich niets aantrekken van de god die zijn vrouwen aanbidden. Hij zal zich ook van God niets aantrekken. Want hij zal doen alsof hij hoger is dan alle goden. Hij zal een god aanbidden die zijn voorouders nooit hebben gediend: de god van de burchten. Die zal hij aanbidden met goud, zilver, edelstenen en kostbare voorwerpen. Met de hulp van deze god zal hij de grote steden aanvallen en veroveren. Iedereen die dezelfde god aanbidt, zal hij belonen. Hij zal hen tot heersers over veel grote steden maken. Hij zal hun een groot gebied geven tegen een hoge prijs. Maar aan het eind van de tijd zal de koning van het Zuiden hem aanvallen. En de koning van het Noorden zal een snelle aanval op hem doen met strijdwagens en ruiters en heel veel schepen. Hij zal landen binnenvallen en zijn legers zullen als een vloedgolf over de landen spoelen. Ook het Sieraad zal hij binnenvallen. Veel mensen zullen worden gedood. Maar Edom, Moab en een deel van de Ammonieten zullen van hem weinig schade oplopen. Hij zal landen veroveren. Ook Egypte. Hij zal alle verborgen schatten veroveren: goud, zilver en kostbare voorwerpen. Ook alle schatten van Egypte. Hij zal dat doen met de hulp van Libië en Ethiopië, die zich bij hem zullen aansluiten. Maar berichten uit het oosten en het noorden zullen hem ongerust maken. Woedend zal hij tekeer gaan en dood en vernietiging brengen. Hij zal zijn koninklijke tenten opzetten tussen de zeeën, op de berg van het heilig Sieraad. Maar daar zal hij worden gedood en niemand zal hem redden. (lees verder)

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid