Amos 4:1-13

Amos 4:1-13 Het Boek (HTB)

Luister naar mij, ‘vette koeien’ van Basan die in Samaria wonen. U, vrouwen die de mannen aanmoedigen tot het beroven van de armen en het vertrappen van de hulpbehoevenden. U die nooit genoeg te drinken hebt! De Oppermachtige HERE heeft bij zijn heiligheid gezworen dat er een tijd komt dat Hij haken in uw neus zal slaan en u zal wegleiden als vee, zij zullen u tot op de laatste man met vishaken wegslepen! U zult uit uw prachtige huizen worden gesleept en door de dichtstbijzijnde bres in de muur naar buiten worden gesmeten. De HERE heeft het gezegd. Ga maar zo door en offer aan de afgoden in Betel en Gilgal. Blijf maar ongehoorzaam, uw zonden stapelen zich op. Offer elke morgen en breng uw tienden tweemaal per week! Volg uw zelfgemaakte wetten maar en geef extra in de vorm van lofoffers en vrijwillige offers. U bent zo trots op uzelf dat u het overal rondbazuint! ‘Uw tanden bleven schoon, want Ik stuurde honger in stad en dorp,’ zegt de HERE, ‘maar het hielp niets, u wilde nog steeds niet naar Mij terugkeren. Ik verwoestte uw gewassen door het in de drie maanden voor de oogst niet te laten regenen. De ene stad gaf Ik wel regen, maar de andere niet. Terwijl op de ene akker regen viel, lag een andere er droog en verdord bij. Mensen uit twee of drie steden maakten een uitputtende reis om water te halen in een stad waar het wel had geregend, maar er was nooit voldoende. Desondanks wilde u zich niet tot Mij bekeren,’ zegt de HERE. ‘Ik stuurde korenbrand en honingdauw naar uw boerderijen en wijngaarden, de sprinkhanen aten uw vijgen op en vraten de olijfbomen kaal. En toch bleef u weigeren naar Mij terug te keren,’ zegt de HERE. ‘Ik zond u ziekten die herinnerden aan de ziekten in Egypte, lang geleden. Ik doodde uw jongens in de oorlog en dreef uw paarden weg. De stank van de dood was vreselijk om te ruiken. Maar desondanks bleef u weigeren bij Mij terug te komen,’ zegt de HERE. ‘Ik verwoestte enkele van uw steden, net zoals Ik met Sodom en Gomorra deed. Zij die het overleefden, leken op stukken halfverbrand hout die uit het vuur waren getrokken. Maar u wilt nog steeds niet naar Mij terugkeren,’ zegt de HERE. ‘Daarom zal Ik deze verdere rampen over u brengen waarover Ik al heb gesproken. Maak u klaar om uw God in het oordeel te ontmoeten, Israël. Want u hebt te maken met degene die de bergen hun vorm gaf en de winden schiep. Die elke gedachte van u kent en u duidelijk maakt wat Hij denkt, Hij verandert de ochtend in duisternis en vermorzelt de bergen onder zijn voeten, HERE, God van de hemelse legers, is zijn naam.’

Amos 4:1-13 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Hoort dit woord, gij koeien van Basan! gij, die op den berg van Samaria zijt, die de armen verdrukt, die de nooddruftigen verplettert; gij, die tot hunlieder heren zegt: Brengt aan, opdat wij drinken. De Heere HEERE heeft gezworen bij Zijn heiligheid, dat er, ziet, dagen over ulieden zullen komen, dat men u zal optrekken met haken, en uw nakomelingen met visangelen. En gij zult door de bressen uitgaan, een ieder voor zich henen; en gij zult, hetgeen in het paleis gebracht is, wegwerpen, spreekt de HEERE. Komt te Beth-El, en overtreedt te Gilgal; maakt des overtredens veel, en brengt uw offers des morgens, uw tienden om de drie dagen! En rookt van het gedesemde een lofoffer, en roept vrijwillige offers uit, doet het horen; want alzo hebt gij het gaarne, gij kinderen Israëls! spreekt de Heere HEERE. Daarom heb Ik ulieden ook reinheid der tanden gegeven in al uw steden, en gebrek van brood in al uw plaatsen; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. Daartoe heb Ik ook den regen van ulieden geweerd, als er nog drie maanden waren tot den oogst, en heb doen regenen over de ene stad, maar over de andere stad niet doen regenen; het ene stuk lands werd beregend, maar het andere stuk lands, waar het niet op regende, verdorde. En twee, drie steden togen om tot een stad, opdat zij water mochten drinken, maar werden niet verzadigd; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. Ik heb ulieden geslagen met brandkoren en met honigdauw; de veelheid uwer hoven, en uwer wijngaarden, en uwer vijgebomen, en uwer olijfbomen at de rups op; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. Ik heb de pestilentie onder ulieden gezonden, naar de wijze van Egypte; Ik heb uw jongelingen door het zwaard gedood, en uw paarden gevankelijk laten wegvoeren; en Ik heb den stank uwer heirlegeren zelfs in uw neus doen opgaan; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. Ik heb sommigen onder ulieden omgekeerd, gelijk God Sodom en Gomorra omkeerde, u, die waart als een vuurbrand, dat uit den brand gered is; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. Daarom zal Ik u alzo doen, o Israël! omdat Ik u dan dit doen zal, zo schik u, o Israël! om uw God te ontmoeten. Want zie, Die de bergen formeert, en den wind schept, en den mens bekend maakt, wat zijn gedachte zij, Die den dageraad duisternis maakt, en op de hoogten der aarde treedt, HEERE, God der heirscharen, is Zijn Naam.

Amos 4:1-13 Herziene Statenvertaling (HSV)

Luister naar dit woord, koeien van Basan die op de berg van Samaria zijn, u, die de geringen onderdrukt, die de armen mishandelt, die tegen hun heren zeggen: Breng ons iets, zodat wij kunnen drinken. De Heere HEERE heeft gezworen bij Zijn heiligheid dat er, zie, dagen voor u komen dat men u zal optrekken met haken en wie na u overblijft, met vishaken. Door bressen zult u naar buiten gaan, de ene vrouw na de andere, en weggeworpen worden naar Harmon, spreekt de HEERE. Kom naar Bethel en zondig, naar Gilgal om veel te zondigen. Breng 's morgens uw offers, op elke derde dag uw tienden. Laat van het gezuurde brood een lofoffer in rook opgaan, kondig luid vrijwillige gaven aan, laat het horen, want zo wilt u het toch graag, Israëlieten, spreekt de Heere HEERE. Daarom heb Ík u ook schone tanden gegeven in al uw steden, gebrek aan brood in al uw woonplaatsen. Toch hebt u zich niet tot Mij bekeerd, spreekt de HEERE. En Ík heb zelfs de regen u onthouden, nog wel drie maanden voor de oogsttijd. Ik heb het laten regenen op de ene stad, maar op de andere stad liet Ik het niet regenen. Het ene stuk land werd beregend, maar het stuk waarop geen regen viel, verdorde. Twee, drie steden wankelden naar een andere stad om water te drinken, maar zij werden niet verzadigd. Toch hebt u zich niet tot Mij bekeerd, spreekt de HEERE. Ik heb u geslagen met korenbrand en met meeldauw. De sprinkhanen vraten uw talrijke tuinen, wijngaarden, vijgenbomen en olijfbomen op. Toch hebt u zich niet tot Mij bekeerd, spreekt de HEERE. Ik heb de pest naar u toegestuurd, zoals Ik eens bij Egypte deed. Ik heb uw jongemannen met het zwaard gedood, terwijl uw paarden werden buitgemaakt. Ik heb de stank van uw legerkampen in uw neus doen opstijgen. Toch hebt u zich niet tot Mij bekeerd, spreekt de HEERE. Ik heb u ondersteboven gekeerd, zoals God Sodom en Gomorra ondersteboven keerde; u werd als een stuk brandhout dat aan de vlammen ontrukt is, maar u hebt zich niet tot Mij bekeerd, spreekt de HEERE. Daarom zal Ik zó met u handelen, Israël, dat Ik u dit zal aandoen. Maak u gereed om uw God te ontmoeten, Israël! Want, zie, Hij Die de bergen vormt, Die de wind schept en Die aan de mens bekendmaakt wat zijn gedachten zijn, Die de dageraad tot duisternis maakt, en Die op de hoogten van de aarde treedt; HEERE, God van de legermachten, is Zijn Naam.

Amos 4:1-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Hoort dit woord, gij koeien van Basan, die woont op de berg van Samaria, gij, die geringen verdrukt en armen vertrapt, die zegt tot uw heren: Breng aan, dat wij drinken! De Here HERE heeft gezworen bij zijn heiligheid: Voorwaar, zie, dagen zullen over u komen, dat men u met angels zal optrekken en wie van u overblijven met vishaken. Door de bressen zult gij uitgaan, elk recht voor zich heen, en gij zult weggesleept worden naar Haharmon, luidt het woord des HEREN. Komt naar Betel en pleegt afval, naar Gilgal – vermeerdert de afval! Brengt des morgens uw slachtoffers, op de derde dag uw tienden! Ontsteekt een lofoffer van het gezuurde en roept vrijwillige offers uit; doet het horen! Zo wilt gij het immers gaarne, o Israëlieten, luidt het woord van de Here HERE. Ik echter, Ik heb u gegeven reinheid van tanden in al uw steden en broodgebrek in al uw woonplaatsen. Toch hebt gij u niet tot Mij bekeerd, luidt het woord des HEREN. En Ik, Ik heb u de regen onthouden, toen het nog drie maanden vóór de oogst was; en Ik liet het regenen op de ene stad, maar op de andere stad liet Ik het niet regenen; de ene akker werd beregend, en de andere, waarop geen regen viel, droogde uit. En twee, drie steden wankelden naar één stad om water te drinken, maar zij werden niet verzadigd. Toch hebt gij u niet tot Mij bekeerd, luidt het woord des HEREN. Ik heb u geslagen met brandkoren en met honigdauw, uw hoven en wijngaarden heb Ik doen verdorren; uw vijgebomen en olijfbomen vrat de sprinkhaan op. Toch hebt gij u niet tot Mij bekeerd, luidt het woord des HEREN. Ik heb onder u de pest gezonden, zoals in Egypte. Ik heb uw jonge manschappen met het zwaard gedood bij het buitmaken van uw paarden. En de stank van uw legerplaats deed Ik opstijgen in uw neus. Toch hebt gij u niet tot Mij bekeerd, luidt het woord des HEREN. Ik heb onder u een omkering aangericht, gelijk God Sodom en Gomorra omgekeerd heeft, zodat gij gelijk zijt geworden aan een brandhout uit het vuur gerukt. Toch hebt gij u niet tot Mij bekeerd, luidt het woord des HEREN. Daarom zal Ik aldus met u doen, o Israël. Omdat Ik dan dit met u doen zal, – bereid u om uw God te ontmoeten, o Israël. Want zie, Hij, die de bergen formeert en de wind schept, en de mens te kennen geeft wat zijn overleg is, die de dageraad tot donkerheid maakt, en voortschrijdt over de hoogten der aarde, – HERE, God der heerscharen, is zijn naam.

Amos 4:1-13 BasisBijbel (BB)

De Heer zegt: Luister naar Mij, vrouwen van Samaria, vette koeien van Basan! Jullie behandelen de arme mensen slecht. En dan zeggen jullie tegen je man: "Kom, laten we wijn drinken!" Jullie denken alleen maar aan jezelf. De Heer heeft bij zijn heiligheid gezworen: Op een dag zullen jullie en jullie kinderen worden weggesleept, als vissen aan een vishaak. Jullie zullen allemaal door de gaten in de muren van de stad worden weggesleept naar Harmon, zegt de Heer. De Heer zegt: Ga maar naar Bet-El en Gilgal! Ga daar jullie goden maar aanbidden. Dat willen jullie toch zo graag? Breng 's morgens maar offers. Breng op de derde dag van de week jullie tienden van de oogst maar. Verbrand maar een dank-offer van gegist deeg! Schep maar op over jullie vrijwillige offers. Dat doen jullie toch zo graag, volk van Israël? zegt de Heer. Voor straf heb Ik ervoor gezorgd dat jullie niets meer te eten hebben. In al jullie steden en dorpen ontstond hongersnood. Toch zijn jullie niet bij Mij teruggekomen, zegt de Heer. Ook heb Ik ervoor gezorgd dat het drie maanden vóór de oogsttijd niet meer regende. Op sommige steden liet Ik het regenen, maar op andere niet. Sommige akkers kregen regen, maar andere niet, zodat ze verdroogden. De mensen zwierven in groepjes van twee of drie van stad naar stad om water te drinken, maar er was nooit genoeg. Toch zijn jullie niet bij Mij teruggekomen, zegt de Heer. Ik heb jullie gestraft met ziekten in het graan. Ik heb jullie tuinen en wijngaarden, vijgenbomen en olijfbomen door de sprinkhanen laten kaalvreten. Toch zijn jullie niet bij Mij teruggekomen, zegt de Heer. Ik heb de pest laten komen, zoals vroeger in Egypte. Ik heb jullie jonge mannen laten doden in de oorlog. Ik heb jullie paarden als buit laten meenemen. Ik heb jullie de stank van jullie legerkampen laten ruiken. Toch zijn jullie niet bij Mij teruggekomen, zegt de Heer. Ik heb sommige van jullie steden helemaal laten verwoesten, zoals vroeger Sodom en Gomorra. Jullie lijken wel een verkoold stuk hout dat uit het vuur is gerukt. Toch zijn jullie niet bij Mij teruggekomen, zegt de Heer. Daarom zal Ik jullie straffen, bewoners van Israël! Maak je dus klaar om je God te ontmoeten! Want Hij die de wind en de bergen maakt, Hij die de mensen laat weten wat zijn plannen zijn, Hij die de dag verandert in nacht, Hij die over de bergen wandelt, is de Heer, de God van de hemelse legers.