Handelingen 18:1-22

Handelingen 18:1-22 Het Boek (HTB)

Paulus verliet Athene en ging naar de stad Korinthe. Daar ontmoette hij Aquila, een Jood uit Pontus, en zijn vrouw Priscilla. Zij waren kort daarvoor uit Italië gekomen. Keizer Claudius had namelijk bevolen dat alle Joden Rome moesten verlaten. Paulus bleef bij hen en werkte met hen samen, omdat zij, net als hij, tentenmakers waren. Elke sabbat was hij in de synagoge te vinden, waar hij met Joden en gelovige Grieken discussieerde en probeerde hen te overtuigen. Nadat Silas en Timotheüs uit Macedonië waren aangekomen, richtte Paulus zich helemaal op de verkondiging van het goede nieuws. Bij elke gelegenheid wees hij de Joden er met grote nadruk op dat Jezus de Christus is. Maar toen zij vijandig werden en met Jezus gingen spotten, schudde Paulus het stof van zijn kleren en zei: ‘U veroordeelt uzelf. Het is niet meer mijn verantwoording. Vanaf nu ga ik naar de mensen die niet tot het Joodse volk behoren.’ Hij verliet de synagoge en ging naar het huis ernaast, waar Titius Justus woonde. Dit was een man die God vereerde, hoewel hij geen Jood was. Crispus, de leider van de synagoge, en al zijn huisgenoten kwamen wel tot geloof in de Here. Er waren nog veel meer Korinthiërs die wel aannamen wat Paulus zei en zich lieten dopen. Op een nacht zei de Here in een visioen tegen Paulus: ‘Wees niet bang! Spreek vrijuit. Laat u niet het zwijgen opleggen, want Ik ben bij u. Niemand zal een vinger naar u uitsteken. Een groot aantal mensen in deze stad hoort bij Mij.’ Daarom bleef Paulus nog anderhalf jaar in Korinthe en sprak er over God. Toen Gallio gouverneur van Achaje werd, spanden de Joden samen en brachten Paulus voor de rechtbank. Zij beschuldigden hem ervan de mensen ertoe over te halen God te vereren op een manier die in strijd was met de Joodse wet. Net toen Paulus zich wilde verdedigen, nam Gallio het woord en zei tegen hen: ‘Joden, luister! Als het hier om een misdaad of een zware overtreding ging, zou ik u natuurlijk moeten aanhoren. Maar nu het een kwestie is van woorden en namen en uw eigen Joodse wet, zoekt u het zelf maar uit. Ik ben niet van plan mij daarmee te bemoeien.’ Hij joeg hen de rechtszaal uit. Toen grepen zij Sosthenes, de leider van de synagoge en gaven hem voor de ogen van Gallio een pak slaag. Maar Gallio trok zich er niets van aan. Paulus bleef nog in de stad. Na enkele dagen nam hij afscheid van de christenen en vertrok naar Syrië. Priscilla en Aquila gingen met hem mee. Voor hij in Kenchreeën aan boord ging, liet hij zijn haar afknippen, omdat hij een plechtige belofte had afgelegd. Toen zij in de haven van Efeze kwamen, liet hij de anderen achter en ging zelf naar de synagoge. Daar had hij lange gesprekken met de Joden. Die vroegen hem zelfs nog een paar dagen te blijven, maar dat wilde hij niet. Hij nam afscheid van hen met de woorden: ‘Als God het wil, kom ik bij u terug.’ Hij verliet Efeze per schip. Na aankomst in Caesarea ging hij naar Jeruzalem en bezocht daar de christengemeente. Daarna reisde hij verder naar Antiochië.

Handelingen 18:1-22 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

En na dezen scheidde Paulus van Athene en kwam te Korinthe; En vond een zekeren Jood, met name Aquila, van geboorte uit Pontus, die onlangs van Italië gekomen was, en Priscilla, zijn vrouw, (omdat Claudius bevolen had, dat al de Joden uit Rome vertrekken zouden), en hij ging tot hen; En omdat hij van hetzelfde handwerk was, bleef hij bij hen, en wrocht; want zij waren tentenmakers van handwerk. En hij handelde op elken sabbat in de synagoge, en bewoog tot het geloof Joden en Grieken. En als Silas en Timotheüs van Macedonië afgekomen waren, werd Paulus door den Geest gedrongen, betuigende den Joden, dat Jezus is de Christus. Maar als zij wederstonden en lasterden, schudde hij zijn klederen af, en zeide tot hen: Uw bloed zij op uw hoofd; ik ben rein; en van nu voortaan zal ik tot de heidenen heengaan. En vandaar gegaan zijnde, kwam hij in het huis van een man, met name Justus, die God diende, wiens huis paalde aan de synagoge. En Crispus, de overste der synagoge, geloofde aan den Heere met geheel zijn huis; en velen van de Korinthiërs, hem horende, geloofden, en werden gedoopt. En de Heere zeide tot Paulus door een gezicht in den nacht: Zijt niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet. Want Ik ben met u, en niemand zal de hand aan u leggen om u kwaad te doen; want Ik heb veel volks in deze stad. En hij onthield zich aldaar een jaar en zes maanden, lerende onder hen het Woord Gods. Maar als Gallio stadhouder van Achaje was, stonden de Joden eendrachtelijk tegen Paulus op, en brachten hem voor den rechterstoel, Zeggende: Deze raadt den mensen aan, dat zij God zouden dienen tegen de wet. En als Paulus zijn mond zou opendoen, zeide Gallio tot de Joden: Zo er enig ongelijk, of kwaad stuk begaan ware, o Joden, zo zou ik met reden ulieden verdragen; Maar indien er geschil is over een woord, en namen, en over de wet, die onder u is, zo zult gij zelven toezien; want ik wil over deze dingen geen rechter zijn. En hij dreef hen weg van den rechterstoel. Maar al de Grieken namen Sósthenes, den overste der synagoge, en sloegen hem voor den rechterstoel; en Gallio trok zich geen van deze dingen aan. En als Paulus er nog vele dagen gebleven was, nam hij afscheid van de broederen, en scheepte van daar naar Syrië; en Priscilla en Aquila met hem, zijn hoofd te Kenchreën geschoren hebbende; want hij had een gelofte gedaan. En hij kwam te Efeze aan, en liet hen aldaar; maar hij ging in de synagoge, en handelde met de Joden. En als zij baden, dat hij langer bij hen blijven zoude, bewilligde hij het niet. Maar hij nam afscheid van hen, zeggende: Ik moet ganselijk het toekomende feest te Jeruzalem houden; doch ik zal tot u wederkeren, zo God wil. En hij voer weg van Efeze. En als hij te Cesaréa was gekomen, ging hij op naar Jeruzalem, en de Gemeente gegroet hebbende, ging hij af naar Antiochië.

Handelingen 18:1-22 Herziene Statenvertaling (HSV)

En hierna ging Paulus uit Athene weg en kwam in Korinthe. En hij trof er een Jood aan van wie de naam Aquila was, afkomstig uit Pontus, die onlangs uit Italië gekomen was, en Priscilla, zijn vrouw (omdat Claudius bevolen had dat al de Joden uit Rome weg moesten gaan) en hij ging naar hen toe. En omdat hij hetzelfde beroep uitoefende, bleef hij bij hen en werkte er; want zij waren tentenmakers van beroep. En hij sprak iedere sabbat in de synagoge en probeerde Joden en Grieken te overtuigen. En nadat Silas en Timotheüs uit Macedonië gekomen waren, werd Paulus er door de Geest toe aangezet tegenover de Joden te getuigen dat Jezus de Christus is. Maar toen zij zich verzetten en lasterden, schudde hij het stof van zijn kleren en zei tegen hen: Uw bloed zij op uw hoofd, ik ben rein; vanaf nu zal ik naar de heidenen gaan. En hij vertrok vandaar en kwam in het huis van iemand met de naam Justus, die God diende en van wie het huis aan de synagoge grensde. En Crispus, het hoofd van de synagoge, geloofde met heel zijn huis in de Heere; en velen van de Korinthiërs die Paulus hoorden, geloofden en werden gedoopt. En de Heere zei 's nachts door een visioen tegen Paulus: Wees niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet, want Ik ben met u en niemand zal de hand aan u slaan om u kwaad te doen, want Ik heb veel volk in deze stad. En hij verbleef daar een jaar en zes maanden en gaf in hun midden onderwijs in het Woord van God. Maar toen Gallio stadhouder van Achaje was, stonden de Joden eensgezind tegen Paulus op en brachten hem voor de rechterstoel. Zij zeiden: Deze man haalt de mensen over om God te dienen in strijd met de wet. Maar toen Paulus zijn mond wilde openen, zei Gallio tegen de Joden: Als er een of ander onrecht of een misdrijf begaan was, o Joden, dan zou ik u met reden verdragen; maar als er een geschilpunt is over een woord, over namen en over de wet die onder u geldt, dan moet u het zelf maar zien; want ik wil over deze dingen geen rechter zijn. En hij joeg hen van de rechterstoel weg. Toen grepen alle Grieken Sosthenes, het hoofd van de synagoge, en sloegen hem vóór de rechterstoel. Gallio trok zich echter niets van deze dingen aan. En toen Paulus er nog vele dagen gebleven was, nam hij afscheid van de broeders en vertrok vandaar per schip, in gezelschap van Priscilla en Aquila, naar Syrië, nadat hij zijn hoofd in Kenchreeën kaalgeschoren had. Hij had namelijk een gelofte gedaan. En hij kwam in Efeze aan en liet hen daar achter; maar zelf ging hij de synagoge binnen en ging in gesprek met de Joden. En toen zij hem vroegen langere tijd bij hen te blijven, stemde hij daar niet in toe. Maar hij nam afscheid van hen en zei: Ik moet beslist het komende feest in Jeruzalem vieren, maar ik zal bij u terugkeren, als God het wil. En hij voer weg uit Efeze. En toen hij in Caesarea aangekomen was, ging hij naar Jeruzalem, en na de gemeente gegroet te hebben, ging hij naar Antiochië.

Handelingen 18:1-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Daarna verliet hij Athene en kwam te Korinte. En hij vond daar een Jood, genaamd Aquila, van geboorte uit Pontus, die juist uit Italië gekomen was met Priscilla, zijn vrouw, omdat Claudius bevolen had, dat alle Joden Rome zouden verlaten; en hij kwam bij hen. En omdat hij hetzelfde handwerk uitoefende, bleef hij bij hen, en zij werkten samen, want zij waren tentenmakers van hun handwerk. En hij hield elke sabbat besprekingen in de synagoge en trachtte Joden en Grieken te overtuigen. En toen Silas en Timoteüs uit Macedonië kwamen, wijdde Paulus zich geheel aan de prediking, waarin hij de Joden betuigde, dat Jezus de Christus is. Maar toen dezen zich verzetten en lasterden, schudde hij zijn kleren uit en zeide tot hen: Uw bloed zij op uw hoofd; ik ben er rein van, voortaan zal ik mij tot de heidenen wenden. En hij vertrok vandaar en kwam in het huis van iemand, genaamd Titius Justus, die God vereerde, wiens huis naast de synagoge stond. En Crispus, de overste der synagoge, kwam tot geloof in de Here met zijn gehele huis, en vele van de Korintiërs, die hem hoorden, geloofden en lieten zich dopen. En de Here zeide in de nacht door een gezicht tot Paulus: Wees niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet; want Ik ben met u en niemand zal het op u toeleggen om u kwaad te doen, want Ik heb veel volk in deze stad. En hij woonde daar een jaar en zes maanden en leerde onder hen het woord Gods. Maar toen Gallio landvoogd van Achaje was, keerden zich de Joden als één man tegen Paulus en brachten hem voor de rechterstoel, en zeiden: Deze tracht de mensen te overreden om God op onwettige wijze te vereren. En toen Paulus op het punt stond zijn mond te openen, zeide Gallio tot de Joden: Indien er sprake was van enige onrechtmatigheid of misdrijf, zou ik u, o Joden, uit de aard der zaak ontvankelijk verklaard hebben; maar nu het geschillen zijn over een woord en namen en de wet, die bij u geldt, moet gij het zelf maar uitmaken; hierover wil ik geen rechter zijn. En hij joeg hen van zijn rechterstoel weg. En allen grepen Sostenes, de overste der synagoge, en zij sloegen hem vóór de rechterstoel; maar Gallio trok er zich niets van aan. En nadat Paulus daar nog verscheidene dagen was gebleven, nam hij afscheid van de broeders en voer weg naar Syrië, vergezeld door Priscilla en Aquila, nadat hij te Kenchreeën zijn hoofdhaar had laten afknippen, want hij stond onder een gelofte. En zij kwamen te Efeze aan en hen daar achterlatende, ging hij zelf naar de synagoge en hield besprekingen met de Joden. Hun verzoek echter om langer te blijven willigde hij niet in, maar hij nam afscheid en zeide: Zo God wil, kom ik bij u terug. En hij vertrok over zee van Efeze. En hij kwam te Caesarea, ging aan land en groette de gemeente en ging naar Antiochië.

Handelingen 18:1-22 BasisBijbel (BB)

Paulus vertrok uit Athene en kwam in Korinte. Daar ontmoette hij een Jood die in Pontus in Italië geboren was. Hij heette Aquila. Hij was net met zijn vrouw Priscilla uit Italië aangekomen. Want keizer Claudius had bevolen dat alle Joden uit Rome moesten vertrekken. Paulus ging bij hen logeren. En omdat ze hetzelfde beroep hadden, bleef hij bij hem werken. Ze waren namelijk allebei tentenmaker van beroep. En elke heilige rustdag sprak Paulus in de synagoge. Dan probeerde hij Joden en Grieken ervan te overtuigen dat ze in Jezus moesten gaan geloven. Silas en Timoteüs kwamen uit Macedonië aan in Korinte. Toen werd Paulus nog meer door de Heilige Geest aangemoedigd om de Joden uit te leggen dat Jezus de Messias is. Maar de Joden wilden hem niet geloven. Ze begonnen Paulus tegen te werken door slechte dingen over hem rond te vertellen. Daarom schudde hij het stof van zijn kleren om hen te waarschuwen voor hun ongehoorzaamheid. En hij zei tegen hen: "Jullie zijn zelf schuldig aan jullie dood. Ik heb er geen schuld aan. Voortaan zal ik niet meer naar de Joden gaan. Ik ga alleen nog naar de mensen van andere volken." En hij vertrok daar. Hij kwam in het huis van iemand die Justus heette. Justus aanbad God. Zijn huis stond naast de synagoge. En Krispus, de leider van de synagoge, ging in de Heer geloven, met alle mensen die in zijn huis woonden. Veel van de Korintiërs die Paulus hoorden, gingen in Jezus geloven en lieten zich dopen. Op een nacht zei de Heer in een droom tegen Paulus: "Wees niet bang. Spreek, en zwijg niet. Want Ik ben met je. Niemand zal je kwaad durven doen. Want veel mensen in deze stad horen bij Mij." Paulus woonde daar 1½ jaar lang en gaf de mensen les over het woord van God. Maar toen Gallio de nieuwe bestuurder en rechter van Achaje werd, sleepten de Joden Paulus naar hem toe. Ze zeiden: "Deze man probeert de mensen over te halen om God te aanbidden op een manier die verboden is door de wetten van onze godsdienst." Paulus deed zijn mond al open om te antwoorden, maar rechter Gallio was hem voor. Hij zei tegen de Joden: "Als het hier zou gaan om een misdaad of iets dergelijks, zou ik natuurlijk naar jullie luisteren. Maar het gaat over verschil van mening over een woord en over namen en over de wetten van jullie godsdienst. Dat moeten jullie zelf maar uitzoeken. Daar wil ik niet over rechtspreken." En hij joeg hen weg uit de rechtszaal. Toen grepen ze Sostenes, de leider van de synagoge. Ze sloegen hem naar de rechter toe. Maar rechter Gallio trok zich niets van hen aan en bemoeide zich er niet mee. Paulus bleef daar nog een paar dagen. Toen nam hij afscheid van de broeders en zusters en voer naar Syrië. Priscilla en Aquila gingen met hem mee. Maar voordat hij vertrok, liet hij zijn haar afknippen. Hij had namelijk zijn haar een poos niet laten knippen omdat hij een belofte aan God had gedaan. Ze kwamen in Efeze. Priscilla en Aquila bleven in de stad, maar hijzelf ging naar de synagoge. Daar sprak hij met de Joden. Ze vroegen hem om langer te blijven, maar dat wilde hij niet. Hij nam afscheid van hen en zei: "Ik wil het komende feest in Jeruzalem vieren. Maar als God het wil, kom ik bij jullie terug." En hij vertrok per schip uit Efeze. Hij voer naar Cesarea en ging daar aan land. Hij bezocht de gemeente in Jeruzalem en reisde toen verder naar Antiochië in Syrië.