2 Koningen 4:8-17

2 Koningen 4:8-17 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Het geschiedde ook op een dag, als Elisa naar Sunem doortrok, dat aldaar een grote vrouw was, dewelke hem aanhield om brood te eten. Voorts geschiedde het, zo dikwijls hij doortrok, week hij daarin, om brood te eten. En zij zeide tot haar man: Zie nu, ik heb gemerkt, dat deze man Gods heilig is, die bij ons altoos doortrekt. Laat ons toch een kleine opperkamer van een wand maken, en laat ons daar voor hem zetten een bed, en tafel, en stoel, en kandelaar; zo zal het geschieden, wanneer hij tot ons komt, dat hij daar inwijke. En het geschiedde op een dag, dat hij daar kwam; en hij week in die opperkamer, en legde zich daar neder. Toen zeide hij tot zijn jongen Gehazi: Roep deze Sunamietische. En als hij ze geroepen had, stond zij voor zijn aangezicht. (Want hij had hem gezegd: Zeg nu tot haar: Zie, gij zijt zorgvuldig voor ons geweest, met al deze zorgvuldigheid; wat is er voor u te doen? Is er iets om voor u te spreken tot den koning, of tot den krijgsoverste? En zij had gezegd: Ik woon in het midden mijns volks. Toen had hij gezegd: Wat is er dan voor haar te doen? En Gehazi had gezegd: Zij heeft toch geen zoon, en haar man is oud. Daarom had hij gezegd: Roep haar. En als hij ze geroepen had, stond zij in de deur.) En hij zeide: Op dezen gezetten tijd, omtrent dezen tijd des levens zult gij een zoon omhelzen. En zij zeide: Neen, mijn heer, gij, man Gods, lieg tegen uw dienstmaagd niet. En de vrouw werd zwanger, en baarde een zoon op dien gezette tijd, omtrent den tijd des levens, dien Elisa tot haar gesproken had.

2 Koningen 4:8-17 Herziene Statenvertaling (HSV)

Het gebeurde op een dag dat Elisa langs Sunem kwam, dat daar een vrouw van aanzien was, die er bij hem op aandrong de maaltijd te komen gebruiken. Zo dikwijls als hij daar langskwam, gebeurde het dat hij daarheen uitweek om er de maaltijd te gebruiken. En zij zei tegen haar man: Zie toch, ik heb gemerkt dat deze man Gods, die steeds bij ons langskomt, heilig is. Laten wij toch een klein bovenvertrek van steen maken en daar een bed, een tafel, een stoel en een kandelaar voor hem neerzetten; komt hij dan bij ons, dan kan hij zich daar terugtrekken. En het gebeurde op een dag, dat hij daar kwam, zich terugtrok in dat bovenvertrek en daar ging liggen. Toen zei hij tegen zijn knecht Gehazi: Roep deze vrouw uit Sunem. En toen hij haar geroepen had, ging zij voor hem staan. Hij had namelijk tegen hem gezegd: Zeg nu tegen haar: Zie, u hebt heel veel zorg aan ons besteed, wat kan men voor u doen? Kan ik voor u tot de koning spreken of tot de bevelhebber van het leger? Maar zij had gezegd: Ik woon te midden van mijn volk. Toen had hij gezegd: Wat kan men dan voor haar doen? En Gehazi had gezegd: Zij heeft helaas geen zoon, en haar man is oud. Daarom had hij gezegd: Roep haar. En toen hij haar geroepen had, ging zij in de deuropening staan. Hij zei: Op de vastgestelde tijd, over een jaar, zult u een zoon omhelzen. Maar zij zei: Nee, mijn heer, man Gods, lieg niet tegen uw dienares. Maar de vrouw werd zwanger en baarde een jaar later een zoon, op de vastgestelde tijd, waarvan Elisa tot haar gesproken had.

2 Koningen 4:8-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Op zekere dag begaf Elisa zich naar Sunem. Daar woonde een welgestelde vrouw, die bij hem aandrong, dat hij zou blijven eten. En zo vaak hij op zijn doorreis daar kwam, ging hij erheen om te eten. En zij zeide tot haar man: Zie toch, ik weet, dat het een heilige man Gods is, die altijd bij ons aankomt. Laat ons dan nu een kleine gemetselde bovenkamer maken, en daar voor hem een bed, een tafel, een stoel en een kandelaar plaatsen, opdat hij, wanneer hij bij ons komt, daar zijn intrek kan nemen. Op zekere dag kwam hij daar; hij nam zijn intrek in de bovenkamer en legde zich daar te ruste. Vervolgens zeide hij tot zijn knecht Gechazi: Roep deze Sunamitische. Toen hij haar geroepen had, bleef zij voor hem staan. En hij zeide tot Gechazi: Zeg tot haar: zie, gij hebt u voor ons al deze moeite getroost; wat kan er nu voor u gedaan worden? Is er iets waarover ik voor u tot de koning of tot de legeroverste kan spreken? Maar zij antwoordde: Ik woon te midden van mijn familie. En Elisa zeide: Maar wat kan er dan voor haar gedaan worden? Gechazi zeide: Zij heeft helaas geen zoon, en haar man is oud. Daarop zeide hij: Roep haar. En hij riep haar en zij kwam in de ingang staan. Toen zeide hij: Op deze zelfde tijd over een jaar zult gij een zoon omhelzen. Maar zij zeide: Och neen, mijn heer, gij man Gods, spiegel uw dienstmaagd niets voor. En de vrouw werd zwanger en baarde een zoon op dezelfde tijd een jaar later, zoals Elisa tot haar gesproken had.

2 Koningen 4:8-17 Het Boek (HTB)

Elisa vertrok op een goede dag naar Sunem. Een vooraanstaande vrouw uit de stad nodigde hem uit bij haar te komen eten en voortaan onderbrak hij, elke keer dat hij voorbijkwam, zijn reis om bij haar te eten. Zij zei tegen haar man: ‘Ik weet zeker dat de man die hier zo af en toe eens aankomt, een heilige man van God is. Laten wij op zolder een klein kamertje voor hem maken. Wij kunnen er een bed, een tafel, een stoel en een kandelaar zetten, dan heeft hij een plaats om te overnachten als hij weer komt.’ Op een keer rustte hij uit op de kamer en zei tegen zijn dienaar Gehazi: ‘Zeg tegen de vrouw dat ik haar wil spreken.’ Toen zij kwam, zei hij tegen Gehazi: ‘Vertel haar dat wij haar vriendelijkheid erg op prijs stellen. Vraag haar of wij misschien iets voor haar kunnen doen. Wil zij dat ik een goed woordje voor haar doe bij de koning of de bevelhebber van het leger?’ ‘Nee,’ antwoordde zij, ‘ik leef hier onder de mensen en ben volkomen tevreden.’ ‘Wat kunnen wij voor deze vrouw doen?’ vroeg hij naderhand aan Gehazi. Die opperde: ‘Zij heeft geen zoon en haar man is al behoorlijk oud.’ ‘Roep haar nog eens bij mij,’ droeg Elisa hem op. Zij kwam en bleef in de deuropening staan, terwijl hij tegen haar zei: ‘Volgend jaar om deze tijd zult u een zoon hebben.’ ‘Och, man van God,’ riep zij, ‘maak mij toch niets wijs!’ Maar het was waar: de vrouw werd al spoedig zwanger en bracht het volgende jaar een jongetje ter wereld, precies zoals Elisa had voorzegd.

2 Koningen 4:8-17 BasisBijbel (BB)

Op een dag ging Elisa naar Sunem. Daar woonde een rijke vrouw. Ze vroeg hem om bij haar en haar man te blijven eten. En elke keer als Elisa op reis in de buurt kwam, ging hij bij hen eten. De vrouw zei tegen haar man: "Ik weet dat de man die altijd bij ons komt een profeet is. Laten we op ons huis een kleine kamer bouwen. Dan zetten we daar voor hem een bed, een tafel, een stoel en een olielamp neer. Als hij dan bij ons komt, kan hij die kamer gebruiken." Op een dag kwam Elisa bij hen. Hij ging uitrusten in de kamer op het dak. Toen zei hij tegen zijn dienaar Gehazi: "Ga de vrouw roepen." Ze kwam en bleef voor hem staan. Elisa had tegen Gehazi gezegd: "Ga haar vragen of ik iets voor haar kan doen. Ik wil haar bedanken voor alles wat ze voor ons heeft gedaan. Vraag haar of er iets is wat ik voor haar aan de koning of aan de aanvoerder van het leger kan vragen." Maar de vrouw had Gehazi geantwoord: "Ik ben helemaal tevreden, zo bij mijn familie." Toen had Elisa Gehazi gevraagd: "Maar wat kan ik dan voor haar doen?" Gehazi had geantwoord: "Ze heeft geen zoon, en haar man is al oud." Toen had Elisa tegen Gehazi gezegd de vrouw te gaan roepen. Ze was gekomen en zo stond ze nu daar bij zijn deur. Elisa zei tegen haar: "Over precies een jaar zul je een zoon hebben." Ze antwoordde: "Nee, heer, lieg alstublieft niet tegen me!" Maar ze raakte in verwachting en kreeg een zoon, precies een jaar nadat Elisa het tegen haar had gezegd.