Handelingen 26:24-32
Handelingen 26:24-32 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En als hij deze dingen tot verantwoording sprak, zeide Festus met grote stem: Gij raast, Paulus, de grote geleerdheid brengt u tot razernij! Maar hij zeide: Ik raas niet, machtigste Festus, maar ik spreek woorden van waarheid en van een gezond verstand; Want de koning weet van deze dingen, tot welken ik ook vrijmoedigheid gebruikende spreek; want ik geloof niet, dat hem iets van deze dingen verborgen is; want dit is in geen hoek geschied. Gelooft gij, o koning Agrippa, de profeten? Ik weet dat gij ze gelooft. En Agrippa zeide tot Paulus: Gij beweegt mij bijna een Christen te worden. En Paulus zeide: Ik wenste wel van God, dat, en bijna en geheellijk, niet alleen gij, maar ook allen, die mij heden horen, zodanigen wierden, gelijk als ik ben, uitgenomen deze banden. En als hij dit gezegd had, stond de koning op, en de stadhouder, en Bernice, en die met hen gezeten waren; En aan een zijde gegaan zijnde, spraken zij tot elkander, zeggende: Deze mens doet niets des doods of der banden waardig. En Agrippa zeide tot Festus: Deze mens kon losgelaten worden, indien hij zich op den keizer niet had beroepen.
Handelingen 26:24-32 Herziene Statenvertaling (HSV)
En toen hij deze dingen ter verdediging sprak, zei Festus met luide stem: U bent buiten zinnen, Paulus! Uw grote geleerdheid brengt u buiten zinnen! Maar hij zei: Ik ben niet buiten zinnen, zeer machtige Festus, maar ik spreek woorden van waarheid en van gezond verstand. Want de koning heeft weet van deze dingen. Ik spreek daarom ook vrijmoedig tot hem, want ik ben ervan overtuigd dat niets van deze dingen hem ontgaan is; het is immers niet in een uithoek gebeurd. Gelooft u, koning Agrippa, de Profeten? Ik weet dat u ze gelooft. En Agrippa zei tegen Paulus: U overtuigt mij bijna om christen te worden! En Paulus zei: Ik zou van God wel wensen dat, én bijna én geheel, niet alleen u maar ook allen die vandaag naar mij luisteren, zouden worden zoals ik ben, uitgezonderd deze boeien. En nadat hij dit gezegd had, stond de koning op en de stadhouder, Bernice en zij die bij hen zaten, en zij gingen terzijde, spraken met elkaar en zeiden: Deze man doet niets wat dood of boeien verdient. En Agrippa zei tegen Festus: Deze man had losgelaten kunnen worden, als hij zich niet op de keizer had beroepen.
Handelingen 26:24-32 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En terwijl hij dit tot zijn verdediging aanvoerde, zeide Festus met luider stem: Gij spreekt wartaal, Paulus, uw vele studie brengt u in de war. Maar Paulus zeide: Hoogedele Festus, ik spreek geen wartaal, maar nuchtere waarheid. Want de koning weet van deze dingen en tot hem spreek ik vrijmoedig, want ik kan niet geloven, dat hem iets van deze dingen onbekend is; dit is immers niet in een uithoek geschied. Koning Agrippa, gelooft gij de profeten? Ik weet, dat gij ze gelooft! Maar Agrippa zeide tot Paulus: Gij wilt mij wel spoedig als Christen laten optreden! En Paulus zeide: Ik zou God wel willen bidden, dat èn spoedig èn voorgoed, niet alleen gij, maar ook allen, die mij heden horen, ook zo werden als ik, uitgezonderd deze boeien. En de koning stond op en de stadhouder en Bernice en die met hen hadden plaats genomen; en ter zijde gegaan, spraken zij onder elkander: Deze man is aan niets schuldig, waarop dood of gevangenschap staat. En Agrippa zeide tot Festus: Deze mens had vrij kunnen zijn, als hij zich niet op de keizer had beroepen.
Handelingen 26:24-32 Het Boek (HTB)
Terwijl Paulus met zijn verdediging bezig was, riep Festus ineens: ‘Het is u in uw hoofd geslagen, Paulus! Al dat gestudeer heeft u gek gemaakt!’ Maar Paulus antwoordde: ‘Ik weet precies wat ik zeg, excellentie. Wat ik heb gezegd, is waar, zonder enige overdrijving. De koning begrijpt wel wat ik bedoel. Met hem kan ik er open en eerlijk over spreken. Ik kan mij niet voorstellen dat al deze dingen aan zijn aandacht zijn ontsnapt. Zij zijn per slot van rekening niet ergens in een uithoek gebeurd. Koning Agrippa! Gelooft u de profeten? Ja, ik weet dat u ze gelooft!’ ‘Wacht eens even,’ zei Agrippa. ‘U denkt toch niet dat u zomaar even een christen van mij kunt maken?’ ‘Ik zou God wel willen vragen,’ antwoordde Paulus, ‘of niet alleen u, maar ook ieder die mij nu hoort, vroeg of laat zo zal worden als ik, zonder deze boeien natuurlijk.’ De koning, de gouverneur, Bernice en alle anderen stonden op en verlieten de aula. Toen zij buiten waren, zeiden zij tegen elkaar: ‘Die man heeft niets gedaan waarop doodstraf of gevangenisstraf staat.’ En de koning zei nog tegen Festus: ‘Als hij zich niet op de keizer beroepen had, zou hij nu vrij man zijn.’
Handelingen 26:24-32 BasisBijbel (BB)
Dit was Paulus' verdediging tegen de beschuldigingen van de Joden. Maar Festus zei luid tegen hem: "Je praat onzin, Paulus. Je hebt te veel gestudeerd. Daardoor ben je verward geraakt." Maar Paulus zei: "Geachte Festus, ik praat geen onzin. Wat ik zeg is de zuivere waarheid. Het komt uit een gezond verstand. Koning Agrippa weet van deze dingen af en ik durf hem hierover te vertellen. Want ik kan niet geloven dat hij niets van deze dingen weet. Ze zijn immers niet in een uithoek van het land gebeurd. Koning Agrippa, gelooft u de profeten? Ik weet dat u ze gelooft!" Maar Agrippa zei tegen Paulus: "Je wil wel heel snel een Christen van mij maken!" Paulus zei: "Ik zou wel tot God willen bidden dat u én gauw, én voor altijd, zo zou worden als ik. En niet alleen u, maar ook alle andere mensen die mij vandaag horen. Maar dan wel zonder deze boeien natuurlijk." Toen stonden Agrippa, Festus, Bernice en alle anderen op. Ze gingen een beetje opzij staan en overlegden met elkaar: "Deze man heeft niets gedaan waarop de doodstraf of gevangenisstraf staat." Agrippa zei tegen Festus: "Deze man had vrij kunnen zijn. Maar hij heeft gezegd dat hij wilde dat de keizer zelf over hem zou rechtspreken. Daarom zal hij naar de keizer gaan."