2 Koningen 13:1-19

2 Koningen 13:1-19 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

In het drie en twintigste jaar van Joas, den zoon van Ahazia, den koning van Juda, werd Joahaz, de zoon van Jehu, koning over Israël, te Samaria, en regeerde zeventien jaren. En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; want hij wandelde na de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israël zondigen deed; hij week daarvan niet af. Daarom ontstak des HEEREN toorn tegen Israël; en Hij gaf hen in de hand van Hazaël, den koning van Syrië, en in de hand van Benhadad, den zoon van Hazaël, al die dagen. Doch Joahaz bad des HEEREN aangezicht ernstelijk aan; en de HEERE verhoorde hem; want Hij zag de verdrukking van Israël, dat de koning van Syrië hen verdrukte. (Zo gaf de HEERE Israël een verlosser, dat zij van onder de hand der Syriërs uitkwamen; en de kinderen Israëls woonden in hun tenten, als te voren. Nochtans weken zij niet af van de zonden van het huis van Jerobeam, die Israël zondigen deed; maar hij wandelde daarin; en het bos bleef ook staan te Samaria.) Want hij had Joahaz geen volk laten overblijven dan vijftig ruiteren en tien wagenen, en tien duizend voetvolks; want de koning van Syrië had hen omgebracht, en had hen dorsende gemaakt als stof. Het overige nu der geschiedenissen van Joahaz, en al wat hij gedaan heeft, en zijn macht, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël? En Joahaz ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem te Samaria; en Joas, zijn zoon, regeerde in zijn plaats. In het zeven en dertigste jaar van Joas, den koning van Juda, werd Joas, de zoon van Joahaz, koning over Israël, te Samaria, en regeerde zestien jaren. En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet af van al de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israël zondigen deed, maar hij wandelde daarin. Het overige nu der geschiedenissen van Joas, en al wat hij gedaan heeft, en zijn macht, waarmede hij gestreden heeft tegen Amazia, den koning van Juda, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël? En Joas ontsliep met zijn vaderen, en Jerobeam zat op zijn troon. En Joas werd begraven te Samaria, bij de koningen van Israël. Elisa nu was krank geweest van zijn krankheid, van dewelke hij stierf; en Joas, de koning van Israël, was tot hem afgekomen, en had geweend over zijn aangezicht, en gezegd: Mijn vader, mijn vader, wagen Israëls en zijn ruiteren! En Elisa zeide tot hem: Neem een boog en pijlen. En hij nam tot zich een boog en pijlen. En hij zeide tot den koning van Israël: Leg uw hand aan den boog, en hij legde zijn hand daaraan; en Elisa legde zijn handen op des konings handen. En hij zeide: Doe het venster open tegen het oosten. En hij deed het open. Toen zeide Elisa: Schiet. En hij schoot. En hij zeide: Het is een pijl der verlossing des HEEREN, en een pijl der verlossing tegen de Syriërs; want gij zult de Syriërs slaan in Afek, tot verdoens toe. Daarna zeide hij: Neem de pijlen. En hij nam ze. Toen zeide hij tot den koning van Israël: Sla tegen de aarde. En hij sloeg driemaal; daarna stond hij stil. Toen werd de man Gods zeer toornig op hem, en zeide: Gij zoudt vijf- of zesmaal geslagen hebben; dan zoudt gij de Syriërs tot verdoens toe geslagen hebben; doch nu zult gij de Syriërs driemaal slaan.

2 Koningen 13:1-19 Herziene Statenvertaling (HSV)

In het drieëntwintigste jaar van Joas, de zoon van Ahazia, de koning van Juda, werd Joahaz, de zoon van Jehu, koning over Israël in Samaria en hij regeerde zeventien jaar. Hij deed wat slecht was in de ogen van de HEERE, want hij volgde de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël deed zondigen; hij week daarvan niet af. Daarom ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Israël, en Hij gaf hen al die dagen in de hand van Hazaël, de koning van Syrië, en in de hand van Benhadad, de zoon van Hazaël. Maar Joahaz trachtte het aangezicht van de HEERE gunstig te stemmen, en de HEERE verhoorde hem, want Hij zag de onderdrukking van Israël, dat de koning van Syrië hen onderdrukte. En de HEERE gaf Israël een verlosser, zodat zij van onder de hand van de Syriërs uitkwamen; en de Israëlieten woonden als voorheen in hun tenten. Toch weken zij niet af van de zonden van het huis van Jerobeam, die Israël deed zondigen, maar zij gingen daarin voort; ook bleef de gewijde paal in Samaria staan. Voorzeker, hij had voor Joahaz niet meer volk laten overblijven dan vijftig ruiters met tien strijdwagens en tienduizend man voetvolk; want de koning van Syrië had hen omgebracht en gemaakt als stof bij het dorsen. Het overige nu van de geschiedenis van Joahaz, alles wat hij gedaan heeft en zijn macht, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Israël? Joahaz ging te ruste bij zijn vaderen en zij begroeven hem in Samaria, en Joas, zijn zoon, werd koning in zijn plaats. In het zevenendertigste jaar van Joas, de koning van Juda, werd Joas, de zoon van Joahaz, koning over Israël, in Samaria, en hij regeerde zestien jaar. Hij deed wat slecht was in de ogen van de HEERE: hij week niet af van al de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël deed zondigen, maar hij ging daarin voort. Het overige nu van de geschiedenis van Joas, alles wat hij gedaan heeft, en zijn macht waarmee hij gestreden heeft tegen Amazia, de koning van Juda, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Israël? En Joas ging te ruste bij zijn vaderen, en Jerobeam zat op zijn troon. Joas werd begraven in Samaria, bij de koningen van Israël. Elisa was ziek geworden; het was de ziekte waaraan hij zou sterven. Joas, de koning van Israël, kwam bij hem en huilde om hem. Hij zei: Mijn vader, mijn vader, wagen van Israël en zijn ruiters! En Elisa zei tegen hem: Neem een boog en pijlen, en hij bracht hem een boog en pijlen. Hij zei tegen de koning van Israël: Leg uw hand aan de boog. Toen legde hij zijn hand daaraan, en Elisa legde zijn handen op de handen van de koning. En hij zei: Doe het venster naar het oosten open. En hij deed het open. Toen zei Elisa: Schiet! En hij schoot. Hij zei: Het is een pijl van verlossing door de HEERE, en een pijl van verlossing van de Syriërs, want u zult de Syriërs in Afek verslaan, tot vernietiging toe. Daarna zei hij: Neem de pijlen. En hij nam ze. Toen zei hij tegen de koning van Israël: Sla op de grond. En hij sloeg driemaal en hield toen op. Toen werd de man Gods heel kwaad op hem en zei: U had vijf- of zesmaal moeten slaan; dan zou u de Syriërs tot vernietiging toe verslagen hebben. Maar nu zult u de Syriërs slechts driemaal verslaan.

2 Koningen 13:1-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

In het drieëntwintigste jaar van Joas, de zoon van Achazja, de koning van Juda, werd Joachaz, de zoon van Jehu, koning over Israël te Samaria; hij regeerde zeventien jaar. Hij deed wat kwaad is in de ogen des HEREN en volgde de zonden na, die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israël had doen bedrijven; daarvan week hij niet af. Daarom ontbrandde de toorn des HEREN tegen Israël, en Hij gaf hen in de macht van Hazaël, de koning van Aram, en in de macht van Benhadad, de zoon van Hazaël, al die tijd. Maar Joachaz zocht de gunst van de HERE, en de HERE hoorde naar hem, want Hij had gezien hoe zwaar de koning van Aram Israël verdrukte. En de HERE gaf aan Israël een verlosser, zodat zij onder de overheersing van Aram uit kwamen en de Israëlieten in hun tenten konden wonen zoals tevoren. Toch weken zij niet af van de zonden van het huis van Jerobeam, die hij Israël had doen bedrijven; daarmee gingen zij voort. Ook bleef te Samaria de gewijde paal staan. Waarlijk, hij had aan Joachaz geen krijgsvolk overgelaten dan vijftig ruiters, tien strijdwagens en tienduizend man voetvolk; want de koning van Aram had hen te gronde gericht en hen gemaakt als stof bij het dorsen. Het overige van de geschiedenis van Joachaz en alles wat hij gedaan heeft en zijn dappere daden, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël? Joachaz ging bij zijn vaderen te ruste en men begroef hem in Samaria; zijn zoon Joas werd koning in zijn plaats. In het zevenendertigste jaar van Joas, de koning van Juda, werd Joas, de zoon van Joachaz, koning over Israël te Samaria; hij regeerde zestien jaar. Hij deed wat kwaad is in de ogen des HEREN; hij week niet af van al de zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israël had doen bedrijven; daarmee ging hij voort. Het overige van de geschiedenis van Joas en alles wat hij gedaan heeft en zijn dappere daden, hoe hij gestreden heeft tegen Amasja, de koning van Juda, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël? Nadat Joas bij zijn vaderen te ruste gegaan was, zette Jerobeam zich op de troon. Joas werd begraven in Samaria bij de koningen van Israël. Elisa lag ziek aan de ziekte, waaraan hij zou sterven. Joas, de koning van Israël, kwam tot hem en weende over hem en zeide: Mijn vader, mijn vader! Wagens en ruiters van Israël! Elisa zeide tot hem: Haal boog en pijlen. En toen hij voor hem boog en pijlen gehaald had, zeide hij tot de koning van Israël: Leg uw hand aan de boog. En hij legde er zijn hand aan. Toen legde Elisa zijn handen op die van de koning. Daarna beval hij: Open het venster naar het oosten. En toen hij het geopend had, zeide Elisa: Schiet. En hij schoot. Toen zeide hij: Een pijl der overwinning van de HERE, ja, een pijl der overwinning op Aram. Gij zult Aram bij Afek tot vernietiging toe verslaan. Daarna zeide hij: Neem de pijlen. Toen hij ze genomen had, zeide hij tot de koning van Israël: Sla op de grond. Hij sloeg driemaal en hield toen op. En de man Gods werd toornig op hem en zeide: Gij hadt vijf- of zesmaal moeten slaan, dan hadt gij Aram verslagen tot vernietiging toe. Maar nu zult gij Aram driemaal verslaan.

2 Koningen 13:1-19 Het Boek (HTB)

Koning Joahaz, de zoon van Jehu, begon zijn zeventien jaar durend bewind over Israël in het drieëntwintigste regeringsjaar van koning Joas van Juda. Hij was echter een slechte koning en volgde het voorbeeld van Jerobeam, die heel Israël in de zonde had meegesleept. Daarom kwam de toorn van de HERE over Israël en Hij stond toe dat koning Hazaël van Syrië en diens zoon Benhadad voortdurend overwinningen op Israël behaalden. Maar Joahaz bad om hulp van de HERE en de HERE luisterde naar hem. Hij zag namelijk heel goed hoe erg Israël te lijden had onder de voortdurende aanvallen van de koning van Syrië. De HERE gaf Israël een bevrijder die het volk zou redden van de tirannie van de Syriërs. Daarna konden de Israëlieten weer een rustig en veilig bestaan leiden, zoals dat ook in vroeger dagen was geweest. Maar voorlopig gingen zij door met zondigen, in navolging van de goddeloze Jerobeam. Zij bleven ook de godin Astarte in Samaria aanbidden. Ten slotte dunde de HERE Joahazʼ leger uit tot hij nog maar vijftig ruiters, tien strijdwagens en tienduizend man voetvolk over had. De rest was door de koning van Syrië vernietigd alsof het stof onder zijn voeten was. De rest van de geschiedenis van koning Joahaz is beschreven in de Kronieken van de koningen van Israël. Na zijn dood werd Joahaz in Samaria begraven en zijn zoon Joas regeerde daarna zestien jaar vanuit Samaria. Hij besteeg de troon in het zevenendertigste regeringsjaar van koning Joas van Juda. Maar ook hij was een goddeloze koning, want evenals Jerobeam moedigde hij zijn onderdanen aan de afgoden te aanbidden en gaf hij zijn volk een slecht voorbeeld. De overige gegevens over de regering van Joas, inclusief zijn oorlogen tegen koning Amazia van Juda, staan beschreven in de Kronieken van de koningen van Israël. Joas stierf en werd in Samaria bij de andere koningen van Israël begraven. Jerobeam de Tweede werd de nieuwe koning. De profeet Elisa kreeg een dodelijke ziekte en koning Joas bracht hem een bezoek. De koning kon zijn tranen niet bedwingen en zei treurig: ‘Mijn vader, mijn vader! De Wagens en Ruiters van Israël! U bent de steun en toeverlaat van Israël.’ Elisa zei tegen hem: ‘Pak een boog en een paar pijlen.’ Joas deed dat en Elisa zei: ‘Open dat oostelijke raam.’ Daarna zei hij de koning de boog te spannen en hij legde zijn eigen handen op de handen van de koning. ‘Schiet!’ beval Elisa en de koning liet de pees van de boog los. Toen zei Elisa: ‘Dit is een pijl van verlossing door de HERE, een pijl van overwinning op Syrië. U zult de Syriërs bij Afek namelijk volledig verslaan. Pak nu die andere pijlen en sla ermee op de vloer.’ De koning pakte ze op en sloeg er driemaal mee op de vloer. De profeet werd boos op hem. ‘U had vijf- of zesmaal op de vloer moeten slaan,’ riep hij, ‘want dan had u Syrië echt vernietigend verslagen, nu zult u slechts driemaal de overwinning behalen!’

2 Koningen 13:1-19 BasisBijbel (BB)

Toen Joas, de zoon van Ahazia, 23 jaar koning van Juda was, werd Joahaz, de zoon van Jehu, koning van Israël. Hij regeerde 17 jaar in Samaria. Hij leefde niet zoals de Heer het wil. Hij deed dezelfde slechte dingen als vroeger koning Jerobeam, de zoon van Nebat, had gedaan. Hij ging daar gewoon mee door. En door zijn schuld deed Israël dezelfde slechte dingen als hij. Daarom werd God kwaad op Israël. Hij gaf hen in de macht van koning Hazaël van Aram. En later in de macht van de zoon van Hazaël: koning Benhadad. Maar na enige tijd kreeg koning Joahaz echt spijt en wilde hij de Heer weer gehoorzaam zijn. De Heer luisterde naar zijn gebed. Want Hij had gezien hoe wreed de koning van Aram voor Israël was. Daarom gaf de Heer aan Israël een redder. Hij redde hen uit de macht van de koning van Aram en de Israëlieten konden weer rustig wonen. Toch bleven ze dezelfde slechte dingen doen die vroeger koning Jerobeam en zijn familie hadden gedaan. Ze gingen daar gewoon mee door. Ook bleef in Samaria de heilige paal staan. De koning van Aram had ervoor gezorgd dat Joahaz nog maar een klein leger had: 50 ruiters, 10 strijdwagens en 10.000 mannen te voet. De rest van het leger had hij gedood. Hij had hen totaal vernietigd. De rest van wat Joahaz allemaal heeft gedaan, met al zijn dappere daden, staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Israël. Joahaz stierf en werd begraven in Samaria. Zijn zoon Joas werd na hem koning van Israël. Toen Joas 37 jaar koning van Juda was, werd Joas, de zoon van Joahaz, koning van Israël in Samaria. Hij regeerde 16 jaar. Hij leefde niet zoals de Heer het wil, maar deed dezelfde slechte dingen als vroeger koning Jerobeam, de zoon van Nebat, had gedaan. Hij ging daar gewoon mee door. En door zijn schuld deed Israël dezelfde slechte dingen als hij. De rest van wat koning Joas allemaal heeft gedaan, met al zijn dappere daden, en hoe hij gevochten heeft tegen koning Amazia van Juda, staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Israël. Toen Joas stierf, werd Jerobeam koning van Israël. Joas werd begraven in Samaria bij de andere koningen van Israël. De profeet Elisa was heel erg ziek geworden en zou sterven. Koning Joas van Israël kwam naar hem toe. Hij huilde en zei: "Mijn vader, mijn vader! Israël kan niet zonder u!" Elisa zei tegen hem: "Haal een boog en pijlen." Joas kwam terug met een boog en pijlen. Elisa zei tegen hem: "Leg een pijl op de boog." Toen legde Elisa zijn handen op de handen van de koning en zei: "Doe het raam open dat op het oosten uitkijkt." Toen de koning het raam had opengedaan, zei Elisa: "Schiet!" De koning schoot. Elisa zei: "Dat was een pijl van de overwinning van de Heer. U zal de koning van Aram in Afek overwinnen en vernietigen." Daarna zei hij: "Pak de pijlen." Toen de koning ze in zijn hand had, zei hij tegen de koning: "Sla ermee op de grond." De koning sloeg er drie keer mee op de grond en hield toen op. De profeet werd kwaad en zei: "U had er vijf of zes keer mee moeten slaan! Dan zou u Aram verslagen hebben tot het helemaal vernietigd was. Maar nu zult u Aram maar drie keer verslaan."