Handelingen 4:1-37

Handelingen 4:1-37 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

En terwijl zij tot het volk spraken, overvielen hen de priesters, de hoofdman van de tempel en de Sadduceeën, zeer verontwaardigd, omdat zij het volk leerden en in Jezus de opstanding uit de doden verkondigden; en zij sloegen de handen aan hen en stelden hen in bewaring tot de volgende dag, want het was reeds avond. Maar velen van hen, die het woord gehoord hadden, werden gelovig, en het getal der mannen werd ongeveer vijfduizend. En het geschiedde tegen de volgende dag, dat hun oversten en hun oudsten en hun schriftgeleerden bijeenkwamen te Jeruzalem, en Annas, de hogepriester, en Kajafas, Johannes, Alexander en allen, die tot het hogepriesterlijk geslacht behoorden; en toen zij hen hadden laten voorkomen, wilden zij van hen weten: Door welke kracht of door welke naam hebt gij dit gedaan? Toen zeide Petrus, vervuld met de heilige Geest, tot hen: Oversten van het volk en oudsten, indien wij thans in verhoor genomen worden ter zake van een weldaad aan een zieke, waardoor hij gezond geworden is, dan moet aan u allen en het ganse volk van Israël bekend zijn, dat door de naam van Jezus Christus, de Nazoreeër, die gij gekruisigd hebt, maar die God heeft opgewekt uit de doden, dat door die naam deze hier gezond voor u staat. Dit is de steen, door u, de bouwlieden, versmaad, die nochtans tot hoeksteen is geworden. En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden. Toen zij nu de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes zagen en bemerkt hadden, dat zij ongeletterde en eenvoudige mensen uit het volk waren, verwonderden zij zich, en zij herkenden hen, dat zij met Jezus geweest waren; en daar zij de genezene bij hen zagen staan, konden zij er niets tegen inbrengen. En na hun geboden te hebben buiten de raadzaal te gaan, overlegden zij met elkander, en zij zeiden: Wat moeten wij met deze mensen beginnen? Want dat er een kennelijk wonderteken door hen verricht is, is duidelijk aan allen, die te Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet loochenen; maar om te voorkomen, dat het nog meer onder het volk verbreid wordt, laat ons hun dreigend gebieden tot niemand meer te spreken op gezag van deze naam. En toen zij hen binnengeroepen hadden, bevalen zij hun in het geheel niet meer te spreken over of te leren op gezag van de naam van Jezus. Maar Petrus en Johannes antwoordden en zeiden tot hen: Beslist zelf, of het recht is voor God, meer aan u dan aan God gehoor te geven; want wij kunnen niet nalaten te spreken van wat wij gezien en gehoord hebben. Maar zij dreigden nog meer, doch lieten hen vrij, daar zij geen vorm konden vinden om hen te straffen – en wel om het volk; want allen verheerlijkten God om hetgeen er geschied was; want de mens, aan wie dit teken der genezing verricht was, was boven de veertig jaar. En toen zij vrijgelaten waren, gingen zij naar de hunnen en deelden hun mede al wat de overpriesters en oudsten tot hen gezegd hadden. En toen dezen het hoorden, verhieven zij eenparig hun stem tot God en zeiden: Gij, Here, zijt het, die geschapen hebt de hemel, de aarde, de zee en al wat daarin is; die door de heilige Geest bij monde van onze vader David, uw knecht, gezegd hebt: Waarom hebben de heidenen gewoed en de volken ijdele raad bedacht? De koningen der aarde hebben zich opgesteld en de oversten zijn tezamen vergaderd tegen de Here en tegen zijn Gezalfde. Want inderdaad zijn in deze stad vergaderd tegen uw heilige knecht Jezus, die Gij gezalfd hebt, Herodes zowel als Pontius Pilatus met de heidenen en de volken van Israël, om te doen al wat uw hand en uw raad tevoren bepaald had, dat geschieden zou. En nu, Here, let op hun dreigingen en geef uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid uw woord te spreken, doordat Gij uw hand uitstrekt tot genezing, en dat tekenen en wonderen geschieden door de naam van uw heilige knecht Jezus. En terwijl zij baden, werd de plaats, waar zij vergaderd waren, bewogen; en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en spraken het woord Gods met vrijmoedigheid. En de menigte van hen, die tot het geloof gekomen waren, was één van hart en ziel, en ook niet één zeide, dat iets van hetgeen hij bezat zijn persoonlijk eigendom was, doch zij hadden alles gemeenschappelijk. En met grote kracht gaven de apostelen hun getuigenis van de opstanding des Heren Jezus, en er was grote genade over hen allen. Want er was ook niet één behoeftig onder hen; want allen, die eigenaars waren van stukken grond of van huizen, verkochten die en brachten de opbrengst van de verkoop en legden die aan de voeten der apostelen; en aan een ieder werd uitgedeeld naar behoefte. En Jozef, die van de apostelen de bijnaam Barnabas gekregen had – wat betekent: zoon der vertroosting –, een Leviet, uit Cyprus afkomstig, die eigenaar was van een akker, verkocht die en bracht het geld en legde het aan de voeten der apostelen.

Handelingen 4:1-37 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

En terwijl zij tot het volk spraken, kwamen daarover tot hen de priesters, en de hoofdman des tempels, en de Sadduceën; Zeer ontevreden zijnde, omdat zij het volk leerden, en verkondigden in Jezus de opstanding uit de doden. En zij sloegen de handen aan hen, en zetten ze in bewaring tot den anderen dag; want het was nu avond. En velen van degenen, die het woord gehoord hadden, geloofden; en het getal der mannen werd omtrent vijf duizend. En het geschiedde des anderen daags, dat hun oversten en ouderlingen en Schriftgeleerden te Jeruzalem vergaderden; En Annas, de hogepriester, en Kajafas, en Johannes, en Alexander, en zovele er van het hogepriesterlijk geslacht waren. En als zij hen in het midden gesteld hadden, vraagden zij: Door wat kracht, of door wat naam hebt gijlieden dit gedaan? Toen zeide Petrus, vervuld zijnde met den Heiligen Geest, tot hen: Gij oversten des volks, en gij ouderlingen van Israël! Alzo wij heden rechterlijk onderzocht worden over de weldaad aan een krank mens geschied, waardoor hij gezond geworden is; Zo zij u allen kennelijk, en het ganse volk Israël, dat door den Naam van Jezus Christus, den Nazaréner, Dien gij gekruist hebt, Welken God van de doden heeft opgewekt, door Hem, zeg ik, staat deze hier voor u gezond. Deze is de Steen, Die van u, de bouwlieden, veracht is, Welke tot een hoofd des hoeks geworden is. En de zaligheid is in geen anderen; want er is ook onder den hemel geen andere Naam, die onder de mensen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden. Zij nu, ziende de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes, en vernemende, dat zij ongeleerde en slechte mensen waren, verwonderden zich, en kenden hen, dat zij met Jezus geweest waren. En ziende den mens bij hen staan, die genezen was, hadden zij niets daartegen te zeggen. En hun geboden hebbende uit te gaan buiten den raad, overlegden zij met elkander, Zeggende: Wat zullen wij dezen mensen doen? Want dat er een bekend teken door hen geschied is, is openbaar aan allen, die te Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet loochenen. Maar opdat het niet meer en meer onder het volk verspreid worde, laat ons hen scherpelijk dreigen, dat zij niet meer tot enig mens in dezen Naam spreken. En als zij hen geroepen hadden, zeiden zij hun aan, dat zij ganselijk niet zouden spreken, noch leren, in den Naam van Jezus. Maar Petrus en Johannes, antwoordende, zeiden tot hen: Oordeelt gij, of het recht is voor God, ulieden meer te horen dan God? Want wij kunnen niet laten te spreken, hetgeen wij gezien en gehoord hebben. Maar zij dreigden hen nog meer, en lieten ze gaan, niets vindende, hoe zij hen straffen zouden, om des volks wil; want zij verheerlijkten allen God over hetgeen er geschied was. Want de mens was meer dan veertig jaren oud, aan welken dit teken der genezing geschied was. En zij, losgelaten zijnde, kwamen tot de hunnen, en verkondigden al wat de overpriesters en de ouderlingen tot hen gezegd hadden. En als dezen dat hoorden, hieven zij eendrachtelijk hun stem op tot God, en zeiden: Heere! Gij zijt de God, Die gemaakt hebt den hemel, en de aarde, en de zee, en alle dingen, die in dezelve zijn. Die door den mond van David Uw knecht, gezegd hebt: Waarom woeden de heidenen, en hebben de volken ijdele dingen bedacht? De koningen der aarde zijn te zamen opgestaan, en de oversten zijn bijeenvergaderd tegen den Heere, en tegen Zijn Gezalfde. Want in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, Welken Gij gezalfd hebt, beiden Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israëls; Om te doen al wat Uw hand en Uw raad te voren bepaald had, dat geschieden zou. En nu dan, Heere, zie op hun dreigingen, en geef Uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw woord te spreken; Daarin, dat Gij Uw hand uitstrekt tot genezing, en dat tekenen en wonderen geschieden door den Naam van Uw heilig Kind Jezus. En als zij gebeden hadden, werd de plaats, in welke zij vergaderd waren, bewogen. En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid. En der menigte van degenen, die geloofden, was één hart en één ziel; en niemand zeide, dat iets van hetgeen hij had, zijn eigen ware, maar alle dingen waren hun gemeen. En de apostelen gaven met grote kracht getuigenis van de opstanding van den Heere Jezus; en er was grote genade over hen allen. Want er was ook niemand onder hen, die gebrek had; want zovelen als er bezitters waren van landen of huizen, die verkochten zij, en brachten den prijs der verkochte goederen, en legden dien aan de voeten der apostelen. En aan een iegelijk werd uitgedeeld, naar dat elk van node had. En Joses, van de apostelen toegenaamd Bárnabas (hetwelk is, overgezet zijnde, een zoon der vertroosting), een Leviet, van geboorte uit Cyprus, Alzo hij een akker had, verkocht dien, en bracht het geld, en legde het aan de voeten der apostelen.

Handelingen 4:1-37 Herziene Statenvertaling (HSV)

En terwijl zij tot het volk spraken, kwamen de priesters, de bevelhebber van de tempelwacht en de Sadduceeën op hen af, geërgerd, omdat zij het volk onderwezen en in Jezus de opstanding uit de doden verkondigden. En zij sloegen de handen aan hen en zetten hen gevangen tot de volgende dag, want het was al avond. En velen van hen die het Woord gehoord hadden, geloofden, en het aantal mannen werd ongeveer vijfduizend. En het gebeurde de volgende dag dat hun leiders en oudsten en schriftgeleerden in Jeruzalem bijeenkwamen, ook Annas, de hogepriester, en Kajafas, Johannes, Alexander en allen die tot het hogepriesterlijk geslacht behoorden. En toen zij hen in het midden hadden doen staan, vroegen zij: Door welke kracht of door welke naam hebt u dit gedaan? Toen zei Petrus, vervuld met de Heilige Geest, tegen hen: Leiders van het volk en oudsten van Israël! Wanneer wij vandaag ondervraagd worden over de weldaad aan een zieke man bewezen, waardoor hij gezond geworden is, laat het dan bij u allen en bij heel het volk Israël bekend zijn dat door de Naam van Jezus Christus, de Nazarener, Die u gekruisigd hebt maar Die God uit de doden opgewekt heeft, dat door Hem deze man hier gezond voor u staat. Deze Jezus is de steen die door u, de bouwers, veracht werd, maar Die de hoeksteen geworden is. En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden. Toen zij nu de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes zagen en merkten dat zij ongeleerde en eenvoudige mensen waren, verwonderden zij zich en herkenden zij hen als mensen die met Jezus samen geweest waren. En omdat zij de man die genezen was, bij hen zagen staan, konden zij er niets tegen inbrengen. En nadat zij hun bevolen hadden de Raad te verlaten, overlegden zij met elkaar, en zeiden: Wat zullen wij met deze mensen doen? Want dat er een alom bekend teken door hen is verricht, is duidelijk voor allen die in Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet ontkennen. Maar laten wij, opdat het niet nog verder onder het volk bekend raakt, hun met de grootste dreiging gebieden dat zij tot geen enkel mens meer in die Naam mogen spreken. En na hen geroepen te hebben, gaven zij hun het bevel helemaal niet meer te spreken of te onderwijzen in de Naam van Jezus. Maar Petrus en Johannes antwoordden en zeiden tegen hen: Oordeel zelf of het juist is in Gods ogen, meer naar u te luisteren dan naar God. Want wij kunnen niet nalaten te spreken over wat wij gezien en gehoord hebben. Maar zij dreigden hen nog meer en omdat zij niets konden vinden om hen te straffen, lieten zij hen gaan ter wille van het volk; want ze verheerlijkten allen God over wat er gebeurd was. Want de man aan wie dit teken van genezing verricht was, was ouder dan veertig jaar. En nadat zij losgelaten waren, gingen zij naar hun eigen mensen en berichtten alles wat de overpriesters en de oudsten tegen hen gezegd hadden. En toen zij dat gehoord hadden, verhieven zij eensgezind hun stem tot God en zeiden: Heere! U bent de God Die de hemel en de aarde en de zee gemaakt hebt, en alle dingen die erin zijn, en Die bij monde van David, Uw knecht, gezegd hebt: Waarom woeden de heidenvolken en bedenken de volken wat inhoudsloos is? De koningen van de aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen de Heere en tegen Zijn Gezalfde. Want, in waarheid, tegen Uw heilig Kind Jezus, Die U gezalfd hebt, zijn Herodes en Pontius Pilatus samen met de heidenen en de volken van Israël bijeengekomen, om alles te doen wat Uw hand en Uw raadsbesluit van tevoren bepaald had dat er gebeuren zou. Nu dan, Heere, sla acht op hun bedreigingen en geef Uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw Woord te spreken, doordat U Uw hand uitstrekt tot genezing en er tekenen en wonderen gebeuren door de Naam van Uw heilig Kind Jezus. En toen zij gebeden hadden, werd de plaats waar zij bijeenwaren, bewogen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en spraken het Woord van God met vrijmoedigheid. En de menigte van hen die geloofden, was een van hart en een van ziel; en niemand zei dat iets van wat hij bezat, van hemzelf was, maar alles hadden zij gemeenschappelijk. En de apostelen legden met grote kracht getuigenis af van de opstanding van de Heere Jezus; en er was grote genade over hen allen. Want er was ook niemand onder hen die gebrek leed; want allen die landerijen of huizen bezaten, verkochten die en brachten de opbrengst van het verkochte en legden die aan de voeten van de apostelen. En aan ieder werd uitgedeeld naar dat men nodig had. En Joses, die door de apostelen ook Barnabas genoemd werd (wat vertaald betekent: een zoon van vertroosting), een Leviet, afkomstig uit Cyprus, had een akker, verkocht die en bracht het geld en legde het aan de voeten van de apostelen.

Handelingen 4:1-37 Het Boek (HTB)

Terwijl zij nog tegen de mensen spraken, kwam de leider van de tempel samen met de priesters en Sadduceeën naar hen toe. Zij waren woedend dat de apostelen het volk vertelden dat Jezus niet meer dood was en daarmee leerden dat er opstanding uit de dood bestaat. Zij namen Petrus en Johannes gevangen tot de volgende morgen. Maar ondanks dat geloofden veel mensen de apostelen. Daarmee nam het aantal gelovigen toe tot ongeveer vijfduizend. De volgende morgen kwamen alle Joodse leiders in Jeruzalem in een extra vergadering bijeen. Onder hen waren de hogepriester Annas, Kajafas, Johannes, Alexander en andere familieleden van de hogepriester. Zij lieten Petrus en Johannes binnenbrengen en vroegen hun: ‘Door welke kracht of namens wie hebt u dit gedaan?’ Petrus, die vervuld was van de Heilige Geest, antwoordde: ‘Geachte leiders van Israël: als ik het goed begrijp, worden wij vandaag verhoord omdat wij iets voor een invalide man hebben gedaan, waardoor hij is genezen. Nu, wat ik u en het hele volk van Israël moet zeggen, is dit: dat deze man hier gezond vóór u staat, komt door de naam en de macht van Jezus Christus uit Nazareth, die door u gekruisigd werd, maar door God weer levend is gemaakt. Nu blijkt hoe de steen die door de bouwers was afgekeurd, juist tot de hoeksteen is geworden. Er is bij niemand anders redding te vinden, Hij is de Enige, door wie de mensen gered kunnen worden.’ De Joodse leiders waren verbaasd dat Petrus en Johannes zich zo vrijmoedig verdedigden, hoewel zij toch mensen zonder opleiding waren. Zij herinnerden zich dat zij allebei veel met Jezus waren omgegaan. Maar omdat de genezen man bij hen stond, konden zij niets tegen hen inbrengen. Zij stuurden Petrus en Johannes de raadzaal uit en overlegden met elkaar: ‘Wat moeten wij met deze mannen doen? Wij kunnen er niet omheen dat zij een groot wonder hebben gedaan. Iedereen in Jeruzalem weet ervan. Om te voorkomen dat zij nog meer propaganda maken, moeten wij hun verbieden die naam nog verder te noemen, anders zullen zij streng gestraft worden.’ Zij riepen de twee apostelen weer binnen en verboden hun ooit weer over Jezus te spreken. Maar Petrus en Johannes antwoordden: ‘Wat vindt u, is het juist dat wij u in plaats van God gehoorzamen? Wij kunnen gewoon niet zwijgen over wat wij hebben gezien en gehoord.’ Na herhaalde dreigementen lieten de Joodse leiders hen gaan, want zij konden geen goede reden vinden om hen te straffen. Zij durfden hun niets aan te doen, omdat het volk God prees voor wat er was gebeurd: een man van in de veertig die vanaf zijn geboorte verlamd was geweest, was genezen door een wonder! Zodra zij vrij waren, gingen Petrus en Johannes naar hun vrienden en vertelden wat de Joodse leiders hadden gezegd. Daarna baden zij volkomen eensgezind tot God: ‘Machtige Here, U hebt de hemel, de aarde en de zee gemaakt, met alles erop en erin. Door de Heilige Geest hebt U uw dienaar, onze voorvader David, laten zeggen: “Wat zijn de ongelovige volken toch dwaas om tegen de Here op te staan! Het is onbegrijpelijk dat deze mensen proberen God te slim af te zijn! De machthebbers van deze wereld hebben hun hoofden bijeen gestoken en de leiders spannen samen tegen de Here en zijn Gezalfde.” Dat is nu precies wat hier in Jeruzalem gebeurt! Herodes en Pontius Pilatus hebben, samen met de volken van Israël en Rome, de handen ineengeslagen om te strijden tegen uw dienaar Jezus. Daarmee doen zij wat U, in uw wijze macht, van tevoren had bepaald. Kijk, Here, hoe zij dreigen! Geef uw knechten vrijmoedigheid om te zeggen wat U hun opdraagt. Laat zien dat U achter ons staat, door mensen te genezen. Laten er wonderen en tekenen gebeuren wanneer wij namens uw dienaar Jezus optreden.’ Terwijl zij dit aan God vroegen, begon het gebouw waar ze bijeen waren te schudden. Zij werden allemaal vol van de Heilige Geest en verkondigden vrijmoedig de boodschap van God. Alle mensen die in Jezus geloofden, waren van harte eensgezind. Niemand zei dat zijn bezittingen van hem alleen waren, alles was gemeenschappelijk. De apostelen verkondigden met grote overtuigingskracht dat de Here Jezus uit de dood was opgestaan, en Gods zegen rustte op hen allen. Niemand van hen leed gebrek, want allen die land of huizen hadden, verkochten daar zo nu en dan iets van en gaven het geld aan de apostelen. Die deelden uit aan ieder die iets nodig had. Een van die mensen was Jozef, een Leviet van het eiland Cyprus. Hij werd door de apostelen Barnabas genoemd, wat betekent: ‘Zoon van de troost’. Deze Jozef had een stuk land verkocht en het geld aan de apostelen gegeven.

Handelingen 4:1-37 BasisBijbel (BB)

Zo spraken ze tegen de mensen. Maar plotseling werden ze overvallen door de priesters, de tempelbewakers en de Sadduceeërs. Zij waren kwaad dat de leerlingen aan de mensen leerden dat Jezus uit de dood was opgestaan. Ze namen hen gevangen en sloten hen tot de volgende dag op. Want het was intussen al avond geworden. Maar veel van de mensen die hadden staan luisteren, gingen in Jezus geloven. Zo waren er inmiddels ongeveer 5000 mannen die geloofden. De volgende dag werd er vergaderd door de leiders en wetgeleerden in Jeruzalem. Daar waren Annas de hogepriester, Kajafas, Johannes, Alexander en alle mannen die bij de familie van de hogepriester hoorden. Ze lieten de leerlingen brengen. Ze vroegen hun: "Door welke kracht hebben jullie dat gedaan? En wie heeft jullie gezegd zulke dingen te doen?" Petrus gaf antwoord, vol van de Heilige Geest. Hij zei: "Leiders van het volk, u verhoort ons omdat we een zieke man gezond hebben gemaakt. Ik wil dat u en het hele volk van Israël weten dat wij dat hebben gedaan namens Jezus Christus uit Nazaret. U heeft Hem gekruisigd, maar God heeft Hem teruggeroepen uit de dood en weer levend gemaakt. Door deze Jezus staat deze man nu gezond vóór u. Jezus is de steen die u, de bouwers, niet goed genoeg vond. Toch is hij de belangrijkste bouwsteen van het gebouw geworden. Niemand anders dan Hij kan de mensen redden. Er is op aarde niemand anders door wie de mensen gered kunnen worden." Ze waren heel verbaasd dat Petrus en Johannes zo vol geloof en zonder vrees durfden te spreken. Want Petrus en Johannes waren eenvoudige mensen die niet hadden gestudeerd. En ze herkenden hen, dat ze vroeger bij Jezus hoorden. En omdat ze de man gezond bij hen zagen staan, konden ze moeilijk zeggen dat het niet waar was wat ze zeiden. Ze lieten de leerlingen buiten de zaal wachten. Toen overlegden ze met elkaar: "Wat moeten we met hen doen? Want heel Jeruzalem weet dat ze een wonder hebben gedaan. We kunnen moeilijk zeggen dat er niets gebeurd is. Maar we moeten voorkómen dat er nog meer van dat soort dingen gebeuren. Daarom zullen we hun streng verbieden om tegen de mensen nog over deze Jezus te spreken." Toen riepen ze de leerlingen weer binnen. En ze verboden hun streng om ooit nog over Jezus te spreken. Maar Petrus en Johannes antwoordden: "Beslis zelf of het juist is tegenover God om aan u méér gehoorzaam te zijn dan aan God Zelf. Wij kunnen niet stoppen met de mensen te vertellen wat we hebben gezien en gehoord." Toen bedreigden ze de leerlingen met zware straffen, maar lieten hen toch vrij. Want ze durfden hen niet te straffen, omdat ze bang waren voor de mensen. Want iedereen prees God voor wat er was gebeurd. Want de man die door dit wonder gezond geworden was, was al ouder dan 40 jaar. Toen ze vrijgelaten waren, gingen Petrus en Johannes naar hun eigen mensen. Ze vertelden hun alles wat de leiders van de priesters en de leiders van het volk tegen hen hadden gezegd. Toen baden ze samen luid en eensgezind tot God: "Heer, U bent de God die de hemel, de aarde, de zee en alles heeft gemaakt. U heeft David door de Heilige Geest in de Psalmen laten zeggen: 'Waarom komen de volken in opstand? Ze smeden plannen die toch niet zullen slagen. De koningen van de aarde maken zich klaar voor de strijd. Ze sluiten zich bij elkaar aan en komen in opstand tegen de Heer en tegen de man die Hij heeft gezalfd.' Inderdaad hebben in deze stad Herodes, Pontius Pilatus, Joden en mensen van andere volken zich verzameld voor de strijd tegen uw heilige Zoon Jezus die U heeft gezalfd. Zij gaan doen wat U al van tevoren had bepaald dat er zou gebeuren. Hoor nu, Heer, hoe ze ons bedreigen. Geef ons de moed om vol geloof en zonder vrees uw woord te spreken. Doe alstublieft grote wonderen en genees mensen door uw heilige Zoon Jezus." Terwijl ze zo baden, beefde het huis waar ze waren. En ze werden allemaal vol van de Heilige Geest. En vol geloof en zonder vrees vertelden ze het woord van God aan de mensen. De mensen die in Jezus gingen geloven, waren één van hart en ziel. En niemand zei dat iets alleen van hemzelf was. Iedereen deelde alles met de anderen. De apostelen vertelden met grote kracht over Jezus' opstanding uit de dood. Gods liefde en kracht waren duidelijk op hen allemaal aanwezig. En niemand van hen was arm. Want iedereen die akkers of huizen bezat, verkocht die en bracht het geld naar de apostelen. Aan iedereen werd uitgedeeld naar wat hij nodig had. Er was een man die Joses heette. Hij had van de apostelen de bijnaam 'Barnabas' gekregen. (Dat betekent 'zoon van troost'.) Hij was een Leviet uit Cyprus. Deze Joses verkocht zijn akker en bracht het geld naar de apostelen. (lees verder)

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid