2 Korinthiërs 10:11-18
2 Korinthiërs 10:11-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Laat, wie zo iets zegt, bedenken, dat wij van dichtbij, als het op daden aankomt, zó zijn, als wij uit de verte door onze brieven spreken. Want wij durven ons niet tellen onder of stellen naast sommigen van hen, die zichzelf aanprijzen. Maar zij meten zich af naar en vergelijken zich met zichzelf, zonder het zelf te begrijpen. Wij daarentegen zullen in ons roemen de perken niet te buiten gaan, maar binnen de perken van de regel, die God ons als beperking gesteld heeft, ook u bereiken. Immers, daar wij niet in de mening verkeren, dat wij u niet kunnen bereiken, overschatten wij onszelf niet, want wij zijn met het evangelie van Christus reeds aan u toe, zonder de perken te buiten te gaan door te roemen op anderer arbeid. Maar wij hebben goede hoop, dat wij, als uw geloof blijft toenemen, onder u, ons houdende aan onze regel, een grote naam zullen krijgen, zodat wij nog verder dan bij u het evangelie zullen mogen brengen, zonder ons te beroemen op hetgeen naar de regel, die aan anderen is gesteld, tot stand was gebracht. Maar wie roemt, roeme in de Here; want niet wie zichzelf aanbeveelt, doch wie van de Here een aanbeveling ontvangt, heeft de proef doorstaan.
2 Korinthiërs 10:11-18 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Dezulke bedenke dit, dat hoedanigen wij zijn in het woord door brieven, als wij afwezig zijn, wij ook zodanigen zijn inderdaad, als wij tegenwoordig zijn. Want wij durven onszelven niet rekenen of vergelijken met sommigen, die zichzelven prijzen; maar deze verstaan niet, dat zij zichzelven met zichzelven meten, en zichzelven met zichzelven vergelijken. Doch wij zullen niet roemen buiten de maat; maar dat wij, naar de maat des regels, welke maat ons God toegedeeld heeft, ook tot u toe zijn gekomen. Want wij strekken onszelven niet te wijd uit, als die tot u niet zouden komen; want wij zijn ook gekomen tot u toe, in het Evangelie van Christus; Niet roemende buiten de maat in anderer lieden arbeid, maar hebbende hoop, als uw geloof zal gewassen zijn, dat wij onder ulieden overvloediglijk zullen vergroot worden naar onzen regel; Om het Evangelie te verkondigen in de plaatsen, die op gene zijde van u gelegen zijn; niet om te roemen in eens anders regel over hetgeen alrede bereid is. Doch wie roemt, die roeme in den Heere. Want niet die zichzelven prijst, maar dien de Heere prijst, die is beproefd.
2 Korinthiërs 10:11-18 Herziene Statenvertaling (HSV)
Laat zo iemand dit bedenken: zoals wij zijn in het spreken door brieven wanneer wij afwezig zijn, zo zijn wij ook in het doen wanneer wij aanwezig zijn. Want wij durven ons niet te rekenen onder, of te vergelijken met sommigen die zichzelf aanbevelen; maar door zichzelf af te meten aan zichzelf, en zichzelf te vergelijken met zichzelf, zijn zij bepaald niet verstandig. Wij echter zullen niet onbegrensd roemen, maar overeenkomstig de grens van wat God ons toebedeeld heeft, om ook u te bereiken. Want wij overschrijden onze grenzen niet, alsof wij u niet hadden mogen bereiken; wij zijn immers bij u gekomen met het Evangelie van Christus. En wij beroemen ons niet onbegrensd op de inspanningen van anderen, maar wij hebben hoop dat, wanneer uw geloof gegroeid zal zijn, ons werkterrein onder u overvloedig uitgebreid zal worden, overeenkomstig wat God ons toegewezen heeft, om het Evangelie te verkondigen in streken die nog verder weg zijn dan de uwe; zonder te roemen over wat reeds tot stand is gebracht in het toegewezen gebied van een ander. Maar wie roemt, laat hij roemen in de Heere. Want niet wie zichzelf aanbeveelt, die is welbeproefd, maar wie door de Heere wordt aanbevolen.
2 Korinthiërs 10:11-18 Het Boek (HTB)
dan kan ik u verzekeren dat ik, wanneer ik bij u ben, precies zo optreed als in mijn brieven! Wij wagen het niet onszelf te vergelijken met die mannen die zichzelf aanbevelen. Hun probleem is dat zij zich alleen maar met elkaar vergelijken en hun waarde afmeten aan hun eigen denkbeelden. Wij overschatten onszelf echter niet, zij wel. Waar het ons om gaat, is beoordeeld te worden naar de maatstaf waarmee God oordeelt en dat geldt ook voor ons optreden naar u toe. Wij gaan beslist niet te ver als wij zeggen gezag over u te hebben. Want wij waren de eersten die u het goede nieuws over Christus hebben gebracht. Wij willen niet de eer van andermans werk voor onszelf opeisen, maar wij hopen dat uw geloof zal groeien en dat wij een groot werk onder u mogen doen, natuurlijk voor zover dat overeenkomt met Gods plannen. Daarna zullen wij het goede nieuws brengen op plaatsen die nog verder weg liggen dan Korinthe, waar nog niemand werkt. Dan zal niemand ons kunnen verwijten dat wij op het werk van een ander voortborduren. Als iemand zich wil beroemen, laat hij zich dan op de Here beroemen. Iemand die zichzelf aanprijst, is niet van waarde. Maar als iemand door de Here geroemd wordt, is dat een bewijs van zijn waarde.
2 Korinthiërs 10:11-18 BasisBijbel (BB)
Maar ze hebben het mis. Ik wil dat ze weten dat ik van dichtbij precies hetzelfde ben als in mijn brieven! We durven onszelf niet te vergelijken met die boodschappers van God die zichzelf zo geweldig vinden. Maar zij hebben niet door, dat ze zich afmeten aan zichzelf. En ze vergelijken zich met elkaar. Ze hebben niet door hoe dom dat is. Maar wij zullen niet te veel over onszelf opscheppen. We zullen ons precies houden aan de grenzen van de taak die God ons heeft gegeven. Een deel van die taak was om ook naar jullie te gaan met het goede nieuws. We dachten dat we jullie met het goede nieuws konden bereiken. En daarin hebben we ons niet vergist. Want we hébben jullie met het goede nieuws van Christus bereikt. En daarmee gingen we niet buiten de grenzen van de taak die God ons had gegeven. Want nog niemand anders had het goede nieuws al eerder bij jullie gebracht. We scheppen dus niet op over werk wat eigenlijk door anderen is gedaan. Als we opscheppen, is dat over werk wat we zélf hebben gedaan. Als jullie geloof blijft groeien, vertrouwen we er op dat we jullie geloof steeds verder zullen kunnen opbouwen. Dat is dan nog steeds binnen de grenzen die God ons voor onze taak heeft gegeven. Daarna kunnen we niet alleen bij jullie, maar ook nog verder weg het goede nieuws brengen. En dan scheppen we nog steeds niet op over werk wat anderen volgens hún opdracht van God daar al hebben gedaan voordat wij daar komen. In de Boeken staat: "Als iemand wil opscheppen, laat hij dan opscheppen over wat de Heer heeft gedaan en niet over zichzelf." Als iemand trots op zichzelf is, betekent dat niets. Het gaat erom dat de Heer trots op je moet kunnen zijn.