Handelingen 14:1-20

Handelingen 14:1-20 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

En het geschiedde te Ikonium, dat zij te zamen gingen in de synagoge der Joden, en alzo spraken, dat een grote menigte, beiden van Joden en Grieken, geloofde. Maar de Joden, die ongehoorzaam waren, verwekten en verbitterden de zielen der heidenen tegen de broeders. Zij verkeerden dan aldaar een langen tijd, vrijmoediglijk sprekende in den Heere, Die getuigenis gaf aan het Woord Zijner genade, en gaf, dat tekenen en wonderen geschiedden door hun handen. En de menigte der stad werd verdeeld, en sommigen waren met de Joden, en sommigen met de apostelen. En als er een oploop geschiedde, beiden van heidenen en van Joden, met hun oversten, om hun smaadheid aan te doen, en hen te stenigen, Zijn zij, alles overlegd hebbende, gevlucht naar de steden van Lykaonië, namelijk Lystre en Derbe, en het omliggende land; En verkondigden aldaar het Evangelie. En een zeker man, te Lystre, zat onmachtig aan de voeten, kreupel zijnde van zijner moeders lijf, die nooit had gewandeld. Deze hoorde Paulus spreken; welke de ogen op hem houdende, en ziende, dat hij geloof had om gezond te worden, Zeide met grote stem: Sta recht op uw voeten! En hij sprong op en wandelde. En de scharen, ziende, hetgeen Paulus gedaan had, verhieven hun stemmen, en zeiden in het Lycaónisch: De goden zijn den mensen gelijk geworden, en tot ons nedergekomen. En zij noemden Barnabas Jupiter, en Paulus Mercurius, omdat hij het woord voerde. En de priester van Jupiter, die voor hun stad was, als hij ossen en kransen aan de voorpoorten gebracht had, wilde hij offeren met de scharen. Maar de apostelen, Barnabas en Paulus, dat horende, scheurden hun klederen, en sprongen onder de schare, roepende, En zeggende: Mannen, waarom doet gij deze dingen? Wij zijn ook mensen van gelijke bewegingen als gij, en verkondigen ulieden, dat gij u zoudt van deze ijdele dingen bekeren tot den levenden God, Die gemaakt heeft den hemel, en de aarde, en de zee, en al hetgeen in dezelve is; Welke in de verledene tijden al de heidenen heeft laten wandelen in hun wegen; Hoewel Hij nochtans Zichzelven niet onbetuigd gelaten heeft, goed doende van den hemel, ons regen en vruchtbare tijden gevende, vervullende onze harten met spijs en vrolijkheid. En dit zeggende, wederhielden zij nauwelijks de scharen, dat zij hun niet offerden. Maar daarover kwamen Joden van Antiochië en Ikonium, en overreedden de scharen, en stenigden Paulus, en sleepten hem buiten de stad, menende, dat hij dood was. Doch als hem de discipelen omringd hadden, stond hij op, en kwam in de stad; en des anderen daags ging hij met Barnabas uit naar Derbe.

Handelingen 14:1-20 Herziene Statenvertaling (HSV)

En het gebeurde in Ikonium dat zij samen de synagoge van de Joden binnengingen en zo spraken dat een grote menigte, zowel van Joden als van Grieken, geloofde. Maar de Joden die ongehoorzaam waren, wekten in de zielen van de heidenen onrust en verbittering tegen de broeders. Zij verbleven daar dan lange tijd en spraken vrijmoedig, in vertrouwen op de Heere, Die getuigenis gaf aan het Woord van Zijn genade en tekenen en wonderen door hun hand liet gebeuren. En de bevolking van de stad raakte verdeeld. Sommigen waren voor de Joden, anderen voor de apostelen. En toen er een oploop ontstond, zowel van heidenen als van Joden, met hun leiders, om hen smadelijk te behandelen en te stenigen, vluchtten zij, toen dit tot hen doorgedrongen was, naar de steden van Lycaonië, namelijk Lystre en Derbe, en de omgeving ervan. En zij verkondigden daar het Evangelie. En er zat in Lystre een man die geen macht had over zijn voeten: hij was kreupel van de moederschoot af en had nooit kunnen lopen. Deze hoorde Paulus spreken. Die keek hem doordringend aan en toen hij zag dat hij geloof had om gezond te worden, zei hij met luide stem: Sta recht op uw voeten! En hij sprong op en liep rond. En de menigten, die zagen wat Paulus gedaan had, verhieven hun stem en zeiden in het Lycaonisch: De goden zijn aan mensen gelijk geworden en naar ons afgedaald. En zij noemden Barnabas Zeus en Paulus Hermes, omdat hij het woord voerde. En de priester van Zeus, wiens tempel vóór hun stad lag, bracht ossen en kransen bij de poorten en wilde samen met de menigten offeren. Maar toen de apostelen Barnabas en Paulus dat hoorden, scheurden zij hun kleren, stortten zich in de menigte en riepen: Mannen, waarom doet u dit? Ook wij zijn mensen net zoals u, en wij verkondigen u juist dat u zich van deze zinloze dingen moet bekeren tot de levende God, Die de hemel, de aarde, de zee en alles wat erin is, gemaakt heeft. Hij heeft in de tijden die achter ons liggen al de heidenen hun eigen wegen laten gaan, hoewel Hij Zichzelf toch niet onbetuigd liet door goed te doen: Hij gaf ons vanuit de hemel regen en vruchtbare tijden en verzadigde ons hart met voedsel en vreugde. En door dit te zeggen, konden zij de menigten er maar nauwelijks van weerhouden, aan hen te offeren. Maar er kwamen Joden uit Antiochië en Ikonium, die de menigten overtuigden; en zij stenigden Paulus en sleepten hem de stad uit, omdat zij dachten dat hij dood was. Maar toen de discipelen hem omringd hadden, stond hij op en ging de stad in, en de volgende dag vertrok hij met Barnabas naar Derbe.

Handelingen 14:1-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

En het geschiedde evenzo te Ikonium, dat zij in de synagoge der Joden gingen en zo spraken, dat er een grote menigte, zowel van Joden als van Grieken, tot het geloof kwam. Maar de Joden, die hun geen gehoor gaven, prikkelden en verbitterden de zielen der heidenen tegen de broeders. Zij verkeerden daar dan geruime tijd, vrijmoedig sprekende in vertrouwen op de Here, die getuigenis gaf aan het woord zijner genade en tekenen en wonderen door hun handen deed geschieden. Maar er ontstond verdeeldheid onder het volk in de stad: sommigen waren voor de Joden, anderen voor de apostelen. En toen er een oploop kwam, zowel van heidenen als van Joden met hun oversten, om hen te mishandelen en te stenigen, namen zij, de toestand overzien hebbende, de wijk naar de steden van Lykaonië, Lystra en Derbe en omgeving, en verkondigden daar een tijd lang het evangelie. En er woonde te Lystra een man, die geen macht had over zijn voeten, verlamd van de schoot zijner moeder aan, die nooit had kunnen lopen. Deze man luisterde naar Paulus, wanneer hij sprak, en Paulus keek hem scherp aan en zag, dat hij geloof had om genezing te vinden, en hij zeide met luider stem: Ga recht op uw voeten staan! En hij sprong overeind en liep heen en weer. En toen de scharen zagen, wat Paulus gedaan had, verhieven zij hun stem en zeiden in het Lykaonisch: De goden zijn, in mensengedaante, tot ons neergedaald; en zij noemden Barnabas Zeus en Paulus Hermes, omdat hij het was, die het woord voerde. En de priester van Zeus-voor-de-stad bracht stieren en kransen aan bij het poortgebouw en wilde met de scharen offeren. Maar toen de apostelen Barnabas en Paulus dat hoorden, scheurden zij hun mantels en sprongen naar voren onder de schare, uitroepende: Mannen, wat doet gij daar? Ook wij zijn maar zwakke mensen zoals gij en verkondigen u, dat gij u van dit ijdel bedrijf moet bekeren tot de levende God, die de hemel, de aarde, de zee en al wat erin is gemaakt heeft. Hij heeft ten tijde der geslachten, die achter ons liggen, alle volken op hun eigen wegen laten gaan, en toch heeft Hij Zich niet onbetuigd gelaten door wel te doen, door u van de hemel regen en vruchtbare tijden te geven en aan uw harten overvloed van spijs en vrolijkheid te schenken. En hoewel zij zo spraken, konden zij ternauwernood de scharen weerhouden hun te offeren. Maar er kwamen Joden van Antiochië en Ikonium en zij praatten de scharen om en stenigden Paulus en sleepten hem de stad uit, menende, dat hij dood was. Doch toen de discipelen hem omringd hadden, stond hij op en ging de stad binnen. En de volgende dag vertrok hij met Barnabas naar Derbe.

Handelingen 14:1-20 Het Boek (HTB)

De volgende plaats waar Paulus en Barnabas kwamen, was Ikonium. Toen zij daar waren, gingen ze samen naar de synagoge. Ze spraken daar zo overtuigend dat veel Joden en niet-Joden in Jezus Christus gingen geloven. Maar ook daar waren weer Joden die niets van hen wilden weten. Die zaaiden onrust onder de niet-Joden en zetten hen op tegen Paulus en Barnabas. De twee mannen trokken zich er niet veel van aan en bleven nog een hele tijd in de stad. Zij spraken vrijuit over Jezus Christus en de Here bevestigde wat zij zeiden door hen bijzondere dingen en vele wonderen te laten doen. De stad raakte in twee kampen verdeeld. Sommigen waren voor de Joden, anderen voor de apostelen. Op een gegeven ogenblik liepen een heleboel mensen, zowel Joden met hun leiders als niet-Joden, opgewonden te hoop om voorgoed met de apostelen af te rekenen en hen te stenigen. Toen Paulus en Barnabas dat hoorden, vluchtten zij voor hun leven. Ze gingen naar de landstreek Lykaonië, naar Lystra en Derbe, en spraken ook daar weer over Jezus Christus. In Lystra zat een man op straat die zijn voeten niet kon gebruiken. Hij was al sinds zijn geboorte verlamd en had nooit kunnen lopen. Terwijl Paulus sprak, zat de man aandachtig te luisteren. Paulus keek hem eens goed aan en zag dat hij het geloof had om genezen te worden. ‘Sta op!’ riep hij hem toe. ‘Ga recht op uw voeten staan!’ De man sprong op en begon te lopen. Er steeg een luid gejuich op onder de mensen die erbij stonden. ‘De goden!’ riepen zij in hun eigen taal. ‘De goden zijn in mensengedaante naar ons toegekomen!’ Zij noemden Barnabas Zeus en Paulus Hermes, omdat hij de mensen had toegesproken. De priester van de Zeus-tempel, die buiten de stad stond, bracht zelfs stieren en bloemenkransen bij de poort, want hij en de mensen wilden Barnabas en Paulus offers brengen. Maar toen die dat hoorden, schrokken zij. Zij scheurden van ontzetting hun kleren en renden naar de mensen toe. ‘Mannen!’ schreeuwden zij. ‘Wat bent u van plan? Wij zijn maar gewone mensen, net als u! Wij hebben goed nieuws voor u: keer u af van die waardeloze goden, u moet de levende God vereren! Hij heeft de hemel, de aarde en de zee gemaakt en alles wat daarin is. Tot nu toe heeft Hij alle volken hun gang laten gaan. Maar toch heeft Hij Zich nooit onbetuigd gelaten. Altijd waren er bewijzen van zijn goedheid: regen en goede oogsten, zodat wij naar hartelust konden eten en genieten.’ De mensen hadden zich zo vast voorgenomen Barnabas en Paulus offers te brengen, dat die er met moeite in slaagden hen dit uit het hoofd te praten. Maar de stemming in de stad sloeg om, toen er Joden uit Antiochië en Ikonium kwamen die veel kwaad over de apostelen vertelden. De mensen werden vijandig en gooiden stenen naar Paulus, die zo zwaar getroffen werd dat zij dachten dat hij dood was. Daarom sleepten ze hem de stad uit. Maar toen de christenen om hem heen kwamen staan, stond hij op en liep de stad binnen. De volgende morgen vertrok hij met Barnabas naar Derbe en

Handelingen 14:1-20 BasisBijbel (BB)

Ook in Ikonium gingen ze de synagoge van de Joden in. Door wat ze daar vertelden, ging een groot aantal Joden en Grieken in Jezus geloven. Maar de Joden die niet wilden luisteren, stookten de Grieken tegen Paulus en Barnabas op. Paulus en Barnabas bleven daar vrij lang. Vol vertrouwen op de Heer spraken ze over Jezus. Ook deden ze veel wonderen. Daarmee bewees de Heer dat het waar was wat ze zeiden. Maar de mensen in de stad raakten verdeeld. Sommigen waren voor de Joden, anderen voor de apostelen. Er ontstond een rel. Grieken en Joden met hun leiders dromden op de apostelen af. Ze waren van plan hen te mishandelen en met stenen dood te gooien. De apostelen merkten het op tijd. Ze vluchtten naar de steden Lystra en Derbe in de streek Lykaonië. Daar vertelden ze een tijd lang het goede nieuws. In Lystra woonde een man die al vanaf zijn geboorte verlamde voeten had. Hij had nog nooit gelopen. Deze man luisterde naar Paulus als hij sprak. Paulus keek hem goed aan. Hij zag dat de man geloof had om genezen te worden. Toen zei Paulus luid: "Ga op je voeten staan!" En de man sprong overeind en liep heen en weer. Toen de grote groep mensen zag wat Paulus had gedaan, juichten de mensen in het Lykaonisch: "De goden zijn naar ons toe gekomen, vermomd als mensen!" Ze dachten dat Barnabas de Griekse oppergod Zeus was en Paulus Hermes, de boodschapper van de Griekse goden, omdat hij het woord deed. Vlak bij de stad stond een tempel voor Zeus. En de priester van die tempel bracht stieren en kransen naar de stadspoort om met de mensen een offerfeest voor Paulus en Barnabas te gaan houden. Maar toen Barnabas en Paulus dat hoorden, scheurden ze hun kleren. Ze sprongen tussen de mensen in en riepen tegen hen: "Wat zijn jullie aan het doen? Ook wij zijn maar gewone mensen! Houd alsjeblieft op met het aanbidden van deze machteloze goden! Ga voortaan de levende God dienen! Hij heeft de hemel, de aarde, de zee en alles gemaakt. Vroeger liet Hij de volken hun eigen gang gaan. Maar ook toen al liet Hij de mensen zien dat Hij er is. Want Hij was goed voor jullie en gaf jullie de zon en de regen en goede oogsten, zodat jullie blij konden zijn." Maar zelfs met deze woorden konden ze de mensen maar net tegenhouden om een offerfeest voor hen te houden. Maar toen kwamen er Joden uit Antiochië en Ikonium. Ze stookten de mensen weer op en bekogelden Paulus met stenen. Ze sleepten hem de stad uit en dachten dat hij dood was. Maar toen de leerlingen om hem heen waren komen staan, stond hij op en ging de stad weer in. De volgende dag vertrok hij met Barnabas naar Derbe.

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid