Handelingen 1:20-26
Handelingen 1:20-26 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Want er staat geschreven in het boek der Psalmen: Zijn woonstede worde woest, en er zij niemand die in dezelve wone. En: Een ander neme zijn opzienersambt. Het is dan nodig, dat van de mannen, die met ons omgegaan hebben al den tijd, in welken de Heere Jezus onder ons in- en uitgegaan is, Beginnende van den doop van Johannes, tot den dag toe, in welken Hij van ons opgenomen is, één derzelven met ons getuige worde van Zijn opstanding. En zij stelden er twee, Jozef, genaamd Barsabas, die toegenaamd was Justus, en Matthias. En zij baden en zeiden: Gij Heere! Gij Kenner der harten van allen, wijs van deze twee een aan, dien Gij uitverkoren hebt; Om te ontvangen het lot dezer bediening en des apostelschaps, waarvan Judas afgeweken is, dat hij heenging in zijn eigen plaats. En zij wierpen hun loten; en het lot viel op Matthias, en hij werd met gemene toestemming tot de elf apostelen gekozen.
Handelingen 1:20-26 Herziene Statenvertaling (HSV)
Want er staat geschreven in het boek van de Psalmen: Laat zijn woonplaats woest worden en laat er niemand zijn die daarin woont. En: Laat een ander zijn ambt als opziener nemen. Het is dus nodig dat een van de mannen die met ons omgegaan zijn gedurende heel de tijd dat de Heere Jezus onder ons in- en uitging, te beginnen met de doop van Johannes tot op de dag waarop Hij van ons opgenomen werd, met ons getuige wordt van Zijn opstanding. En zij stelden er twee voor: Jozef, die Barsabas heette, die ook Justus genoemd werd, en Matthias. En zij baden en zeiden: U Heere, Kenner van het hart van allen, wijs van deze twee er een aan, die U uitgekozen hebt om deel te krijgen aan deze bediening, namelijk aan het apostelschap, waarvan Judas afgeweken is om naar zijn eigen plaats te gaan. En zij wierpen hun loten en het lot viel op Matthias; en hij werd met instemming van allen aan de elf apostelen toegevoegd.
Handelingen 1:20-26 Het Boek (HTB)
Dit klopt precies met wat er in de Psalmen van David staat: “Verander zijn woonplaats in een woestenij en laat er nooit meer iemand wonen” en “Laat een ander zijn taak overnemen!” Iemand anders moet dus de plaats van Judas innemen. Het moet iemand zijn die al de tijd dat Jezus onder ons leefde, erbij geweest is, vanaf de dag dat Jezus in de Jordaan werd gedoopt tot Hij in de hemel werd opgenomen. Hij moet, net als wij, kunnen vertellen dat hij zelf gezien heeft dat Jezus weer leeft.’ Zij stelden twee mannen voor: Jozef, die ook wel Barsabbas of Justus werd genoemd, en Mattias. Zij vroegen God in gebed: ‘Here, U kent alle mensen door en door. Wilt U aanwijzen voor wie U kiest? Laat hij apostel worden in de plaats van Judas, die afgeweken is van zijn taak.’ Zij gingen erom loten wie het zou worden en het lot viel op Mattias. Voortaan was hij een van de twaalf apostelen.
Handelingen 1:20-26 BasisBijbel (BB)
In het Boek van de Psalmen staat hierover: 'Laat de plaats waar hij woonde, verwilderen. Laat niemand er gaan wonen.' En ergens anders staat: 'Iemand anders moet de taak overnemen die hij had.' + Daarom moeten we iemand kiezen om zijn plaats in te nemen. Hij zal samen met ons aan de mensen gaan vertellen dat Jezus uit de dood is opgestaan. Het moet iemand zijn die al bij ons hoorde toen de Heer Jezus nog bij ons was. Hij moet aldoor met ons zijn meegegaan, vanaf de dag dat Jezus door Johannes werd gedoopt, tot de dag dat Jezus naar de hemel ging." Ze stelden twee mannen voor: Jozef Barsabbas, die ook Justus genoemd werd, en Mattias. Ze baden: "Heer, U kent alle harten. Wilt U aanwijzen wie van deze twee U heeft uitgekozen. Dan zal hij Judas' plaats innemen en zijn taak overnemen. Want Judas is er niet meer bij. Hij is gegaan naar de plaats waar hij hoort." Ze lieten de mannen loten en zo werd Mattias aangewezen. Vanaf dat moment hoorde hij bij de andere elf apostelen.
Handelingen 1:20-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Want er staat geschreven in het boek der Psalmen: Zijn plaats worde woest en er zij niemand, die erop woont, en: Een ander neme het opzicht, dat hij had. Er moet dan van de mannen, die zich bij ons hebben aangesloten in al de tijd, dat de Here Jezus bij ons in- en uitgegaan is, te beginnen met de doop van Johannes tot de dag, dat Hij van ons werd opgenomen, één van hen met ons getuige worden van zijn opstanding. En zij stelden er twee voor: Jozef, genaamd Barsabbas, die de bijnaam Justus had, en Mattias. En zij baden en zeiden: Wijs Gij, Here, die aller harten kent, die ene aan, die Gij van deze twee hebt uitgekozen, om de plaats van deze dienst en dit apostelschap in te nemen, waarvan Judas vervallen is om naar zijn eigen plaats te gaan. En zij lieten hen loten en het lot viel op Mattias en hij werd gekozen verklaard bij de elf apostelen.