2 Korinthiërs 4:3-7
2 Korinthiërs 4:3-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Indien dan nog ons evangelie bedekt is, is het bedekt bij hen, die verloren gaan, ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is. Want wij prediken niet onszelf, maar Christus Jezus als Here, en onszelf als uw dienaren om Jezus’ wil. Want de God, die gesproken heeft: Licht schijne uit het duister, heeft het doen schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus. Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, zodat de kracht, die alles te boven gaat, van God is en niet van ons
2 Korinthiërs 4:3-7 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Doch indien ook ons Evangelie bedekt is, zo is het bedekt in degenen, die verloren gaan; In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is. Want wij prediken niet onszelven, maar Christus Jezus, den Heere; en onszelven, dat wij uw dienaars zijn om Jezus’ wil. Want God, Die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene, Die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus. Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij van God, en niet uit ons
2 Korinthiërs 4:3-7 Herziene Statenvertaling (HSV)
Maar in het geval dat ons Evangelie nog bedekt is, dan is het bedekt in hen die verloren gaan. Van hen, de ongelovigen, geldt dat de god van deze eeuw hun gedachten heeft verblind, opdat de verlichting met het Evangelie van de heerlijkheid van Christus, Die het beeld van God is, hen niet zou bestralen. Want wij prediken niet onszelf, maar Christus Jezus als Heere, en onszelf als uw dienstknechten om Jezus' wil. Want God, Die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is ook Degene Die in onze harten geschenen heeft tot verlichting met de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus. Maar wij hebben deze schat in aarden kruiken, opdat de allesovertreffende kracht van God zou zijn en niet uit ons.
2 Korinthiërs 4:3-7 Het Boek (HTB)
Als het goede nieuws dat wij bekendmaken, voor iemand verborgen is, is het verborgen voor hen die op weg zijn naar de eeuwige dood. De god van deze wereld, de duivel, heeft hen verblind, zodat zij het goede nieuws niet geloven. Zij zien het stralende licht van Christus niet, die het beeld van God is. Wij maken niet onszelf bekend, maar de Here Jezus Christus. Van onszelf zeggen we alleen dat wij u willen dienen ter wille van Jezus. Want God, die gezegd heeft: ‘Laat er licht in de duisternis zijn,’ heeft in de duisternis van onze harten geschenen en ons doen inzien dat zijn heerlijke glans van Jezus Christus afstraalt. Maar deze kostbare schat hebben wij in kwetsbaar aardewerk, ons lichaam. Iedereen kan zien dat de buitengewone kracht in ons niet van onszelf is, maar van God.
2 Korinthiërs 4:3-7 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Toch zijn er altijd mensen bij wie er dan een 'doek' over hun hart blijft liggen. Daardoor kunnen ze het goede nieuws niet begrijpen. Maar dat gebeurt alleen bij de mensen die verloren gaan. Dat zijn de ongelovige mensen. Zij zijn door de god van deze wereld blind gemaakt in hun denken. Daardoor kunnen ze het licht niet zien van het goede nieuws van Christus. Terwijl juist aan Christus precies te zien is wie God is. Hij is de afbeelding van God. We vertellen de mensen niet dat wij zélf belangrijk zijn. Nee, we vertellen hun dat Jezus Christus de Heer is. Wijzelf zijn alleen maar jullie dienaren. Want dat wil Jezus. Want de God die heeft gezegd dat er licht moest gaan schijnen in het donker , heeft het licht in ons hart laten schijnen: we zagen dat in Jezus Christus de macht en majesteit van God te zien is. Dat we dat nu begrijpen is als een kostbare schat. Maar die schat zit in een breekbare kruik [ (= ons lichaam) ]. De kracht [ die in ons is en ] die groter is dan elke andere kracht, is niet onze eigen kracht. Het is Gods kracht in ons.