2 Korinthiërs 1:8-11
2 Korinthiërs 1:8-11 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Want wij willen niet, broeders, dat gij onwetende zijt van onze verdrukking, die ons in Azië overkomen is, dat wij uitnemend zeer bezwaard zijn geweest boven onze macht, alzo dat wij zeer in twijfel waren, ook van het leven. Ja, wij hadden al zelven in onszelven het vonnis des doods, opdat wij niet op onszelven vertrouwen zouden, maar op God, Die de doden verwekt; Die ons uit zo groten dood verlost heeft, en nog verlost; op Welken wij hopen, dat Hij ons ook nog verlossen zal. Alzo gijlieden ook medearbeidt voor ons door het gebed, opdat over de gave, door vele personen aan ons teweeggebracht ook voor ons dankzegging door velen gedaan worde.
2 Korinthiërs 1:8-11 Herziene Statenvertaling (HSV)
Want wij willen niet, broeders, dat u geen weet hebt van onze verdrukking, die ons in Asia overkomen is: dat wij het uitermate zwaar te verduren hebben gekregen, boven ons vermogen, zodat wij zelfs aan ons leven wanhoopten. Ja, wij hadden voor ons eigen besef het doodvonnis zelf al ontvangen, opdat wij niet op onszelf zouden vertrouwen, maar op God, Die de doden opwekt. Hij heeft ons uit zo'n groot doodsgevaar verlost, en Hij verlost ons nog. Op Hem hebben wij de hoop gevestigd dat Hij ons ook verder verlossen zal, terwijl u ons ook mede te hulp komt door het gebed, opdat door velen dankzegging voor ons gedaan wordt voor de genadegave die door velen tot ons is gekomen.
2 Korinthiërs 1:8-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Want wij willen u niet onkundig laten, broeders, van de verdrukking, die ons in Asia overkomen is: bovenmate en boven vermogen hebben wij een zware last te dragen gehad, zodat wij zelfs aan ons leven wanhoopten; ja, voor eigen besef achtten wij ons als ter dood verwezen, opdat wij niet op onszelf vertrouwen zouden stellen, maar op God, die de doden opwekt. En Hij heeft ons uit zulk een groot doodsgevaar verlost en zal ons verlossen: op Hem hebben wij onze hoop gevestigd, [dat] Hij ons ook verder verlossen zal, terwijl ook gij ons te hulp komt met uw voorbede, opdat uit veler mond voor de genade, ons geschonken, veelvuldig dank gebracht worde voor ons.
2 Korinthiërs 1:8-11 Het Boek (HTB)
Broeders en zusters, ik wil dat u weet wat wij in Asia allemaal hebben doorgemaakt. We zijn er bijna onderdoor gegaan en waren bang het niet te overleven. Wij hadden het gevoel ten dode opgeschreven te zijn en konden er zelf niets tegen doen. Maar dat was goed, want toen hebben wij alles aan God overgegeven. Alleen Hij kon ons nog redden, Hij, die zelfs doden levend maakt. Hij heeft ons inderdaad geholpen en ons leven gered. Ja, wij weten zeker dat Hij dat telkens weer zal doen. Maar u moet ons ook helpen door voor ons te bidden. Als men dan ziet hoe God uw gebeden verhoort, zal Hij lof en dank van vele mensen ontvangen.
2 Korinthiërs 1:8-11 BasisBijbel (BB)
We willen dat jullie weten wat een grote moeilijkheden we in Asia (= Turkije) hebben gehad. Het was bijna niet te verdragen. We gingen er maar van uit dat ons doodvonnis al was getekend. Zo leerden we dat we niet op onze eigen kracht moeten vertrouwen. Nee, we moeten altijd vertrouwen op God, die de doden weer levend maakt. En Hij heeft ons leven gered. En we vertrouwen er op dat Hij ons steeds weer zal redden. Jullie kunnen ons daarbij helpen, door voor ons te bidden. Als veel mensen voor ons bidden, zullen ook veel mensen God prijzen voor alle keren dat Hij ons heeft gered en kracht heeft gegeven.