2 Koningen 25:5-12
2 Koningen 25:5-12 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Doch het heir der Chaldeën jaagde den koning na, en zij achterhaalden hem in de vlakke velden van Jericho, en al zijn heir werd van bij hem verstrooid. Zij dan grepen den koning, en voerden hem opwaarts tot den koning van Babel, naar Ribla; en zij spraken een oordeel tegen hem. En zij slachtten de zonen van Zedekia voor zijn ogen, en men verblindde Zedekia’s ogen, en zij bonden hem met twee koperen ketenen, en voerden hem naar Babel. Daarna in de vijfde maand, op den zevenden der maand (dit was het negentiende jaar van Nebukadnezar, den koning van Babel) kwam Nebuzaradan, de overste der trawanten, de knecht des konings van Babel, te Jeruzalem. En hij verbrandde het huis des HEEREN, en het huis des konings, mitsgaders alle huizen van Jeruzalem; en alle huizen der groten verbrandde hij met vuur. En het ganse heir der Chaldeën, dat met den overste der trawanten was, brak de muren van Jeruzalem rondom af. Het overige nu des volks, die in de stad overgelaten waren, en de afvalligen, die tot den koning van Babel gevallen waren, en het overige der menigte, voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk weg. Maar van de armsten des lands liet de overste der trawanten enigen overig tot wijngaardeniers en tot akkerlieden.
2 Koningen 25:5-12 Herziene Statenvertaling (HSV)
Maar het leger van de Chaldeeën achtervolgde de koning en zij haalden hem in op de vlakten van Jericho. Heel zijn leger werd van hem gescheiden en verspreid. Toen grepen zij de koning en brachten hem naar de koning van Babel, naar Ribla. En zij spraken het vonnis over hem uit. Zij slachtten de zonen van Zedekia voor diens ogen af. Verder maakte men de ogen van Zedekia blind en men bond hem met twee bronzen ketenen en bracht hem naar Babel. Daarna, in de vijfde maand, op de zevende van de maand – dit jaar was het negentiende regeringsjaar van Nebukadnezar, de koning van Babel – kwam Nebuzaradan, de bevelhebber van de lijfwacht, de dienaar van de koning van Babel, in Jeruzalem. Hij verbrandde het huis van de HEERE, het huis van de koning en alle huizen van Jeruzalem. Ja, alle huizen van de aanzienlijken verbrandde hij met vuur. Het hele leger van de Chaldeeën dat de bevelhebber van de lijfwacht bij zich had, brak de muren rondom Jeruzalem af. De rest van het volk dat in de stad was overgebleven, de overlopers die naar de koning van Babel waren overgelopen, en de rest van de menigte voerde Nebuzaradan, de bevelhebber van de lijfwacht, in ballingschap. Maar enkelen van de armsten van het land liet de bevelhebber van de lijfwacht als wijnbouwers en akkerbouwers achter.
2 Koningen 25:5-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Maar het leger der Chaldeeën zette de koning na en achterhaalde hem in de vlakte van Jericho; zijn gehele leger werd van hem gescheiden en verstrooid. Zij grepen de koning, brachten hem naar de koning van Babel te Ribla, en men velde vonnis over hem: de zonen van Sedekia bracht men voor diens ogen ter dood; en hij liet de ogen van Sedekia verblinden en hem met twee koperen ketenen binden; en men bracht hem naar Babel. Daarna, in de vijfde maand, op de zevende van de maand – dat was het negentiende jaar van koning Nebukadnessar, de koning van Babel – kwam Nebuzaradan, de bevelhebber van de lijfwacht, de dienaar van de koning van Babel, te Jeruzalem, en verbrandde het huis des HEREN en het koninklijk paleis; alle huizen in Jeruzalem, althans alle huizen der aanzienlijken, verbrandde hij met vuur. En het leger der Chaldeeën, dat met de bevelhebber van de lijfwacht was, haalde gezamenlijk de muren rondom Jeruzalem neer. De rest van het volk, die in de stad nog was overgebleven, en de overlopers die naar de koning van Babel overgelopen waren – de rest van de menigte voerde Nebuzaradan, de bevelhebber van de lijfwacht, in ballingschap. Slechts enige van de armen van het land liet de bevelhebber van de lijfwacht achterblijven als wijngaardeniers en als landbouwers.
2 Koningen 25:4-12 Het Boek (HTB)
In de nacht van de negende dag van de vierde maand maakten de belegeraars een gat in de stadsmuur. Toen de koning en zijn soldaten dat zagen, vluchtten zij de vlakte op door een poort tussen de dubbele muren bij de tuin van de koning. De Babyloniërs zetten de achtervolging in en kregen hem op de vlakten van Jericho te pakken. Daar werden zijn troepen volledig uit elkaar geslagen. Hij werd naar Ribla gebracht, waar de koning van Babel hem verhoorde en daarna veroordeelde. Hij werd gedwongen toe te kijken hoe zijn zonen voor zijn ogen werden afgeslacht, daarna werden zijn ogen uitgestoken, kreeg hij koperen boeien om en werd weggevoerd naar Babel. Nebuzaradan, het hoofd van de koninklijke lijfwacht, kwam op de zevende dag van de vijfde maand van het negentiende regeringsjaar van koning Nebukadnezar vanuit Babel in Jeruzalem aan. Hij brandde de tempel plat, evenals het koninklijk paleis en alle andere huizen die nog iets betekenden. Daarna zorgde hij ervoor dat het Babylonische leger de stadsmuren van Jeruzalem met de grond gelijkmaakte. De overgebleven inwoners van de stad en de Joodse overlopers, die de koning van Babel trouw hadden gezworen, werden als ballingen naar Babel meegevoerd. De allerarmsten werden echter achtergelaten om nog voor de wijngaarden en akkers te zorgen.
2 Koningen 25:5-12 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Het leger van de Babyloniërs dat rond de stad lag, zette de achtervolging in. Bij de vlakte van Jericho haalden ze koning Zedekia in. Zijn leger werd verjaagd. De koning werd gegrepen en naar de koning van Babel in Ribla gebracht. Daar werd hij gestraft voor zijn opstand: zijn zonen werden voor zijn ogen gedood. Daarna werd hij blind gemaakt en met koperen kettingen geboeid. Zo werd hij naar Babel gebracht. Op de zevende dag van de vijfde maand (toen Nebukadnezar 19 jaar koning van Babel was) kwam Nebuzaradan naar Jeruzalem. Hij was de aanvoerder van de paleiswacht van de koning. Hij stak de tempel van de Heer, het koninklijk paleis en de huizen van de rijke mensen in brand. Hij liet zijn leger de muren van Jeruzalem afbreken. Alle mensen die nog in de stad waren overgebleven nam hij mee naar Babel. Ook de mensen die naar de koning van Babel waren overgelopen nam hij mee. Hij liet alleen de arme mensen achter. Zij moesten voor de wijngaarden en akkers zorgen.