Handelingen 27:20-27
Handelingen 27:20-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En toen zich verscheidene dagen zon noch sterren vertoonden, en zwaar noodweer ons bedreigde, werd ons tenslotte alle hoop op redding benomen. En nadat zij lang zonder eten waren gebleven, ging Paulus in hun midden staan en zeide: Mannen, had men maar naar mij geluisterd om niet van Kreta weg te varen en zich dit ongerief en deze averij te besparen! Maar ook nu wek ik u op moed te houden, want het leven van niemand uwer zal verloren gaan, alleen maar het schip. Want deze nacht heeft een engel van de God, wie ik toebehoor en die ik vereer, bij mij gestaan, en hij heeft gezegd: Wees niet bevreesd, Paulus, want gij moet voor de keizer staan; en zie, allen, die met u varen, heeft God u geschonken. Daarom, mannen, houdt moed, want dit vertrouwen heb ik op God, dat het zo zal gaan, als mij gezegd is. Maar wij moeten op een of ander eiland stranden. Toen nu de veertiende nacht was aangebroken, dat wij in de Adriatische Zee rondzwalkten, vermoedde het scheepsvolk midden in de nacht, dat er land naderde.
Handelingen 27:20-27 Het Boek (HTB)
Wij zagen dagenlang geen zon en geen sterren. Er leek geen einde te komen aan de vreselijke storm. Langzamerhand lieten wij alle hoop op een behouden aankomst varen. Een hele tijd at niemand iets. Paulus ging ten slotte in hun midden staan en zei: ‘U had naar mij moeten luisteren, mannen. Als u niet van Kreta was weggevaren, zou deze ellende ons bespaard zijn gebleven. Maar laat ook nu de moed niet zinken! Al zal het schip verloren gaan, niemand van ons zal hierbij het leven verliezen. Vannacht heeft er een engel bij mij gestaan, een engel van de God, aan wie ik toebehoor en die ik dien. “Paulus,” zei hij, “wees niet bang. U zult voor de keizer terecht staan. En ter wille van u zal God ieder hier aan boord in veiligheid brengen.” Houd dus moed, mannen, want ik geloof in God. Hij zal ervoor zorgen dat het zo zal gaan als mij gezegd is. Maar wat ons schip betreft, dat zal op een of ander eiland aan de grond lopen.’ Wij dreven inmiddels al veertien dagen rond op de Middellandse Zee. Omstreeks middernacht meende de bemanning in de verte een branding te horen. Daar zou dus land kunnen zijn.
Handelingen 27:20-27 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En als noch zon noch gesternten verschenen in vele dagen, en geen klein onweder ons drukte, zo werd ons voorts alle hoop van behouden te worden benomen. En als men langen tijd zonder eten geweest was, toen stond Paulus op in het midden van hen, en zeide: O mannen, men behoorde mij wel gehoor gegeven te hebben, en van Kreta niet afgevaren te zijn, en dezen hinder en deze schade verhoed te hebben; Doch alsnu vermaan ik ulieden goedsmoeds te zijn; want er zal geen verlies geschieden van iemands leven onder u, maar alleen van het schip. Want dezen zelfden nacht heeft bij mij gestaan een engel Gods, Wiens ik ben, Welken ook ik dien, Zeggende: Vrees niet, Paulus, gij moet voor den keizer gesteld worden; en zie, God heeft u geschonken allen, die met u varen. Daarom zijt goedsmoeds, mannen, want ik geloof Gode, dat het alzo zijn zal, gelijkerwijs het mij gezegd is. Doch wij moeten op een zeker eiland vervallen. Als nu de veertiende nacht gekomen was, alzo wij in de Adriatische zee herwaarts en derwaarts gedreven werden, omtrent het midden des nachts, vermoedden de scheepslieden, dat hun enig land naderde.
Handelingen 27:20-27 Herziene Statenvertaling (HSV)
En doordat er gedurende vele dagen geen zon en geen sterren verschenen, en geen kleine storm ons teisterde, werd ons verder alle hoop op redding ontnomen. En toen men lange tijd zonder eten geweest was, ging Paulus in hun midden staan en zei: O mannen, u had naar mij moeten luisteren en niet van Kreta weg moeten varen en zo deze hinder en schade moeten voorkomen. Maar nu roep ik u ertoe op goede moed te hebben, want er zal geen verlies van iemands leven onder u zijn, maar alleen van het schip. Want deze nacht stond er bij mij een engel van God, van Wie ik ben en Die ik ook dien; die zei: Wees niet bevreesd, Paulus, u moet voor de keizer terechtstaan; en zie, God heeft u allen die met u varen, geschonken. Heb daarom goede moed, mannen, want ik geloof God, dat het zo zal zijn als het mij gezegd is. Wij moeten echter op een of ander eiland terechtkomen. Toen nu de veertiende nacht aangebroken was, terwijl wij in de Adriatische Zee heen en weer gedreven werden, vermoedden de zeelieden midden in de nacht dat er land dichter bij hen kwam.
Handelingen 27:20-27 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Dagenlang zagen we geen zon of sterren. Het was verschrikkelijk noodweer. Uiteindelijk verloren we alle hoop de storm te overleven. De bemanning had al dagenlang niet gegeten. Toen ging Paulus tussen hen in staan en zei: "Mannen, jullie hadden naar mij moeten luisteren. Jullie hadden niet van Kreta moeten wegvaren. Dan hadden jullie deze schade en ellende niet gehad! Maar jullie moeten de moed niet verliezen. We zullen allemaal in leven blijven. Alleen het schip zal verloren gaan. Want afgelopen nacht stond er een engel bij mij. Dat was een engel van de God die ik aanbid, de God van wie ik ben. Hij zei tegen mij: 'Wees niet bang, Paulus! Want jij moet bij de keizer komen. Daarom zal God [ jou en ] ook alle mensen redden die met je meereizen.' Houd dus moed, mannen. Want ik geloof God. Alles zal gaan zoals de engel tegen mij heeft gezegd. Maar we zullen op één of ander eiland stranden." Het was inmiddels de 14e nacht dat we rondzwalkten op de Adriatische Zee. Midden in die nacht dachten de zeelui dat ze in de buurt van land kwamen.