Handelingen 7:23-30
Handelingen 7:23-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen hij nu de leeftijd van veertig jaar bereikt had, kwam het in zijn hart op, naar zijn broeders, de kinderen Israëls, om te zien. En toen hij er een onrechtvaardig zag behandelen, beschermde hij hem en nam het voor hem op, die mishandeld werd, door de Egyptenaar neer te slaan. Hij meende, dat zijn broeders zouden inzien, dat God hun door zijn hand verlossing wilde geven, maar zij zagen het niet in. En de volgende dag vertoonde hij zich weer onder hen, terwijl zij aan het vechten waren, en hij maande hen tot vrede, zeggende: Mannen, gij zijt broeders, waarom doet gij elkander onrecht? Maar hij, die zijn naaste onrecht deed, stiet hem van zich en zeide: Wie heeft u tot overste en rechter over ons aangesteld? Wilt gij mij soms ombrengen, zoals gij gisteren de Egyptenaar hebt omgebracht? En Mozes vluchtte op dit woord en werd een bijwoner in het land Midjan, waar hij twee zonen verwekte. En toen er veertig jaren voorbijgegaan waren, verscheen hem in de woestijn van de berg Sinai een engel in de vlam van een brandende braamstruik.
Handelingen 7:23-30 Het Boek (HTB)
Toen Mozes veertig jaar was, besloot hij te gaan kijken hoe het met de Israëlieten ging, die waren tenslotte zijn eigen volk. Hij ging er naar toe en zag dat een van hen door een Egyptische opzichter mishandeld werd. Mozes nam het voor hem op en sloeg de Egyptenaar dood. Hij dacht dat zijn volk wel zou begrijpen dat God hem had aangewezen om hen te bevrijden. Maar dat begrepen zij niet! De volgende dag was Mozes er weer en zag twee Israëlieten met elkaar vechten. Hij probeerde hen te laten ophouden en zei: “Waarom doen jullie elkaar kwaad? Jullie zijn toch broeders!” Maar de man die begonnen was, zei tegen Mozes: “Waar bemoeit u zich mee? Denkt u dat u onze leider en rechter bent? Of wilt u mij soms ook doodslaan, zoals gisteren die Egyptenaar?” Mozes schrok daar erg van en vluchtte het land uit. Hij ging in Midian wonen en kreeg daar twee zonen. Veertig jaar later was Mozes op een dag in de woestijn bij de Sinaï en zag daar een engel van God in de vlammen van een brandende braamstruik.
Handelingen 7:23-30 BasisBijbel (BB)
Toen hij 40 jaar was geworden, bezocht hij zijn eigen volk. Toen hij zag dat een man door een Egyptenaar werd geslagen, beschermde hij hem. Hij nam het op voor de man die geslagen werd en doodde de Egyptenaar. Hij dacht dat de mannen van zijn volk zouden begrijpen dat God hem wilde gebruiken om hen te bevrijden. Maar dat begrepen ze niet. De volgende dag ging hij weer naar hen toe en zag twee mannen met elkaar vechten. Hij probeerde hen uit elkaar te halen. Hij zei tegen hen: 'Mannen, jullie zijn broeders. Waarom vechten jullie met elkaar?' Maar één van hen duwde Mozes weg en zei: 'Wie heeft jou tot leider en rechter over ons gemaakt? Wil je mij soms ook doden? Net zoals je gisteren die Egyptenaar hebt gedood?' Toen vluchtte Mozes. Hij woonde jarenlang in het land Midian. Daar kreeg hij twee zonen. Er ging 40 jaar voorbij. Toen kwam de Engel van de Heer naar Mozes toe. Dat gebeurde in de woestijn bij de berg Sinaï. De Engel stond in de vlammen van een brandende braamstruik.
Handelingen 7:23-30 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen hij nu de leeftijd van veertig jaar bereikt had, kwam het in zijn hart op zijn broeders, de Israëlieten, te bezoeken. En toen hij iemand zag die onrecht leed, nam hij hem in bescherming en wreekte degene die mishandeld werd: hij sloeg de Egyptenaar dood. En hij dacht dat zijn broeders begrijpen zouden dat God hun door zijn hand verlossing zou geven, maar zij begrepen het niet. En de volgende dag zagen zij hem, terwijl zij aan het vechten waren; en hij spoorde hen aan tot vrede door te zeggen: Mannen, u bent broeders; waarom doet u elkaar onrecht? Degene die zijn naaste onrecht deed, stootte hem echter van zich af en zei: Wie heeft u tot een leider en rechter over ons aangesteld? Wilt u mij ook om het leven brengen, op de wijze waarop u gisteren die Egyptenaar om het leven gebracht hebt? En Mozes vluchtte op dat woord en werd een vreemdeling in het land Midian, waar hij twee zonen verwekte. En toen er veertig jaar verstreken was, verscheen de Engel van de Heere aan hem in de woestijn van de berg Sinaï, in de vlam van een brandende doornstruik.