Handelingen 27:13-26

Handelingen 27:13-26 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

En alzo de zuidenwind zachtelijk waaide, meenden zij hun voornemen verkregen te hebben, en afgevaren zijnde, zeilden zij dicht voorbij Kreta henen. Maar niet lang daarna, sloeg tegen hetzelve een stormwind, genaamd Euroklydon. En als het schip daarmede weggerukt werd, en niet kon tegen den wind opzeilen, gaven wij het op, en dreven heen. En lopende onder een zeker eilandje, genaamd Klauda, konden wij nauwelijks de boot machtig worden. Dewelke opgehaald hebbende, gebruikten zij alle behulpselen, het schip ondergordende; en alzo zij vreesden, dat zij op de droogte Syrtis vervallen zouden, streken zij het zeil, en dreven alzo henen. En alzo wij van het onweder geweldiglijk geslingerd werden, deden zij den volgende dag een uitworp; En den derden dag wierpen wij met onze eigen handen het scheepsgereedschap uit. En als noch zon noch gesternten verschenen in vele dagen, en geen klein onweder ons drukte, zo werd ons voorts alle hoop van behouden te worden benomen. En als men langen tijd zonder eten geweest was, toen stond Paulus op in het midden van hen, en zeide: O mannen, men behoorde mij wel gehoor gegeven te hebben, en van Kreta niet afgevaren te zijn, en dezen hinder en deze schade verhoed te hebben; Doch alsnu vermaan ik ulieden goedsmoeds te zijn; want er zal geen verlies geschieden van iemands leven onder u, maar alleen van het schip. Want dezen zelfden nacht heeft bij mij gestaan een engel Gods, Wiens ik ben, Welken ook ik dien, Zeggende: Vrees niet, Paulus, gij moet voor den keizer gesteld worden; en zie, God heeft u geschonken allen, die met u varen. Daarom zijt goedsmoeds, mannen, want ik geloof Gode, dat het alzo zijn zal, gelijkerwijs het mij gezegd is. Doch wij moeten op een zeker eiland vervallen.

Handelingen 27:13-26 Herziene Statenvertaling (HSV)

En omdat de zuidenwind zacht waaide, dachten zij in hun voornemen geslaagd te zijn; en nadat zij het anker gelicht hadden, zeilden zij dicht langs Kreta. Maar niet lang daarna werd Kreta getroffen door een stormwind, die Euroklydon genoemd wordt. En omdat het schip daardoor meegesleurd werd en de kop niet in de wind kon houden, gaven wij het op en dreven weg. En toen wij onder een eilandje doorvoeren dat Klauda heette, konden wij nauwelijks de sloep meester worden. Nadat ze die aan boord gehaald hadden, maakten ze gebruik van allerlei hulpmiddelen en haalden kabels onder het schip door; en omdat ze bevreesd waren dat ze op de droogte Syrtis terecht zouden komen, streken ze het zeil en lieten zich zo meedrijven. En omdat wij door de storm hevig heen en weer geslingerd werden, wierpen ze de volgende dag lading overboord. En op de derde dag wierpen wij met onze eigen handen het scheepstuig overboord. En doordat er gedurende vele dagen geen zon en geen sterren verschenen, en geen kleine storm ons teisterde, werd ons verder alle hoop op redding ontnomen. En toen men lange tijd zonder eten geweest was, ging Paulus in hun midden staan en zei: O mannen, u had naar mij moeten luisteren en niet van Kreta weg moeten varen en zo deze hinder en schade moeten voorkomen. Maar nu roep ik u ertoe op goede moed te hebben, want er zal geen verlies van iemands leven onder u zijn, maar alleen van het schip. Want deze nacht stond er bij mij een engel van God, van Wie ik ben en Die ik ook dien; die zei: Wees niet bevreesd, Paulus, u moet voor de keizer terechtstaan; en zie, God heeft u allen die met u varen, geschonken. Heb daarom goede moed, mannen, want ik geloof God, dat het zo zal zijn als het mij gezegd is. Wij moeten echter op een of ander eiland terechtkomen.

Handelingen 27:13-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

En toen er een zachte zuidenwind opstak en zij meenden hun oogmerk te hebben bereikt, lichtten zij het anker en hielden zo dicht mogelijk langs de kust van Kreta. Maar kort daarop sloeg vandaar een stormwind neer, de zogenaamde Eurakylon; en toen het schip werd meegesleurd en de kop niet in de wind kon houden, moesten wij het opgeven en dreven weg. Maar wij schoten in de luwte van een eilandje, Klauda geheten, waar wij nog moeite hadden de sloep meester te worden; nadat ze haar opgehesen hadden, namen zij hulpmiddelen te baat door het schip te ondergorden; en daar zij bang waren op de Syrte te worden geworpen, haalden zij het tuig neer en lieten zich zo drijven. En daar wij vreselijk noodweer hadden, wierpen zij de volgende dag lading over boord, en de derde dag gaven zij eigenhandig het scheepstuig prijs. En toen zich verscheidene dagen zon noch sterren vertoonden, en zwaar noodweer ons bedreigde, werd ons tenslotte alle hoop op redding benomen. En nadat zij lang zonder eten waren gebleven, ging Paulus in hun midden staan en zeide: Mannen, had men maar naar mij geluisterd om niet van Kreta weg te varen en zich dit ongerief en deze averij te besparen! Maar ook nu wek ik u op moed te houden, want het leven van niemand uwer zal verloren gaan, alleen maar het schip. Want deze nacht heeft een engel van de God, wie ik toebehoor en die ik vereer, bij mij gestaan, en hij heeft gezegd: Wees niet bevreesd, Paulus, want gij moet voor de keizer staan; en zie, allen, die met u varen, heeft God u geschonken. Daarom, mannen, houdt moed, want dit vertrouwen heb ik op God, dat het zo zal gaan, als mij gezegd is. Maar wij moeten op een of ander eiland stranden.

Handelingen 27:13-26 Het Boek (HTB)

Toen er een zachte zuidenwind opstak, dachten zij dat het wel zou lukken. Zij lichtten het anker en voeren zo dicht mogelijk langs de kust van Kreta. Korte tijd later stak echter de beruchte noordooster storm op. De wind kreeg meteen vat op het schip, zodat het niet meer te houden was. Toen bleek dat we het niet meer met de kop in de wind konden krijgen, lieten wij het voor de storm uitlopen. Op een zeker moment kwamen we in de luwte van het eilandje Clauda en daar lukte het met veel moeite de sloep aan boord te hijsen. De bemanning trok touwen onder het schip door en bond die vast om de beplanking bijeen te houden. En omdat ze bang waren bij Syrte op de zandbanken te lopen, streken zij alle zeilen en lieten het schip drijven. Omdat het schip vreselijk van de storm te lijden had, gooide de bemanning de volgende dag een deel van de lading overboord. En toen het de dag daarna nog niet beter werd, ging er allerlei scheepstuig overboord. Wij zagen dagenlang geen zon en geen sterren. Er leek geen einde te komen aan de vreselijke storm. Langzamerhand lieten wij alle hoop op een behouden aankomst varen. Een hele tijd at niemand iets. Paulus ging ten slotte in hun midden staan en zei: ‘U had naar mij moeten luisteren, mannen. Als u niet van Kreta was weggevaren, zou deze ellende ons bespaard zijn gebleven. Maar laat ook nu de moed niet zinken! Al zal het schip verloren gaan, niemand van ons zal hierbij het leven verliezen. Vannacht heeft er een engel bij mij gestaan, een engel van de God, aan wie ik toebehoor en die ik dien. “Paulus,” zei hij, “wees niet bang. U zult voor de keizer terecht staan. En ter wille van u zal God ieder hier aan boord in veiligheid brengen.” Houd dus moed, mannen, want ik geloof in God. Hij zal ervoor zorgen dat het zo zal gaan als mij gezegd is. Maar wat ons schip betreft, dat zal op een of ander eiland aan de grond lopen.’

Handelingen 27:13-26 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)

Er begon een zachte zuidenwind te waaien. Daarom dacht de bemanning dat het een goed moment was om weg te varen. Ze hesen het anker op en voeren zo dicht mogelijk langs de kust van Kreta. Maar kort daarna stak er vanaf het eiland plotseling een zware storm op. Die wordt de Euroklydon genoemd. De storm sleurde het schip mee. Ze konden het niet met de kop in de wind houden. Ze gaven het op en lieten het schip met de wind meedrijven. Maar plotseling schoten we de luwte in van een eilandje, Klauda. Daar konden we met moeite de roeiboot van het schip in veiligheid brengen. De zeelui hesen de roeiboot aan boord. Daarna haalden ze touwen onder het schip door om het bij elkaar te houden. Ook haalden ze alle zeilen en masten omlaag. Want ze waren bang dat het schip op de Syrtis zou vastlopen. Zo lieten ze het schip drijven. Het schip werd verschrikkelijk heen en weer geslingerd. Daarom gooiden ze de volgende dag de lading in zee [ om het schip lichter te maken ]. De derde dag gooiden we de zeilen, masten en touwen overboord. Dagenlang zagen we geen zon of sterren. Het was verschrikkelijk noodweer. Uiteindelijk verloren we alle hoop de storm te overleven. De bemanning had al dagenlang niet gegeten. Toen ging Paulus tussen hen in staan en zei: "Mannen, jullie hadden naar mij moeten luisteren. Jullie hadden niet van Kreta moeten wegvaren. Dan hadden jullie deze schade en ellende niet gehad! Maar jullie moeten de moed niet verliezen. We zullen allemaal in leven blijven. Alleen het schip zal verloren gaan. Want afgelopen nacht stond er een engel bij mij. Dat was een engel van de God die ik aanbid, de God van wie ik ben. Hij zei tegen mij: 'Wees niet bang, Paulus! Want jij moet bij de keizer komen. Daarom zal God [ jou en ] ook alle mensen redden die met je meereizen.' Houd dus moed, mannen. Want ik geloof God. Alles zal gaan zoals de engel tegen mij heeft gezegd. Maar we zullen op één of ander eiland stranden."