Handelingen 21:22-40

Handelingen 21:22-40 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Wat is er dan te doen? Het is gans nodig, dat de menigte samenkome; want zij zullen horen, dat gij gekomen zijt. Doe dan hetgeen wij u zeggen: Wij hebben vier mannen, die een gelofte gedaan hebben. Neem dezen tot u, en heilig u met hen, en doe de onkosten nevens hen, opdat zij het hoofd bescheren mogen; en allen mogen weten, dat er niets is aan hetgeen, waarvan zij, aangaande u, bericht zijn; maar dat gij alzo wandelt, dat gij ook zelve de wet onderhoudt. Doch van de heidenen, die geloven, hebben wij geschreven en goed gevonden, dat zij niets dergelijks zouden onderhouden, dan dat zij zich wachten van hetgeen den afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van hoererij. Toen nam Paulus de mannen met zich, en den dag daaraan met hen geheiligd zijnde, ging hij in den tempel, en verkondigde, dat de dagen der heiliging vervuld waren, blijvende daar, totdat voor een iegelijk van hen de offerande opgeofferd was. Als nu de zeven dagen zouden voleindigd worden, zagen hem de Joden van Azië in den tempel, en beroerden al het volk, en sloegen de handen aan hem, Roepende: Gij Israëlietische mannen, komt te hulp! Deze is de mens, die tegen het volk, en de wet, en deze plaats allen man overal leert; en bovendien heeft hij ook Grieken in den tempel gebracht, en heeft deze heilige plaats ontheiligd. Want zij hadden te voren Trófimus, den Efeziër, met hem in de stad gezien, welken zij meenden, dat Paulus in den tempel gebracht had. En de gehele stad kwam in roer en het volk liep samen; en zij grepen Paulus, en trokken hem buiten den tempel; en terstond werden de deuren gesloten. En als zij hem zochten te doden, kwam het gerucht tot den overste der bende, dat geheel Jeruzalem in verwarring was. Welke terstond krijgsknechten en hoofdmannen over honderd tot zich nam, en liep af naar hen toe. Zij nu, den oversten en de krijgsknechten ziende, hielden op van Paulus te slaan. Toen naderde de overste en greep hem, en beval, dat men hem met twee ketenen zou binden; en vraagde, wie hij was, en wat hij gedaan had. En onder de schare riep de ene dit, de andere wat anders. Doch als hij de zekerheid niet kon weten vanwege de beroerte, beval hij, dat men hem in de legerplaats zou brengen. En als hij aan de trappen gekomen was, gebeurde het, dat hij van de krijgsknechten gedragen werd vanwege het geweld der schare. Want de menigte des volks volgde, al roepende: Weg met hem! En als Paulus nu in de legerplaats zou geleid worden, zeide hij tot den overste: Is het mij geoorloofd tot u wat te spreken? En hij zeide: Kent gij Grieks? Zijt gij dan niet de Egyptenaar, die voor deze dagen oproer verwekte, en de vier duizend moordenaars naar de woestijn uitleidde? Maar Paulus zeide: Ik ben een Joods man van Tarsen, een burger van geen onvermaarde stad in Cilicië, en ik bid u, laat mij toe tot het volk te spreken. En als hij het toegelaten had, Paulus, staande op de trappen, wenkte met de hand tot het volk; en als er grote stilte geworden was, sprak hij hen aan in de Hebreeuwse taal, zeggende

Handelingen 21:22-40 Herziene Statenvertaling (HSV)

Wat staat ons nu te doen? Het is beslist noodzakelijk dat heel de menigte samenkomt, want zij zullen horen dat u gekomen bent. Doe daarom wat wij u zeggen. Wij hebben vier mannen die een gelofte gedaan hebben. Neem die bij u, reinig u samen met hen en betaal voor hen de kosten van de offers, zodat zij zich het hoofd kunnen laten scheren en allen kunnen weten dat er niets waar is van wat hun over u verteld is, maar dat u zo wandelt dat u ook zelf de wet in acht neemt. Maar wat de heidenen betreft die geloven, hebben wij geschreven en goedgevonden dat zij niets dergelijks in acht hoeven te nemen, behalve dat zij zich moeten wachten voor afgodenoffers, voor bloed, voor het verstikte en voor ontucht. Toen nam Paulus de mannen mee en de dag daarna reinigde hij zich samen met hen, ging de tempel binnen en maakte bekend wanneer de dagen van de reiniging vervuld zouden zijn, namelijk wanneer voor ieder van hen het offer zou worden gebracht. Toen de zeven dagen ten einde liepen, zagen de Joden uit Asia hem in de tempel en brachten heel de menigte in verwarring. Zij sloegen de handen aan hem en schreeuwden: Mannen van Israël, kom helpen! Dit is de man die overal iedereen onderwijs geeft dat indruist tegen het volk, tegen de wet en tegen deze plaats. Bovendien heeft hij ook nog Grieken in de tempel gebracht en deze heilige plaats ontheiligd. Want zij hadden eerder al de Efeziër Trofimus met hem in de stad gezien, van wie zij dachten dat Paulus hem de tempel binnengebracht had. En heel de stad raakte in rep en roer en het volk liep te hoop. En ze grepen Paulus en sleurden hem de tempel uit, en de deuren werden meteen gesloten. En terwijl zij hem probeerden te doden, kreeg de overste van de legerafdeling het bericht dat heel Jeruzalem in verwarring was. Die nam ogenblikkelijk soldaten en hoofdmannen over honderd mee en liep snel naar beneden naar hen toe. Toen zij nu de overste en de soldaten zagen, hielden zij op Paulus te slaan. Toen kwam de overste dichterbij, greep hem en gaf bevel hem met twee ketenen te boeien, en hij vroeg wie hij was en wat hij gedaan had. En in de menigte riep de één dit en de ander weer wat anders. Maar toen hij door de opschudding niets met zekerheid te weten kon komen, gaf hij bevel hem naar de kazerne te brengen. En toen hij bij de trappen gekomen was, gebeurde het dat hij door de soldaten gedragen moest worden vanwege het geweld van de menigte, want de volksmenigte volgde, al schreeuwend: Weg met hem! Toen Paulus de kazerne binnengebracht zou worden, zei hij tegen de overste: Is het mij geoorloofd iets tegen u te zeggen? En hij zei: Kent u Grieks? Bent u dan niet de Egyptenaar die enige tijd geleden oproer ontketende en die vierduizend gewapende opstandelingen naar de woestijn leidde? Maar Paulus zei: Ik ben een Joodse man uit Tarsus, een burger van een niet onbekende stad in Cilicië. Ik vraag u: Sta mij toe het volk toe te spreken. En toen hij het toegestaan had, gaf Paulus, staande op de trappen, het volk een wenk met de hand. En toen er een grote stilte gevallen was, sprak hij hen toe in de Hebreeuwse taal en zei

Handelingen 21:22-40 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Wat is dan het geval? Zij zullen stellig horen, dat gij aangekomen zijt. Doe daarom wat wij u zeggen: Er zijn vier mannen bij ons, die een gelofte op zich genomen hebben; neem hen mede, heilig u met hen en draag de kosten voor hen, opdat zij hun hoofd kunnen laten scheren; dan zullen allen bemerken, dat van alles, wat men hun van u verteld heeft, niets waar is, maar dat gij ook zelf medegaat in de onderhouding van de wet. Maar inzake de heidenen, die tot het geloof gekomen zijn, hebben wij als ons oordeel geschreven, dat zij zich hebben te wachten voor wat de afgoden geofferd is, voor bloed, voor het verstikte en voor hoererij. Toen nam Paulus die mannen mede, en hij heiligde zich de volgende dag met hen, ging in de tempel en deed aangifte, dat de dagen der heiliging zouden duren, totdat voor ieder hunner het offer gebracht was. Toen nu de zeven dagen nagenoeg om waren, zagen de Joden uit Asia hem in de tempel, en brachten al het volk in opschudding en zij sloegen de handen aan hem, al schreeuwende: Help, mannen van Israël! Dit is de mens, die tegen het volk, de wet en deze plaats overal allen leert, en nu heeft hij ook nog Grieken in de tempel gebracht en deze heilige plaats ontwijd! Want zij hadden al eerder Trofimus uit Efeze met hem in de stad gezien, en zij meenden, dat Paulus hem in de tempel had gebracht. En de gehele stad kwam in rep en roer, het volk liep te hoop en zij grepen Paulus en sleurden hem de tempel uit; en terstond werden de poorten gesloten. En terwijl zij hem poogden te vermoorden, kwam bericht in bij de overste der bezetting, dat geheel Jeruzalem in opschudding was; deze nam onmiddellijk soldaten en hoofdlieden, en trok op hen af. Toen zij nu de overste en de soldaten zagen, hielden zij op Paulus te slaan. Toen naderde de overste, liet hem grijpen, en met twee ketenen boeien, en deed er onderzoek naar, wie hij was en wat hij gedaan had. En uit de schare riep de één dit, de ander dat hem toe; en toen hij door het rumoer de ware toedracht niet kon te weten komen, liet hij hem naar de kazerne brengen. En toen hij bij de trappen gekomen was, geschiedde het, dat hij door de soldaten moest gedragen worden wegens het opdringen van de schare; want de volksmenigte volgde, al schreeuwende: Weg met hem! En toen Paulus de kazerne zou worden binnengedragen, zeide hij tot de overste: Mag ik u iets zeggen? En hij zeide: Kent gij dan Grieks? Zijt gij dan niet de Egyptenaar, die dezer dagen oproer maakte en de vierduizend bandieten deed uittrekken naar de woestijn? Maar Paulus zeide: Ik ben een Jood uit Tarsus, burger van een welbekende stad in Cilicië; ik vraag u verlof tot het volk te mogen spreken. En toen hij dit toegestaan had, wenkte Paulus, boven aan de trappen staande, het volk met zijn hand; en toen het geheel stil geworden was, sprak hij hen in de Hebreeuwse taal toe en zeide

Handelingen 21:22-40 Het Boek (HTB)

Wat moeten wij daar nu mee? Want zij zullen vast horen dat u hier bent. Wij hebben een voorstel. Er zijn in ons midden vier mannen die een plechtige belofte hebben afgelegd. Ga met hen mee en neem, net als zij, deel aan de reinigingsplechtigheid. Laat op uw kosten hun haar knippen. Dan zullen alle mensen in de stad weten dat het niet waar is wat over u wordt gezegd, maar dat u zelf trouw leeft volgens de wet van Mozes. Maar wat de christenen uit de niet-Joodse volken betreft: wij hebben hun in een gezamenlijke brief geschreven dat zij niet mogen eten of drinken wat aan afgoden is geofferd. Zij mogen geen vlees eten waar nog bloed in zit en ook geen bloed drinken. Ook mogen zij geen hoererij plegen.’ Paulus nam de vier mannen mee en liet zich de volgende dag samen met hen reinigen. Daarna ging hij naar de tempel om bekend te maken op welke dag hun reinigingsweek voorbij zou zijn. Dan zou voor ieder van hen het offer worden gebracht, dat aan hun plechtige belofte een einde maakte. Toen die week bijna om was, zagen enkele Joden uit Asia Paulus in de tempel en hitsten het volk tegen hem op. Zij grepen hem en schreeuwden: ‘Mannen van Israël, kom ons helpen! Dit is de man die overal ingaat tegen ons volk, onze wet en onze tempel. En nu heeft hij ook nog Grieken in de tempel gebracht en daarmee dit heilige gebouw ontwijd!’ Zij hadden hem namelijk kort tevoren met Trofimus uit Efeze, die geen Jood was, in de stad gezien en dachten dat hij hem in de tempel had meegenomen. De hele stad was in rep en roer en er ontstond een volksoploop. Paulus werd vastgegrepen en de tempel uitgesleurd, en de poorten werden meteen gesloten. De woedende menigte stortte zich op Paulus en probeerde hem te doden. Ondertussen werd aan de commandant van het Romeinse garnizoen gemeld dat heel Jeruzalem in opschudding was. Hij rukte meteen uit met zijn soldaten en officieren. Zodra de oproerkraaiers de commandant en zijn soldaten zagen aankomen, hielden zij op met slaan. De commandant stapte op Paulus toe, greep hem en liet hem met twee kettingen boeien. Daarna vroeg hij de mensen wie die man was en wat hij had gedaan. Zij schreeuwden allemaal door elkaar, zodat hij er niet wijs uit kon worden. Daarom gaf hij bevel Paulus naar het fort te brengen. Toen zij bij de trappen van het fort kwamen, drong de menigte zo heftig tegen Paulus op dat de soldaten hem naar boven moesten dragen. ‘Weg met hem!’ schreeuwde de mensenmassa. Bovenaan de trappen, vlak voordat hij het fort binnengebracht zou worden, vroeg Paulus de commandant: ‘Mag ik iets zeggen?’ ‘Spreekt u Grieks?’ vroeg de man. ‘Bent u dan niet de Egyptenaar die een tijd geleden een opstand heeft ontketend en met vierduizend misdadigers de woestijn is ingetrokken?’ ‘Nee,’ zei Paulus. ‘Ik ben een Joods burger uit Tarsus, een bekende stad in Cilicië. Ik verzoek u dringend mij toe te staan iets tot het volk te zeggen.’ Toen de commandant hem toestemming gaf, keerde Paulus zich om en wenkte het volk om stilte. Zodra het stil geworden was, sprak hij het volk toe in het Hebreeuws.

Handelingen 21:22-40 BasisBijbel (BB)

Nu hebben wij een plan. Want ze zullen horen dat je in Jeruzalem bent aangekomen. Dan zullen ze in grote drommen hierheen komen. Doe daarom wat wij nu zeggen. Er zijn hier vier mannen die aan God een belofte hebben gedaan. Neem die mannen mee naar de tempel en breng daar met hen de offers. Betaal voor hun offers en voor het laten knippen van hun haar. Dan zullen de Joden merken dat het niet waar is wat er over jou wordt gezegd. Ze zullen zien dat jij je zelf ook aan de wet van Mozes houdt. We hebben een brief geschreven aan de niet-Joodse mensen die in Jezus zijn gaan geloven. Daarin staat wat ze moeten doen. Wij vinden dat het voldoende is als ze niets eten wat aan de afgoden is geofferd, geen bloed eten of drinken en geen vlees eten waar het bloed niet uit weggelopen is. Ook mogen ze niet met allerlei vrouwen of mannen naar bed gaan." Toen nam Paulus de vier mannen mee naar de tempel. Hij vertelde de priesters dat deze mannen een belofte aan God hadden gedaan. Na zeven dagen zou hun belofte afgelopen zijn. Dan zou hij voor ieder van hen een offer komen brengen. Toen de zeven dagen bijna om waren, zagen de Joden uit Asia hem in de tempel. Ze stookten de mensen op en grepen Paulus. Ze riepen: "Help, Israëlieten! Dit is de man die de mensen opstookt tegen het volk Israël, tegen de wet van Mozes en tegen de tempel. En nu heeft hij ook nog Grieken in de tempel gebracht! Daarmee heeft hij de tempel onrein gemaakt!" Want ze hadden Paulus met Trofimus uit Efeze in de stad gezien. Ze dachten dat Paulus hem ook had meegenomen naar de tempel. De hele stad raakte in rep en roer. Iedereen dromde naar de tempel. Ze grepen Paulus en sleurden hem de tempel uit. Daarna sloten ze de tempelpoorten. Ze probeerden Paulus te vermoorden. Maar de Romeinse commandant van de stad hoorde dat er een rel was. Hij ging er onmiddellijk met zijn mannen op af. Toen de mensen hen zagen, hielden ze op met Paulus te slaan. De commandant liet Paulus grijpen en met twee ijzeren kettingen boeien. Daarna vroeg hij de mensen wie deze man was en wat hij had gedaan. Maar de één schreeuwde dit en de ander dat. In al het lawaai kon hij er niet achter komen wat er nu eigenlijk aan de hand was. Daarom liet hij hem naar de kazerne brengen. Toen ze bij de trappen waren gekomen, moesten de soldaten Paulus dragen, omdat de mensen zo opdrongen. Want de hele mensenmassa volgde hen en schreeuwde: "Weg met hem!" De soldaten wilden Paulus de kazerne binnen brengen. Maar Paulus zei tegen de commandant: "Mag ik u iets zeggen?" Hij antwoordde: "Spreek je dan Grieks? Ben je dan niet die Egyptenaar die kort geleden een rel veroorzaakte? En die met 4000 schurken de woestijn in is gevlucht?" Maar Paulus zei: "Ik ben een Jood uit Tarsus, een vrij bekende stad in Cilicië. Ik vraag uw toestemming om iets tegen de mensen te zeggen." De commandant gaf toestemming. Paulus stond bovenaan de trappen en wenkte met zijn hand om de mensen stil te krijgen. Toen het helemaal stil was geworden, sprak hij tegen hen in het Hebreeuws.

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid